De conceptie
De vroegste ervaringen vormen ons dieper dan we vaak beseffen.
In deze serie verkennen we hoe prenatale en perinatale invloeden doorwerken in gedrag, relaties en gezondheid.
Elke fase van het vroege begin draagt een stille imprint in ons leven.
Er is een moment dat aan alles voorafgaat. Een onzichtbaar, mysterieus begin waar het leven van ieder mens zijn oorsprong vindt: het samensmelten van een eicel en een zaadcel. Dat moment, de conceptie, wordt in onze cultuur vaak gezien als een puur biologisch feit. Een technisch startpunt. Maar wat als dat eerste moment méér is dan dat? Wat als het een ervaring is? Een innerlijk besef, een aanzet tot bewustzijn? Wat als dáár al iets begint wat je meedraagt tot op de dag van vandaag?
In veel therapeutisch werk wordt gesproken over trauma’s die ontstaan tijdens de kindertijd, of misschien bij de geboorte. Maar steeds vaker blijkt dat sommige ervaringen nog eerder beginnen. Nog vóór woorden. Nog vóór beelden. In een gebied waar we geen herinnering aan hebben, maar dat ons wel gevormd heeft.
De ziel op de drempel
Er zijn mensen die diep in zichzelf teruggaan — door dromen, therapie, regressie of lichaamswerk — en iets gewaarworden van dat eerste begin. Geen filmbeelden of duidelijke gedachten, maar eerder een toestand: warmte of kou, welkom of afwijzing, een geladenheid in het lichaam, een zielsverlangen.
De conceptie kan worden beleefd als een intiem en heilig moment van verbinding, maar ook als een shock, een splitsing of een verwarring. Of simpelweg: als niets. Als een leegte.
Sommige mensen voelen in zichzelf een diepe twijfel die lijkt te zeggen: “Ik weet niet of ik hier wel hoor.”
Dat is geen rationele gedachte. Het is een gevoel dat onder het verhaal ligt. Een echo uit een tijd waarin er nog geen woorden waren — alleen trilling, sfeer en intentie.
Meer dan cellen
De conceptie is geen koude mechaniek. Het is het allereerste moment waarop iets van ‘ik’ begint te ontstaan. In de kiem van het nieuwe leven ontmoeten lichamelijkheid en bewustzijn elkaar. Sommigen noemen dat het moment waarop de ziel zijn weg vindt naar een lichaam. Of waarop het leven zegt: “Ik ben er.”
En zoals elke ontmoeting, wordt ook dit begin gekleurd door de omstandigheden waarin het plaatsvindt. Was er liefde, overgave, verbondenheid tussen de ouders? Was het kind gewenst? Of was het een ongelukje, een onbedoelde verrassing, misschien zelfs een gevolg van dwang, strijd of onveiligheid?
Dit zijn geen morele vragen. Het zijn vragen naar de gevoelsmatige bedding waarin een leven zich ontvouwt. En hoe die bedding wordt ervaren, maakt uit.
Als welkom ontbreken
Een kind dat op het moment van conceptie niet bewust verwelkomd wordt, kan een subtiele maar blijvende imprint in zich meedragen: “Ik besta wel, maar misschien was het niet de bedoeling.”
Dat kan zich later uiten als terughoudendheid, perfectionisme, bindingsangst, zelftwijfel, of juist als een diep verlangen naar erkenning dat maar niet vervuld raakt.
Soms herken je dit in de praktijk. Een cliënt die altijd net buiten het leven lijkt te staan. Die zich aanpast of verdwijnt, nog vóór er werkelijk contact is. Die het gevoel heeft te moeten bewijzen dat hij of zij bestaansrecht heeft.
En soms, als je goed luistert, voel je het: hier ontbreekt iets wat nooit gegeven is. Niet door onwil, maar door omgevingen die op dat moment gesloten, gespannen of afwezig waren. En dat gemis leeft verder in het lichaam, als een patroon zonder begin — tot het gezien wordt.
Het lichaam vergeet niets
We denken vaak dat herinnering iets is van het hoofd. Maar ons lichaam weet eerder en langer dan onze geest. Het draagt het verhaal van de allereerste indrukken met zich mee: hoe veilig of onveilig het was om er te zijn. Wat het voelde in het aanrakingsloze begin. Of het zich welkom wist, gewenst voelde, ruimte kreeg.
Die diepe laag wordt ook wel de prenatale imprint genoemd. En hoewel deze niet met woorden kan worden herinnerd, wordt ze vaak wél gevoeld: in de adem, in de houding, in de manier waarop iemand zich in de wereld beweegt.
Mag ik er zijn?
Dat is uiteindelijk de vraag die onder dit alles ligt. Niet als filosofische overweging, maar als tastbaar gevoelsfeit.
Mag ik hier zijn? Niet alleen fysiek, maar écht, helemaal, met alles wat ik ben?
Wie teruggaat naar die eerste vonk, raakt vaak aan een verlangen dat ouder is dan het leven zelf: om gezien, gevoeld en erkend te worden in het zijn. Zonder voorwaarde. Zonder prestatie. Zonder bewijs.
En dat is wat heling kan betekenen: niet teruggaan om het verleden te veranderen, maar nu — in dit moment — alsnog die innerlijke toestemming ervaren. Dat het goed is dat je er bent. Dat jij bestaansrecht hebt, simpelweg omdat je bestaat. Maar er is nog een reden: jouw bestaan is geen toeval. Je bent niet per ongeluk hier. Nog voordat de wereld bestond, werd jij al gekend en gewild door God. In Psalm 139 staat: “Uw ogen zagen mijn vormeloos begin; alles werd in uw boek geschreven, de dagen waren bepaald voordat er één van hen bestond.” En in Efeziërs 1:4 lezen we: “Hij heeft ons uitgekozen vóór de grondlegging der wereld.” Zelfs als je aardse ouders je komst niet verwachtten of niet konden ontvangen met open armen, was jouw bestaan volkomen gedragen in een grotere wil. Jouw ziel koos bewust voor precies deze ingang in het leven — deze moeder, dit lichaam, deze situatie. Niet omdat ze volmaakt waren, maar omdat zij precies dát droegen wat jouw ziel nodig had om haar opdracht te vervullen. Misschien was hun enige gave een lichaam waarin jij kon ontstaan. Maar zelfs dat — een baarmoeder als heilige doorgang — was genoeg voor het wonder dat jij bent. Je bent gewild. Je bent gedragen. Je bent bedoeld. (Lees ook: Jij bent de bedoeling!)

De Pioniers aan het woord:
William Emerson (https://emersonbirthrx.com/)
Emerson ontdekte in zijn therapeutische praktijk dat mensen tijdens regressies vaak terugkeerden naar het moment van conceptie — niet als ‘herinnering’, maar als een lichamelijke of energetische ervaring. Hij onderscheidt verschillende soorten conceptietrauma, zoals:
* Niet gewild zijn: de ervaring van afwijzing op zielsniveau.
* Geen toestemming voelen om te incarneren: alsof het leven fysiek binnenkomt, maar niet psychisch ‘landen’ mag.
* Overheersing van een ouderlijke intentie: bijvoorbeeld als het kind ‘moet’ komen om een huwelijk te redden, een naam voort te zetten, etc.
Emerson beschrijft hoe deze ervaringen zich later kunnen manifesteren in gevoelens van niet-thuis-zijn, twijfel aan bestaansrecht, en moeite om volledig aanwezig te zijn in het eigen lichaam.
Anke Hornbüssel (https://bewustzijnshuis.be/ppnti-pre-en-perinatale-trauma-integratie/)
Hornbüssel spreekt over de cel als drager van ervaring. Volgens haar wordt op het moment van conceptie niet alleen een lichaam gevormd, maar ook een gevoelsmatige blauwdruk opgeslagen. De ziel voelt of ze met liefde ontvangen wordt — of in conflict of leegte terechtkomt.
Ze benadrukt dat deze ‘vroege imprints’ zich vaak in het lijf nestelen als een gevoel van:
* Afgescheidenheid van het leven
* Verlangen naar verbinding, zonder weten waarnaar precies
* Chronisch aanpassingsgedrag
Hornbüssel spreekt ook over de kracht van her-verbinding via lichaamswerk en resonantie, omdat heling vaak begint met erkenning op diep niveau: “Jij was er al, en je voelde wat er was.”
Stanislav Grof (https://www.stangrof.com/)
Grof stelt dat bewustzijn niet pas na de geboorte ontstaat, maar vanaf het eerste moment al aanwezig en ervarend is. In zijn model van de perinatale matrices benoemt hij conceptie niet als los stadium, maar als de poort waarlangs het bewustzijn incarneert.
Hij beschrijft conceptie als een trillende drempelervaring tussen een kosmische, grenzeloze staat en de beperking van een lichaam.
Wanneer deze overgang pijnlijk, afwijzend of chaotisch verloopt, kan dit de basis leggen voor existentiële angst of depressie later in het leven.
Grof benadrukt dat deze imprint vaak onbewust blijft, maar via diepe bewustzijnsstaten (zoals ademwerk of regressie) voelbaar kan worden — en dat daar ruimte ligt voor diepe heling.
David Chamberlain (https://www.dbchamberlainphd.com/)
Chamberlain deed jarenlang onderzoek naar de waarneming van baby’s in de baarmoeder en concludeerde: “De foetus is geen onbewuste klomp cellen, maar een voelend, bewust wezen.”
Volgens hem is het kind vanaf de conceptie al in staat om informatie uit zijn omgeving te registreren en te interpreteren, zij het in een niet-verbale vorm.
Hij benadrukt dat kinderen die ontstaan in een sfeer van liefde, aandacht en aanwezigheid vaak later meer basisveiligheid tonen, terwijl kinderen die in conflict, angst of onverschilligheid ontstaan, vaak worstelen met hechting en vertrouwen.
Zijn werk biedt een krachtige wetenschappelijke onderbouwing voor het idee dat de omgeving rond conceptie een voelbare impact heeft op de psyche.
Anna Verwaal (https://fromwombtoworld.com/)
Anna Verwaal verbindt haar ervaring als verloskundige met diep psychologisch en energetisch inzicht. Ze stelt dat de manier waarop een kind is verwekt alles zegt over het latere zelfbeeld en de manier waarop het zich tot anderen verhoudt.
Ze benoemt bijvoorbeeld:
* Bij technische of medische concepties (zoals IVF) kan er een ervaring zijn van afstand of onpersoonlijkheid.
* Bij seks zonder liefde of onder druk, kan het kind zich later ongewild, ongezien of ongevoelig voor zichzelf voelen.
* Als het kind is verwekt als ‘middel’ (bijv. om een relatie te redden), kan dat leiden tot het gevoel altijd voor anderen te moeten zorgen of het eigen leven op te geven.
Verwaal spreekt niet in termen van schuld, maar van bewustwording: hoe meer we begrijpen over het begin, hoe meer we het heden kunnen bevrijden van oude lading.
3: Een stille omgeving – De eerste dagen, implantatie en hechting aan het leven
- Wat gebeurt er tussen conceptie en innesteling?
- Afwijzing, fysieke verstoring, implantatietrauma (Emerson)
- Hoe herken je pre- en perinataal trauma in je praktijk?
- Onbewuste stress of conflict bij de moeder
- Biologische én psychische bevestiging van het leven
Thema: vertrouwen in het leven, angst zonder oorzaak, “ben ik verbonden?”