De ethische valkuilen van opstellingen
Een fenomenologische methode vraagt om fenomenologische grenzen
Systemisch werk is een weg waarop verborgen dynamieken zich tonen zolang wij bereid zijn ze zonder oordeel en zonder invulling te kijken.
Het is een werkvorm die diep raakt aan relaties, aan gevoel en aan de vaak stille loyaliteiten die generaties met elkaar verbinden. Juist daarom vraagt dit werk om grote zorgvuldigheid, om innerlijke rijping en om een houding waarin de begeleider zichzelf dienstbaar maakt aan iets dat groter is dan hijzelf.
Ik ben dit werk pas gaan begeleiden na jaren van oefenen, ontvangen en innerlijk vorming, na drie intensieve opleidingen en meer dan vijftien jaar ervaring. Niet omdat de methode ingewikkeld is, maar omdat het veld fijngevoelig is en alleen spreekt wanneer degene die begeleidt zich kan terughouden.
Toch zie ik hoe gemakkelijk sommigen, na één dag training, denken een opstelling te kunnen leiden.
Maar waar het innerlijk fundament ontbreekt, ontstaan gemakkelijk misverstanden — en de meest hardnekkige daarvan is bijvoorbeeld de gedachte dat een vraagsteller op de plek van een ander kan worden gezet om te “voelen wat die ander voelt”, om zo meer begrip te krijgen voor die ander (zijn tegenstander, zijn leidinggevende, zijn concurrent).
Dit lijkt invoelend, maar is het niet. Het is noch fenomenologisch, noch ethisch juist.
Waarom?
Omdat de beweging dan niet langer uit het systeem komt, maar uit de mens die waarneemt.
Het werk wordt dan vermengd met nieuwsgierigheid, met interpretatie, en soms zelfs met de subtiele verleiding om meer te willen weten dan ons toekomt.
Dit zijn precies de krachten waar systemisch werk afstand van neemt —
krachten die de orde verstoren,
krachten die ons boven de ander plaatsen,
krachten die het veld sluiten in plaats van openen,
krachten die mensen geen recht doen.
Een onervaren begeleider kan, zonder het te willen, deze krachten versterken.
Maar wie werkelijk systemisch werkt, weet dat het veld alleen helder wordt wanneer iedereen op zijn eigen plek blijft, en wanneer de begeleider de maat kent van wat gezegd en gezien mag worden.
De kern van systemisch werk: de fenomenologische houding
De basis van systemisch werken is de fenomenologische houding.
Dat betekent dat wij zien zonder te interpreteren,
luisteren zonder te willen begrijpen,
en bewegen zonder een doel na te streven.
Maar ook dat wat zich laat zien alléén wat zegt over de vraagsteller.
Stel de moeder vraagt een opstelling over haar relatie met haar zoon, dan zien we een heel andere opstelling dan de opstelling van de zoon die een opstelling krijgt over de relatie met zijn moeder. Het is allebei waar wat zichtbaar wordt, omdat beide de vraag stellen vanuit hun eigen perspectief.
Een opstelling toont altijd slechts één perspectief: dat van de vraagsteller.
Wat zichtbaar wordt, is de beweging zoals deze zich vanuit zijn of haar plek ontvouwt.
Daarom kan een vraagsteller nooit de plek van een ander innemen zonder zijn eigen fenomenologische positie te verlaten.
Wie de plek van de ander betreedt, stapt uit zijn eigen ‘ik’ en neemt tijdelijk een ander ‘ik’ aan. Dan kijkt hij niet meer naar iemand, maar in iemand — en dat is systemisch onmogelijk (!) én ethisch onjuist.
Het fenomenologische werk vraagt dat iedereen op zijn eigen plek blijft, en zich bij de vraag van de vragensteller houdt en het perspectief alleen van de vragensteller bekijkt, zodat het veld zuiver kan spreken.
We weten niet wat zich zal tonen — en precies daarin ligt de kracht van dit werk.
Het veld opent zich wanneer wij bereid zijn onze wil los te laten en ons te laten leiden door wat zich aandient.
Fenomenologie vraagt daarom om innerlijke bescheidenheid.
Zodra iemand meent te weten wat de ander denkt, voelt of bedoelt,
is de fenomenologische houding al verlaten.
Dan komt niet langer het systeem in beeld,
maar de overtuiging van degene die waarneemt.
Daarom werken veel ervaren scholen en begeleiders — zoals wij bij de Emmaüs | Academie voor Bezield Leven — met anonieme representanten.
Zij weten niet voor wie of wat zij staan.
Juist daardoor blijft het veld vrij van invulling, vrij van projectie en kan de beweging die werkelijk bij het systeem hoort zich tonen.
In de anonimiteit houden representanten hun eigen kennis op afstand, en wordt zichtbaar wat zich anders aan onze blik zou onttrekken.
De ethische valkuilen in systemisch werk
Systemisch werk opent een venster op de bewegingen van het leven, op de onzichtbare lijnen die ons verbinden met familie, voorouders en het grotere geheel.
Maar juist omdat het zo krachtig is, kan het gemakkelijk worden vervormd wanneer het niet met bescheidenheid en respect wordt toegepast.
I. Verleiding van nieuwsgierigheid
Een van de meest subtiele maar schadelijke valkuilen is de verleiding van nieuwsgierigheid.
Het is menselijk om te willen weten wat een ander voelt, denkt of wil. Het is natuurlijk om te zoeken naar begrip, naar inzicht in de ander.
Maar in systemisch werk leidt deze nieuwsgierigheid buiten het veld, weg van het werk dat werkelijk van het systeem komt.
Wanneer iemand probeert te doorgronden wat een ander “denkt” of “voelt”, stapt hij uit het fenomenologische perspectief en betreedt hij het terrein van interpretatie en oordeel.
De beweging die elke mens te maken heeft, is dat hij alleen nieuwsgierig is naar zijn eigen beweegredenen: Waarom raakt iets me? Waarom verlamt iets me? Waarom lukt het mij niet? Waarom heb ik altijd ruzie met mijn leidinggevende?, etc. Dus: wat in mij maakt dat dit gebeurt?
Je mag dus nooit als vraagsteller gaan staan op de plek van je vader, je moeder, je collega, je leidinggevende om zo te ontdekken hoe ze naar jou kijken, wat ze van jou vinden, etc. Doe je dat tóch – hoe verleidelijk ook – dan de dat grensoverschrijding!
II. Verleiding van superioriteit
Een tweede valkuil is de verleiding van superioriteit.
Het werk kan verleiden om te geloven dat men meer weet dan de ander, dat men een positie boven de ander kan innemen, dat men kan “zien” wat de ander niet ziet.
Dit lijkt misschien inzicht, maar het is een machtspatroon.
Het sluit het veld, vervormt de beweging en hindert het systeem om zichzelf te tonen, want het gaat tegen de eigen wetten in: de juiste plek innemen!
Daarom vraagt systemisch werk om nederigheid: de innerlijke houding waarin wij erkennen dat wij nooit meer kunnen weten dan wat het veld laat zien.
Nederigheid beschermt het veld tegen de verleiding om boven de ander te gaan staan, om te denken dat wij kunnen zien, voelen of begrijpen wat de ander van binnen draagt.
Alleen vanuit deze nederigheid blijft de beweging van het systeem zuiver en wordt het niet vervormd door onze eigen interpretatie of wil.
III. Verleiding van projectie
Een derde, subtiele valkuil is projectie.
Wanneer de begeleider zijn eigen verlangens, ervaringen of aannames in de ander projecteert, wordt het veld vervuild.
De representant of vraagsteller beweegt dan niet meer met het systeem, maar met persoonlijke overtuigingen.
IV. Verleiding van willen oplossen
Een van de meest subtiele, maar diep ingrijpende valkuilen in systemisch werk is de verleiding van willen oplossen.
Systemisch werk nodigt uit om te zien wat is, niet om te veranderen wat we ongemakkelijk vinden.
Wanneer een vraagsteller spanning, verdriet of verwarring voelt, is het natuurlijk om dit ongemak te willen verminderen.
Maar wie dit ongemak te vroeg wil verhelpen, verstoort de beweging van het veld.
Het werk vraagt juist het verdragen van het ongemak, zodat het systeem zichzelf kan laten zien en de beweging van de vraagsteller kan plaatsvinden.
IV.a. Het ongemak verdragen
De vraagsteller voelt emoties die vaak moeilijk zijn: boosheid, verdriet, angst, verwarring.
De verleiding is groot om deze emoties weg te rationaliseren of te corrigeren, of om meteen een oplossing te zoeken.
Systemisch werk leert ons dat het verdragen van dit ongemak noodzakelijk is.
Pas door aanwezig te zijn bij wat zich aandient, kan het veld zijn eigen beweging laten zien.
IV.b. Met anderen bezig zijn in plaats van met de vraagsteller
Een andere verleiding is dat de vraagsteller, of zelfs de begeleider, zich richt op anderen in de opstelling: de vader, de moeder, de broer, de zus, de collega, de leidinggevende.
Het verlangen is begrijpelijk: “Als ik hun probleem oplos, gaat het ook beter met de vraagsteller.”
Maar dit is geen systemische logica, maar psychologische invulling.
Systemisch werk vraagt dat de aandacht bij de vraagsteller blijft, omdat alleen diens plek werkelijk spreekt.
De anderen in het veld tonen de dynamiek, ze zijn niet bedoeld om door de vraagsteller “opgelost” te worden.
IV.c. Ordening versus oplossen
Willen oplossen is een persoonlijke strategie, een neiging om ongemak te vermijden en controle te behouden.
Ordening daarentegen volgt de wetten van het systeem: het laat zien wat er werkelijk is, herstelt de juiste plek en loyaliteit, en opent ruimte voor beweging en inzicht.
Het verschil is subtiel maar cruciaal: oplossingen manipuleren, ordening onthult.
Kortom: wie de verleiding van willen oplossen volgt, verstoort het veld en overschrijdt ethische grenzen.
Wie het ongemak kan verdragen, bij de vraagsteller blijft en het veld zijn eigen beweging laat maken, werkt systemisch zuiver en respectvol.
V. De valkuil van oordelen en etikettering
In een opstelling worden vaak tegengestelde krachten zichtbaar: leven en dood, goed en fout, liefde en haat, afstand en nabijheid.
Het is verleidelijk om hierover te oordelen of etiketten te plakken: “Dit is slecht,” “Dat klopt niet,” “Hij voelt verkeerd,” of “Zij hoort zo niet te handelen.”
Maar systemisch werk vraagt iets anders.
De bewegingen in het veld zijn wat ze zijn, en ze volgen een logica die vaak teruggaat in de geschiedenis van het systeem.
Er zijn heel goede redenen waarom iets zich zo heeft ontwikkeld: loyaliteit, overleving, verdringing of bescherming kunnen onderliggende drijfveren zijn.
Oordelen verstoort de beweging.
Wanneer we etiketten plakken of iets als fout bestempelen, sluiten we het veld, leggen we onze persoonlijke waarheid over de systemische waarheid en blokkeren we de beweging die nodig is voor inzicht en heling.
Het werk vraagt daarom begrip zonder oordeel.
Het gaat erom te zien wat er is, te erkennen dat het er is, en te laten spreken wat het systeem laat zien.
Pas dan kan de ordening zichtbaar worden en kan de vraagsteller werkelijk vrijer bewegen binnen het systeem.
Kortom: oordelen en etikettering zijn een verleiding die systemisch werk vervormt.
Wie zich kan onthouden van evaluatie en in plaats daarvan observeert en begrijpt, werkt zuiver, fenomenologisch en respectvol.
VI. De verleiding van goedkeuren of afkeuren
Een subtiele maar krachtige valkuil in opstellingen is de neiging om te zeggen: “Dit klopt wél in de opstelling, en dat klopt niet.”
Deze verleiding komt voort uit onze behoefte aan zekerheid, overzicht en controle.
We willen het veld begrijpen en beoordelen volgens onze eigen maatstaven.
Maar systemisch werk vraagt juist het veld te volgen zoals het zich toont, zonder te oordelen over goed of fout, passend of onjuist.
Hetzelfde geldt voor het verduren van nieuwe informatie of pijnlijk inzicht.
Het kan confronterend zijn: wat zich toont is soms moeilijk te verdragen, roept weerstand op of confronteert ons met waarheid die we liever negeren.
De natuurlijke neiging is om deze beweging te vermijden, te rationaliseren of het “niet vol te nemen.”
Maar systemisch werk vraagt volhouden, nieuwsgierigheid en openheid:
– het ongemak verdragen,
– het laten spreken wat zich aandient,
– en observeren zonder in te grijpen of te sturen.
Pas door dit vol te houden, ontstaat helderheid, orde en beweging.
Het veld kan alleen spreken wanneer het niet wordt beoordeeld, gestuurd of verkleind door persoonlijke overtuigingen of emotionele weerstand.
Kortom: goedkeuren of afkeuren, vermijden of rationaliseren, zijn valkuilen die het systemische veld vervormen.
Wie het durft te verdragen en open te blijven kijken, werkt fenomenologisch zuiver en respectvol.
KORTOM: Valkuilen
Deze valkuilen tonen dat systemisch werk niet zomaar gedaan kan worden.
Het vraagt ervaring, innerlijke rijping, en een constante alertheid op orde, bescheidenheid en respect voor het veld.
De begeleider is dienaar van het systeem; hij mag nooit het systeem gebruiken om te vervullen wat hij zelf wil weten of begrijpen.
Hij moet waken dat niemand de plek van een ander betreedt, dat niemand beweert te voelen wat een ander voelt, en dat nieuwsgierigheid niet de beweging van het veld overstemt.
Pas wanneer deze grenzen worden gerespecteerd, kan systemisch werk zijn diepste doel vervullen:
het zichtbaar maken van wat zich in stilte beweegt, het herstellen van orde, en het openen van ruimte voor loyaliteit, verbinding en innerlijke rust.
De vijf wetten van Bert Hellinger als enige meetlat
Systemisch werk is geen psychologisch spel, geen techniek om inzicht te krijgen in persoonlijke gedachten of gevoelens. Het is een werkvorm die het veld van relaties en systemen laat spreken. Om dit werk zuiver te houden, heeft Hellinger de bewegingen van het leven geobserveerd en beschreven in vijf fundamentele wetten of principes. Deze vijf wetten vormen de enige betrouwbare meetlat voor het werk: zonder hen verliest het zijn diepte, richting en ethische stevigheid.
1. De wet van ordening
Alles in een systeem heeft een natuurlijke plek.
Wanneer iemand of iets buiten zijn plek staat, ontstaat beweging die vraagt om herstel.
Deze wet is de basis: alleen wie de plek van zichzelf kent, kan het veld volgen.
Zonder ordening wordt het werk een projectie van persoonlijke verlangens en interpretaties.
2. De wet van erbij horen
Iedereen die tot het systeem behoort, mag er zijn.
Iemand uitsluiten of negeren verstoort het veld.
Deze wet waakt tegen manipulatie: niemand mag “de ander begrijpen” op een manier die buitensluit of bevoordeelt.
Alleen vanuit erbij horen kan een opstelling zich op fenomenologische wijze openen.
3. De wet van balans van geven en nemen
Relaties leven van wederkerigheid.
Als geven en nemen verstoord is, toont het veld dit door sensaties, bewegingen of conflicten.
Deze wet maakt duidelijk dat systeeminformatie altijd functioneel is, niet persoonlijk: de balans in het systeem vertelt, niet de persoonlijke interpretatie van wie wat voelt.
4. De wet van erkennen wat er is
Systemisch werk volgt de bewegingen van het leven, ook wanneer die pijnlijk, verborgen of sociaal taboe zijn.
De wet van erkennen wat er is vraagt dat we alles erkennen wat zich in het systeem voordoet, zonder het te veroordelen of te ontkennen.
Dit geldt voor alle realiteiten die deel uitmaken van het systeem: buitenechtelijke kinderen, abortus, zelfmoord, moord of andere ingrijpende gebeurtenissen, misdaden of schendingen van loyaliteit, NSB-er, gewerkt voor de Duitsers in WOII, etc.
Hellinger leert dat het ontkennen of veroordelen van deze realiteiten het veld verstopt, de beweging blokkeert en spanning veroorzaakt.
Pas wanneer alles wordt erkend, kan het systeem zich bewegen, kan loyaliteit hersteld worden en kan de vraagsteller werkelijk ruimte ervaren.
Het erkennen betekent niet goedkeuren, maar zien wat is zoals het is, volledig en zonder oordeel.
Alleen door deze erkenning kan het veld spreken en kunnen verborgen dynamieken zichtbaar en bevrijdend worden.
5. De wet van ten volle leven
Iedereen in een systeem heeft het recht om ten volle te leven, om zijn eigen bestemming te volgen, om te groeien, lief te hebben en geluk te ervaren.
Systemisch werk laat zien dat dit recht vaak verstoord wordt door verstrikkingen, schuldgevoelens, schuld, geheimen of onopgeloste loyaliteiten.
Hellinger leert dat het niet toestaan van leven — het blokkeren van iemand in ontwikkeling, liefde of geluk — de beweging van het hele systeem belemmert.
Door te erkennen dat ieder recht heeft om te leven zoals het leven zich voor hen ontvouwt, wordt ruimte gecreëerd voor het herstel van orde, loyaliteit en verbinding.
Ten volle leven betekent ook: het verleden erkennen, het heden respecteren en het leven laten stromen, zonder eigen invulling of oordeel toe te voegen.
Het is een fundamenteel principe dat het systeem bevrijdt en het veld helder maakt voor beweging en heling.
Waarom deze vijf wetten de enige meetlat zijn
– Ze komen voort uit observatie van het levende veld, niet uit theorie of psychologie.
– Ze bieden een objectieve structuur voor iets dat anders subjectief en chaotisch zou worden.
– Ze bewaken de ethische grenzen: wie zich aan deze wetten houdt, raakt de innerlijke wereld van een ander niet; wie ze negeert, overschrijdt de grenzen.
– Ze onderscheiden systemisch werk van interpretatie, projectie, nieuwsgierigheid en macht.
Kortom: wie de vijf wetten respecteert, werkt systemisch en ethisch zuiver.
Wie ze negeert, verliest de fenomenologische houding en betreedt de valkuilen van persoonlijke interpretatie en projectie.
Casus: Vraagsteller op de plek van de leidinggevende
Situatie: Tijdens een opstellingsdag wil een vraagsteller inzicht krijgen in de relatie met zijn leidinggevende. Hij ervaart regelmatig botsingen en heeft het idee dat de leidinggevende hem niet mag.
Representanten worden neergezet: één voor het bedrijf, één voor de vraagsteller, voor zijn functie en één voor de leidinggevende.
De representant voor de leidinggevende laat zien dat deze “op zijn tenen staat” maar het liefst door zijn benen zakt—een beweging die spanning en terughoudendheid in het veld zichtbaar maakt.
Dan laat de begeleider de vraagsteller op de plek van de leidinggevende staan, waardoor deze kan voelen wat zijn leidinggevende voelt en kan ervaren hoe de leidinggevende naar hem kijkt, etc. Systemisch gezien gaat het hier mis op het niveau van plek. De vraagsteller verlaat zijn eigen ‘ik-positie’ en stapt in de ‘ik-positie’ van de leidinggevende.
Dat betekent dat hij niet langer vanuit zijn eigen perspectief kijkt, maar (ongevraagd) vanuit het innerlijke perspectief van de ander — iets wat fenomenologisch onmogelijk is en ethisch gezien een overschrijding vormt.
De beweging van het systeem wordt hierdoor vervormd en het werk verliest zijn zuiverheid.
Wat er misgaat
Wanneer de begeleider de vraagsteller op de plek van de leidinggevende zet, gebeurt het volgende:
* De fenomenologische positie vervaagt
De vraagsteller voelt niet de leidinggevende, maar zijn eigen interpretatie van de leidinggevende.
* Het veld wordt gemengd (voyeurisme)
Hij kijkt van binnenuit naar een ander zonder toestemming — een grensoverschrijding.
* Het psychodrama-effect
De opstelling wordt een innerlijke film van de vraagsteller, geen systemische beweging.
Kern: Het is onzuiver, onethisch én onfenomenologisch wanneer een vraagsteller de plek van de ander inneemt.
Representanten zijn er om het systeem te laten spreken; de vraagsteller mag alleen zijn eigen plek innemen.
De taak van de begeleider
Een kundige begeleider draagt de verantwoordelijkheid om het veld zuiver te houden en de beweging van het systeem te respecteren. Dat betekent concreet:
– Het veld bewaken: zorgen dat de dynamiek van het systeem zichtbaar blijft, zonder vervorming door persoonlijke interpretaties of oordelen.
– De vraagsteller beschermen: hem of haar in de eigen toeschouwers plek laten, zodat inzicht ontstaat vanuit zijn of haar eigen dynamiek, niet door in de ander te kruipen.
– De afwezigen beschermen: het respecteren van iedereen die in het systeem aanwezig is, ook degenen die niet fysiek aanwezig zijn, zoals ouders, collega’s of familieleden.
– Bewegingen stoppen die naar interpretatie of psychologische invulling leiden: voorkomen dat iemand invult wat een ander denkt of voelt.
Wie doet wat in de opstelling:
– Representanten mogen voelen, bewegen en observeren wat het veld laat zien.
– De begeleider mag aanwijzingen geven, vragen stellen en duiden, maar zonder de systemische waarheid te vervangen door eigen interpretatie.
– De vraagsteller mag kijken en ervaren wat zichtbaar wordt, maar niet pretenderen te weten wat een ander voelt of denkt.
Kernprincipe:
Het veld spreekt via representanten; wie het veld verstoort door te projecteren of invullen, overschrijdt zowel de fenomenologische als de ethische grens van systemisch werk.
Een goede begeleider zorgt ervoor dat dit niet gebeurt, zodat de beweging van het systeem zuiver blijft en inzicht kan ontstaan.

Systemisch werk toont wat een systeem beweegt.
Maar het verliest zijn kracht wanneer mensen denken te kunnen voelen, denken of weten wat een ander van binnen beleeft.
Daarom is het essentieel dat:
– representanten anoniem werken,
– de vraagsteller op zijn eigen plek blijft,
– en begeleiders waken voor projectie, nieuwsgierigheid en macht.
Systemisch werk vraagt:
Om bescheidenheid, niet om weten.
Om luisteren, niet om invullen.
Om orde, niet om inbreken in de innerlijke ruimte van een ander.
Om NEDERIGHEID: de bereidheid om op de eigen plek te blijven, te kijken zonder in te breken in het innerlijke van een ander, en het veld zijn eigen waarheid te laten tonen.
Alleen dan blijft opstellingenwerk zuiver én ethisch verantwoord.
