De geboorte als eerste crisis
De vroegste ervaringen vormen ons dieper dan we vaak beseffen.
In deze serie verkennen we hoe prenatale en perinatale invloeden doorwerken in gedrag, relaties en gezondheid.
Elke fase van het vroege begin draagt een stille imprint in ons leven.
Inleiding van de bevalling – “Ik mocht het niet zelf aangeven”
Bij een inleiding wordt de bevalling kunstmatig op gang gebracht. Voor de baby betekent dit dat hij of zij niet zelf het moment kon kiezen om te komen. Het eigen ritme wordt overgenomen. De wereld grijpt in.
Overgang, overleven en imprint – hoe medische ingrepen de eerste ervaring kleuren
De geboorte is niet slechts een lichamelijke gebeurtenis. Het is de eerste overgang van binnen naar buiten, van verbonden naar zelfstandig, van zijn naar verschijnen. Alles wat daar gebeurt, imprint zich in het lichaam en in de ziel.
Wanneer de geboorte kunstmatig wordt ingeleid, versneld of verstoord, beleeft het kind de wereld als bedreigend, chaotisch, dwingend of verwarrend. De eerste indruk wordt dan geen welkom, maar een strijd.
In dit artikel kijken we — in lijn met het werk van Anna Verwaal, William Emerson en anderen — naar de innerlijke beleving van de baby bij veelvoorkomende medische ingrepen tijdens de geboorte.
We beschrijven wat het met een baby doet, en hoe dit zich later kan uitdrukken in gedrag, emotie of hechting.
Inleiden van de bevalling – “Ik mocht het niet zelf aangeven”
Bij een inleiding wordt de bevalling kunstmatig op gang gebracht, meestl met medicatie. Voor de baby betekent dit dat hij of zij niet zelf het moment kon kiezen om te komen. Het eigen ritme wordt overgenomen. De wereld grijpt in.
Innerlijke ervaring van de baby:
“Het begint ineens. Ik begrijp niet waarom. Ik had nog geen ‘ja’ gezegd. De wereld overvalt me. Mijn grens wordt niet gezien.”
Mogelijke imprint:
– Moeite met zelf keuzes maken
– Vroeg gevoel van controleverlies
– Aangeleerd aanpassen aan druk van buiten
– Moeite met starten of afronden
Vacuümpomp – “Ik werd eruit getrokken”
Bij vacuümextractie wordt een zuignap op het hoofd van het kind geplaatst, vast gezet en wordt het er fysiek uit getrokken.
Innerlijke ervaring van de baby:
“Er zit iets op mijn hoofd. Ik wil blijven. Maar ik word getrokken. Het doet pijn. Ik voel geen verbinding, alleen dwang.”
Mogelijke imprint:
* Angst voor plotselinge aanraking
* Gevoel niet zelf te mogen bewegen
* Hoofdpijn of spanning rond het hoofd
* Latere angst om ‘gepakt’ of opgejaagd te worden
Verlostang – “Er werd aan me geknipt en getrokken”
De tang grijpt het hoofd van de baby en helpt het kind eruit. De baby ervaart vaak harde druk op het hoofd en een plotselinge uitzetting.
Innerlijke ervaring van de baby:
“Mijn hoofd wordt vastgepakt. Ik word niet gevraagd. Alles in mij wil stoppen, maar ik word gedwongen.”
Mogelijke imprint:
* Wantrouwen bij fysiek contact
* Spierspanning in nek en hoofd
* Gevoel ‘gevangen’ te zijn
* Moeite met overgave aan steun of hulp
Navelstreng om de hals – “Ik kreeg geen lucht”
Soms zit de navelstreng om de nek. De baby krijgt minder zuurstof. Dit kan paniek en een diep gevoel van verstikking oproepen.
Innerlijke ervaring van de baby:
“Ik krijg geen lucht. Iets houdt me tegen. Ik wil leven, maar ik mag het niet. Ik moet heel stil zitten, anders gaat het fout.”
Mogelijke imprint:
– Paniek bij benauwdheid of stress
– Zelfbeschuldiging (“mijn fout”)
– Hyperalertheid
– Moeite met ontspannen ademhalen
Stuitligging – “Ik kwam met mijn voeten, niet met mijn hoofd”
Bij een stuitligging komt het kind met de billen of voeten eerst naar buiten. Dit is fysiek zwaarder en vaak verwarrend voor het kind.
Innerlijke ervaring van de baby:
“Ik ben omgekeerd. Ik wil wel, maar ik kom er anders uit. Is dit fout? Moet ik mezelf corrigeren?”
Mogelijke imprint:
* Gevoel van ‘anders’ zijn
* Twijfel aan hoe je je laat zien
* Omgekeerde rolpatronen (kind voelt zich ouder)
* Moeite met richting voelen in het leven
Sterrekind – “Ik zag alles, maar werd niet vastgehouden”
Een ‘sterrekind’ in deze context verwijst naar een baby die met hoofd omhoog wordt geboren — kijkend naar de wereld. Er is een openheid, maar vaak ook een eenzaamheid.
Innerlijke ervaring van de baby:
“Ik keek, ik zag het licht, maar niemand keek terug. Alles voelde open, maar ook koud.”
Mogelijke imprint:
* Overgevoeligheid voor licht, prikkels
* Diep verlangen naar gezien worden
* Vroege wijsheid die niet werd gespiegeld
* Neiging tot oververantwoordelijkheid
Geen huilen & een klap op de billen – “Mijn adem werd opgeëist”
Als een baby niet meteen huilt, werd vroeger een klap gegeven om ademhaling op te wekken. Voor het kind kan dit aanvoelen als een plotselinge aanval na een al intense reis.
Innerlijke ervaring van de baby:
“Ik wilde ademen, maar er kwam geweld. Het eerste wat ik voelde van de wereld was een klap voor mijn billen. Huilen was geen eigen keuze.”
Mogelijke imprint:
* Ademhalingsproblemen
* Schaamte of onderdrukking van expressie
* Moeite met emoties uiten
* Angst om gehoord te worden
Zuurstoftoediening – “Mijn adem werd overgenomen”
Soms krijgt een baby direct zuurstof via een kapje of buis. Levensreddend, maar ook ingrijpend.
Innerlijke ervaring van de baby:
“Ik ademde niet zelf. Iets anders deed het voor mij. Mijn lichaam deed het fout. Ik werd overruled.”
Mogelijke imprint:
* Moeite met autonomie
* Angst om tekort te schieten
* Diepe onzekerheid in het lichaam
* Verlangen naar redding én angst ervoor
Bijna dood en weer tot leven komen – De schok van terugkeren
Soms gebeurt het dat een baby tijdens de geboorte zó lang in ademnood of beklemming zit, dat de hartslag stilvalt, de adem stokt — het leven wijkt. En dan, ineens: door een laatste krachtige wee, een noodgreep, of een onverwachte stoot, komt het kind alsnog naar buiten en begint te ademen.
Hoe beleeft de baby dit?
De ervaring is dan niet alleen fysiek, maar existentieel. De baby heeft het gevoel gegaan te zijn, weggezakt uit het lichaam, of teruggetrokken in een stilte. En ineens keert het terug — in een lichaam dat schrikt, een omgeving die helder is, fel, koud.
“Ik was er niet meer. En toen werd ik teruggeduwd in het leven. Maar ik weet niet of ik dat wilde. Ik weet niet of het de bedoeling is dat ik leef”
Deze overgang van bijna-dood naar leven wordt vaak niet erkend. Maar de imprint leeft door:
* “Ik ben teruggehaald. Iemand heeft me gered. Maar misschien had ik niet moeten blijven.”
* “Het was te veel. Ik wilde weg.”
* “Als ik besta, dan moet ik iets terugdoen.”
Mogelijke gevolgen:
– Spirituele sensitiviteit en zwaarte rond bestaansrecht
– Schuldgevoel zonder oorzaak
– Diepe angst om opnieuw “weg te vallen”
– Moeite met volledig in het lichaam aanwezig zijn
– Verlangen naar verdwijnen, dissociatie
Niet in de armen van de moeder – De eerste scheiding
In de vorige generaties (en soms nog steeds) werd een kind na een zware of medische bevalling niet op de moeder gelegd, maar direct in een wieg, op een tafel, of meegenomen naar een andere kamer. Soms zelfs gewassen, aangekleed, of geobserveerd, vóórdat het contact met de moeder had gehad.
Dit gebeurde uit zorg, uit medisch denken — maar voor de baby is dit een existentiële breuk in het welkom. Het lichaam heeft net een reis gemaakt van binnen naar buiten, zoekt geur, warmte, de bekende hartslag van de moeder — en vindt… leegte.
Hoe beleeft de baby dit?
“Ik kwam aan. Maar niemand was daar. De wereld is koud. Ik ben op mezelf.”
“Waar is de stem die ik maandenlang hoorde? Waar is de geur die me geruststelt?”
Wat in deze eerste minuten wordt gemist, kan later moeilijk worden ingehaald.
Mogelijke gevolgen:
* Geen vertrouwdheid met troost, ontspanning of aankomen
* Angst om verlaten te worden
* Onvermogen tot diepe hechting
* Moeite met ontvangen van liefde of nabijheid
Gevoel: “Ik moet het alleen doen.”
Waarom dit ertoe doet
Wat voor ons misschien een procedure lijkt — inleiden, helpen, redden — is voor de baby een intens voelbare, levensvormende ervaring. Niet alleen het lichaam, maar ook het emotionele landschap en het zielsgevoel van het kind worden erdoor gevormd.
Het goede nieuws: wat ooit beleefd is, kan ook opnieuw doorvoeld en begrepen worden. In een veilige ruimte kunnen deze eerste ervaringen alsnog tot rust komen — en kan het kind in ons, eindelijk, zeggen: “Ik ben er. En ik mag er zijn.”
Waarom erkenning zo belangrijk is
Beide situaties – het bijna-doodgaan en het niet in de armen komen – zijn vaak onbekend terrein voor cliënten. Ze hebben er geen taal voor, maar hun lichaam herinnert zich alles.
Als coach kan ik:
* vragen naar het geboorteverhaal (wat is bekend?)
* lichaamsbewustzijn inzetten (waar houdt iemand zich vast?)
* visualisaties aanbieden van “opnieuw welkom zijn”
* ademwerk of regressie gebruiken om het moment opnieuw te beleven, mét bedding
* systemische rituelen gebruiken om de moeder alsnog aan te kijken, aan te raken, te horen: “Je bent er.”
Tot slot
De geboorte is een reis van overgave, maar ook van erkenning. Wanneer het leven ineens stopt — of het welkom uitblijft — ontstaat een onzichtbare wond.
Maar zelfs jaren later kun je alsnog worden aangenomen.
Je kunt alsnog aankomen.
Je kunt het leven weer binnenstappen, dit keer op jouw tempo, met jouw toestemming.
Door stil te staan bij het geboorteverhaal — niet als medische gebeurtenis, maar als ervaren werkelijkheid van het kind — ontstaat ruimte om die blauwdruk opnieuw te bekijken, te herademen en te helen.
9: Herinneren zonder herinnering – Het lichaam weet het nog
- Preverbale imprint in het lichaam (Van der Kolk, Emerson)
- Trauma zonder verhaal: hoe oude gevoelens zich nu uiten
- Hoe herken je pre- en perinataal trauma in je praktijk?
- Lichaam als ingang voor bewustwording en heling
- Wat het lijf vertelt dat de geest niet meer weet
Thema: lichamelijke signalen, dissociatie, vroeg trauma herkennen