5 mussen en mijn haren
Over waarde, verlies en de heiligheid van het onbeduidende
Context: woorden in een geladen moment
De woorden van Jezus over de mussen en de haren op ons hoofd staan in Lucas 12:6-7, midden in een toespraak over angst, vervolging, hypocrisie en radicale navolging. De tekst heeft mij altijd gefascineerd, want Jezus spreekt niet tegen een ontspannen menigte op een zonnige heuvel, maar tegen mensen die Hem volgen in een wereld die hen vijandig gezind is. Hij waarschuwt zijn leerlingen dat ze vervolgd zúllen worden, dat ze publiekelijk terecht kúnnen staan, en dat de autoriteiten hen zúllen dwingen zich te verantwoorden voor hun geloof.
Het is juist dán — in die dreigende, beladen situatie — dat Hij zegt: “Worden niet vijf mussen verkocht voor twee penningen? Toch is niet één daarvan vergeten bij God. Ja, zelfs de haren op jullie hoofd zijn allemaal geteld. Wees niet bang, jullie zijn meer waard dan veel mussen.” (Lucas 12:6-7) Wat moet ik met een tekst die zeg dat de mussen vallen, die zegt dat de haren van mijn hoofd vallen en dat ik niet bang moet zijn? Want deze woorden klinken niet als een geruststelling aan een kind, maar als een existentiële stellingname tegen angst, verlies en dood. Deze woorden zijn niet bedoeld als troost in voorspoed, maar als anker in de storm. Maar doe dan?
Grondtekst: het gewicht van het kleine
In het Grieks gaat het letterlijk over:
– mussen; kleine vogels, goedkoop voedsel
– twee assarion, de laagste munt; een spotprijs
– vergeten
– geteld
– jullie verschillen, zijn meer waard
De tekst stelt dus:
* Vijf mussen kosten bijna niets. – Toch wordt er geen één vergeten door God.
* Zelfs je haren — het minst bestuurbare aan jezelf — zijn volledig bekend.
Daarom: wees niet bang.
Het gaat hier om een economisch waardeloze realiteit (mussen, haren), tegenover een theologische claim: niets dat klein is, is onzichtbaar voor God.
Wat hier gebeurt, is theologisch subversief: Het waardeloze krijgt gewicht. Niet symbolisch, maar existentieel: God kent het kleine, en vergeet het niet.
De wezenlijke paradox: gezien worden in je vergetelheid
De centrale mystieke paradox van deze tekst is deze: God vergeet de mus niet — maar de mus valt wél. Je haren zijn geteld — maar ze vallen uit.
Jij bent meer waard dan veel mussen — maar je zúlt vervolgd worden. Dit is geen goedkope troost. Jezus belooft geen bescherming tegen verlies, maar dat had ik wel liever gehoord: jij bent mij zoveel waard, jou overkomt niet! Maar integendeel: Hij bevestigt het verlies, en zegt dan pas: “Wees niet bang.”
Hier botsen twee werkelijkheden:
– De zichtbare wereld van verlies, vergankelijkheid en geweld
– En de onzichtbare werkelijkheid van een onuitwisbare aandacht, een alles-doordringende aanwezigheid
De mystieke onderstroom zegt: Je wordt niet pas waardevol als je bespaard blijft.
Je bent waardevol, ook als je verliest. Ook als je over het hoofd wordt gezien.
De diepste beweging is: Gods aandacht sluit verlies niet uit, maar draagt het.
“God is thuis. Wij zijn het die op bezoek zijn.” zei Meister Eckhart
De mystieke paradox luidt:
Je bent nooit onzichtbaar, zelfs wanneer je wordt vergeten.
Je bent nooit betekenisloos, zelfs als je vervalt tot niets.
Wat is dan de meerwaarde van de mens?
Wat maakt de mens ‘meer waard dan vele mussen’?
Niet zijn kracht. Niet zijn prestaties. Niet zijn kennis.
Het is het vermogen om:
– Zich bewust te weten gekend
– Antwoord te geven op de Aandacht
– Zich toe te vertrouwen aan het mysterie
Zoals Etty Hillesum in Westerbork schrijft: “In mij zit een diepe bron. En in die bron woont God. Soms kan ik daar heel diep in kijken.”
De meerwaarde is de mogelijkheid tot innerlijke overgave,
tot het bewust toelaten van het Licht, zelfs terwijl het donker is.
De mus kent zijn val niet.
De mens kent zijn val — en kan die heilig maken door hem aan te nemen in vertrouwen.Jezus zegt: “Jullie zijn meer waard dan veel mussen.” Maar wat betekent dat, als ook de mus al niet vergeten wordt? Is het verschil dan kwantitatief?
Niet waarschijnlijk.
De “meerwaarde” van de mens ligt vermoedelijk niet in iets wat de mens heeft, maar in iets wat de mens kan:
Bewust ja zeggen tegen het gezien worden.
De aandacht beantwoorden.
Overgave.
De mus wordt gezien in zijn onwetendheid.
De mens wordt gezien — en kan zich daar bewust toe verhouden.
De waarde ligt niet in dominantie, productiviteit of overlevingskansen, maar in dit ene: Het vermogen om jezelf te kennen als gezien.
Om kwetsbaarheid niet te verbergen, maar te heiligen.
Het heilige in het onbeduidende
Dat is misschien de meest mystieke beweging: Niet opklimmen, maar afdalend heiligen.
De weg van Jezus, de weg van de mystici, is nooit die van het grootse, het succesvolle of het invloedrijke. Het is de weg van:
– De mus
– Het haar
– Het ongeziene
– Het stil verloren gegane
Zoals Thomas Merton schreef: “De grootste waarheid is vaak het stilste. Je vindt haar niet in het lawaai van de wereld, maar in het onbeduidende moment dat je laat passeren zonder oordeel.”
De mystiek van het evangelie is geen beweging naar boven, maar naar binnen — en naar beneden. Naar het vergeten worden, het verliezen, het mislukken — en juist daar: het gevonden worden.
In Jezus’ woorden ligt een radicale heiliging van het kleine, het over het hoofd geziene. Dit sluit aan bij een lijn die we zien bij mystici als:
– Meister Eckhart: “De geest moet leeg worden om God te ontvangen.”
– De woestijnvaders: “Blijf in je cel, die zal je alles leren.”
– Etty Hillesum: “Er is een diepe bron in mij, daarin woont God.”
Het is precies in het onbeduidende — het kleine lichaam, het dagelijkse verlies, de anonieme mus — dat Gods aanwezigheid oplicht.
Niet als macht, maar als pure aandacht.
Niet als bescherming, maar als een stilte die alles draagt.
De mens wordt hier niet geroepen om groot te zijn, maar om doorzichtig te zijn: Om te leven zó dat de aandacht van God niet alleen op je rust, maar ook door je heen kan stralen.
Wat betekent dit nu – als je daadwerkelijk verliest?
Want dat is de echte toets.
Wat betekent het om ‘meer waard’ te zijn als je:
– Je haar verliest door ziekte?
– Je waardigheid verliest door werkloosheid of depressie?
– Je stem verliest in een wereld vol lawaai?
Wat dan?
Dan klinkt deze tekst niet als een oplapmiddel, maar als een oproep tot overgave.
Niet aan de situatie, maar aan de waarheid die daaronder ligt:
Je valt. En je bent niet vergeten.
Je verliest. En je bent gekend.
Je bent klein. En dat is precies waar God woont.
Dan pas wordt deze tekst concreet.
Niet als gedachte, maar als grond onder je voeten.
Wat betekent het om ‘meer waard’ te zijn als:
– je de controle verliest over je lichaam?
– je geest vertroebeld raakt in depressie?
– je wordt afgewezen, vergeten, verworpen?
Dan kan de tekst niet bedoeld zijn om je erbovenuit te tillen.
Hij wil je dieper erin trekken, maar niet alleen.
“Ik ben gevallen, maar God was er al.”
— Simone Weil
De mystiek zegt:
De plek van je val is de plek van de aanraking.
Niet ondanks, maar dankzij het verdwijnen, kan God zich tonen.
De mus valt, en dat is heilig
De echte openbaring in deze tekst is misschien deze: Het verlies zelf is niet het tegendeel van Gods nabijheid.
Het verlies is de plaats waar God zich toont.
God is niet de god van het succes, maar van het geziene falen.
Niet de god van het spectaculaire, maar van het onuitgesproken bestaan.
Jij bent meer waard dan veel mussen — niet omdat je opvalt, maar omdat je gekend bent in het vallen.
En als zelfs de mus heilig valt, dan is ook jouw haar in zijn verlies een plaats van openbaring geworden.
Als zelfs de mus niet vergeten wordt — terwijl hij toch valt — dan is de echte openbaring dit:
Het vallen is niet het bewijs van afwezigheid. Het vallen is de plaats van Gods tegenwoordigheid.
God is niet de afwezigheid van verlies.
God is de diepte in het verlies, de aandacht in het vergetene, de ruimte in het vernauwde.
“De ware rijkdom ligt in het niets dat ons rest, wanneer alles ons is afgenomen.” — Christian Bobin
Dus als je valt — wees dan niet bang. Niet omdat je opgevangen zult worden, maar omdat je gevangen bent in aandacht.
Dus als je valt, dan val je niet in de leegte, maar in Gods aanwezigheid. Dat is de heiliging van het onbeduidende.
Wat is dan de existentiële waarde?
De existentiële waarde ligt niet in het feit dat je waardevol bent, maar in het besef dat jouw zijn, in zijn kwetsbaarste vorm, gedragen wordt.
Niet wat je bent, maar dat je bent — en hoe je dat draagt — dát is de plek van betekenis.
De mus valt, de haren vallen uit. Toch zegt Jezus: “Wees niet bang. Je bent meer waard.”
Waarom?
Omdat je in het aangezicht van verlies, angst en onbeduidendheid:
– bewust kunt zijn
– aanwezig kunt blijven
– en zelfs: ja kunt zeggen
De existentiële waarde is dus niet: “ik bén iets”
Maar: “ik besta — kwetsbaar, gezien, en toch beschikbaar.”
Wat zien wij doorgaans niet?
Wij leven vanuit de illusie dat waarde iets is wat je kunt maken, meten of bezitten.
Daarom kijken wij reflexmatig over het volgende heen: het onopvallende; het kwetsbare; het langzame; het verlies; het afwezig ogende; het nietsdoende. We lopen er het liest aan voorbij. Eigenlijk is dat omdat: “de mens kan het zijn niet verdragen.” — Martin Heidegger
Wat we niet zien is dat in al die ‘loze’ momenten iets gebeurt: de bodem houdt ons vast; de aanwezigheid van God is dáár.
Zelfs — en juist — als we niet produceren, niet uitblinken, niet winnen.
De diepste lagen van het bestaan gebeuren buiten ons ego, onze overlevingsmechanismen om.
Waarom is het zo lastig dáár bij te komen?
Er zijn drie hoofdredenen:
a. Onze taal is instrumenteel
We zijn gewend om te denken in oorzaak-gevolg, nut, efficiëntie.
Mystiek heeft geen nut.
Verlies heeft geen resultaat.
En dus lijken ze zinloos — totdat we er stil bij worden.
b. We zijn bang voor betekenisloosheid
We vrezen het idee dat het allemaal “niets” is.
Maar in plaats van door die angst heen te zakken, proberen we het te bedekken: presteren; controleren; afleiding zoeken; spiritueel ego bouwen.
Toch zegt de mystiek: Pas als je de betekenisloosheid durft aan te kijken, openbaart zich de betekenis die dieper is dan woorden.
Zoals Eckhart zegt: “Wie God wil vinden, moet de leegte van zijn ziel ontmoeten.”
c. We willen liever stijgen dan dalen
Alles in ons is gericht op groeien, verbeteren, omhoog klimmen.
Maar God, in Jezus, kiest de weg naar beneden: incarnatie; dienaar zijn; lijden; dood; stilte, omvat door liefde.
Mystiek opent zich niet naar boven, maar naar beneden.
Niet door spirituele progressie, maar door existentiële onthechting.
Zoals de woestijnvaders leerden: “In jouw afbraak groeit een andere werkelijkheid.”
Samenvattend:
Vraag | Antwoord |
---|---|
Wat is de existentiële waarde? | Bewust-zijn in het kwetsbare. Aanwezig blijven in het verlies. Ja zeggen zonder controle. |
Wat zien we doorgaans niet? | De dragende stilte in het onbeduidende. Het heilige in het kleine. De aanwezigheid in het afwezige. |
Waarom komen we er zo moeilijk bij? | Omdat het geen nut heeft, geen bewijs levert, en geen grip biedt. Het vraagt overgave, geen beheersing. |
En nu?
Misschien is dit de uitnodiging:
– Niet zoeken naar waarde, maar ontdekken dat jouw bestaan in zijn val al heilig is verklaard.
– Niet ontsnappen aan het kleine, maar je daarin terug laten vinden.
– Niet proberen erbij te komen, maar stoppen met weggaan.
“Waar je bent — helemaal, zonder verweer — daar is God.” — Anonieme woestijnvader
Niet vergeten worden, zegt Hij.
Niet opgevangen, niet gespaard —
maar: niet uit het geheugen van God verdwenen.
Wat heb je daaraan?
Misschien dit: dat zelfs als alles je ontvalt — gezondheid, waardigheid, stem, hoop — er Eén is die je kent voorbij het meetbare, die je draagt voorbij het zegbare.
Niet vergeten worden is geen garantie, maar een grondtoon onder alles wat je verliest.
Een stille stem die zegt: “Ik ben er nog. Jij bent er nog. Ook hier. Ook nu.”
Er is een soort weten dat pas in het vallen beschikbaar komt: het weten dat je gedragen wordt, ook als je niets meer draagt.
Dat je gekend blijft, ook als je zelf niet meer weet wie je bent. Dat je bent opgenomen in een Aandacht, die niets van je nodig heeft — alleen je zijn.
Ooit zat ik met mijn moeder in de auto op weg naar opname in het verpleeghuis. Ze zei: als ik je naam vergeet; als ik niet meer weet wie je bent, weet dan: ik houd heel veel van je. Later zei ze: wat als ik God vergeet? Toen zei ik: Hij vergeet u niet! Hij draagt u in uw niet weten!
Niet vergeten worden betekent: je blijft bestaan in Iemands ogen, ook als jij zelf verdwijnt.
En dat verandert alles. Ik zag aan haar dat dát waar is.
Want dan hoeft je bestaan niet langer te bewijzen dat het ertoe doet.
Dan mag het ademen zonder claim.
Bestaan zonder rechtvaardiging.
Verdwijnen zonder verlies van betekenis.
Dan wordt de plek van je breuk —
de plek van afbraak, van verlies, van stilte —
de plek waar de liefde van God niet op je neerziet,
maar je van binnenuit draagt.
En misschien is dat de enige belofte die standhoudt: “Je bent niet vergeten door de Eeuwige!”