1 – De kus en de roes van liefde
Episode 1: De kus en de roes van liefde (Hooglied 1:1–4)
Thema: Het vuur van verlangen en de openheid van de liefde
“Het lied der liederen, dat Salomo bezong.”
(Hooglied 1:1)
Met deze ene regel opent zich een wereld. Geen uitleg, geen achtergrond, geen genealogie of tijdsaanduiding — alleen een titel, bijna als een zegel op de ziel. Het is alsof de tekst zelf zegt: “Wat je nu zult horen, is het meest intieme, het meest essentiële. Niet zomaar een lied, maar het Lied der Liederen.”
Deze eerste zin is een deur die openstaat naar het mysterie van liefde. Niet de liefde van principes of definities, maar de liefde als ervaring: tastbaar, zintuiglijk, overstijgend.
Hier begint geen verhaal in de gebruikelijke zin — hier begint een reis.
Liefde wordt niet uitgelegd. Ze wordt bezongen.
Zoals de Hebreeuwse traditie zelden abstract denkt maar altijd concreet, wordt ook hier liefde niet gedefinieerd, maar geleefd. In geur, aanraking, verlangen, stem, wijn, huid, wind. Liefde is hier geen idee — ze is vlees, geur, stem, beweging. Ze is niet iets wat je hebt, maar iets wat je wordt.
Wie het Hooglied leest, wordt niet gevraagd om te begrijpen, maar om zich te laten raken.
De enige vraag die voortdurend in de hart van de lezer mag meereizen, is: “Wat in mij wordt geraakt?”
Deze eerste regel nodigt ons uit niet als toeschouwer te blijven staan, maar om binnen te treden — in een heilig lied waarin het menselijke en het goddelijke elkaar vinden in de taal van verlangen.
2. Tekstanalyse: Hooglied 1:2–4
A. Vers 2 “Laat hij mij kussen met de kussen van zijn mond; want beter is uw liefde dan wijn.”
Dit is geen voorzichtige opening. Het is een uitroep van verlangen, een directe en tedere overgave. De geliefde vrouw spreekt niet over, maar vanuit haar verlangen. Ze verbergt het niet, temt het niet — ze laat het spreken. Ze wil niet slechts nabijheid, maar de kus van zijn mond, herhaald, intens, direct.
Deze kus is een symbool van intieme eenheid: niet alleen van lichamelijke aanraking, maar van diepste wederzijdse aanwezigheid. In de oud-oosterse poëzie is de mond vaak meer dan een tastbaar lichaamsdeel — het is de plaats waar geest en adem samenkomen, de plek van woord, adem, verlangen. De kus is dus ook een ontmoeting van binnenwerelden, een zielsadem.
“Want uw liefde is beter dan wijn.”
Wijn staat hier niet slechts voor feestelijkheid of genot, maar voor een bewustzijnsverschuiving. In veel mystieke tradities (zoals bij de soefi’s of in het chassidisme) is wijn het symbool van goddelijke vervoering, van extase die de ziel optilt boven het alledaagse. Liefde die beter is dan wijn is liefde die niet slechts verblijdt, maar transformeert.
In het Hebreeuws staat voor ‘liefde’ hier het woord dodim — geladen met passie, erotiek, maar ook met tederheid en diepte. Het verwijst niet naar een vrijblijvende emotie, maar naar een heilige intensiteit die lichaam en ziel samenbindt.
Mystieke onderlaag: De kus wordt in joodse mystiek (zoals in de Zohar) gezien als het moment waarop de ziel zich opent voor de adem van de Ander — voor de Shechinah, de goddelijke nabijheid. Hier is de kus een spirituele daad, een ontmoeting voorbij woorden. De roes van deze liefde is geen vluchtige opwelling, maar een ontwakend weten: ik ben bemind, gekend, geraakt in mijn diepste zijn.
Psychologische laag: De kus vertegenwoordigt ook het moment waarop het hart zich opent, en het innerlijke kind — dat verlangt, zich uitstrekt, zich durft toevertrouwen — weer stem krijgt. Liefde wordt hier niet gepresenteerd als beheersing of afstand, maar als durven vragen: “Kus mij.” In deze kwetsbaarheid zit de kracht van echte nabijheid. De roes is niet alleen van geluk, maar ook van zelfherkenning.
Theologische laag: Theologisch gezien is deze zin revolutionair: niet de mens die God kust, maar de geliefde die verlangt naar gekust worden. Het initiatief ligt bij de ander — en tegelijk bij het verlangen om ontvangen te worden. In deze kus wordt het menselijke verlangen opgenomen in iets dat het overstijgt, en juist daardoor heilig wordt. De kus is een sacrament van liefde: een zichtbaar teken van een onzichtbare eenheid.
Dit vers zet de toon voor het hele Hooglied:
Liefde wordt hier niet als beloning gepresenteerd, maar als oorsprong.
Zij is niet beheerst, maar erkend. Niet gerationaliseerd, maar bezongen.
Niet als bezit, maar als uitnodiging tot overgave.
De kus is de poort.
De roes is de taal.
En de liefde — zij is het begin van alles.
B. Vers 3 “Uw liefde is heerlijker dan wijn;
de geur van uw zalfolie is beter dan alle specerijen.”
De taal wordt zintuiglijker. Waar vers 2 al sprak over de kus en wijn, voert dit vers ons dieper in het lichaam, in de ervaring van nabijheid via geur en aanraking. De geliefde is niet slechts zichtbaar — hij is te ruiken, te voelen, te proeven. De liefde hier is belichaamd, door en door.
De geur van zalfolie is niet zomaar een aangename geur; in de oude wereld had zalving een sacrale functie. Koningen, profeten en heilige voorwerpen werden gezalfd als teken van toewijding, uitverkiezing, verbinding met het heilige. Deze zalfolie draagt dus het dubbele gewicht van zintuiglijke verrukking én spirituele betekenis.
Liefde wordt hier geassocieerd met heiligheid: niet omdat ze zich afzondert van het aardse, maar juist omdat ze het aardse doordrenkt met betekenis. Dit is niet de liefde die afstand neemt van het lichaam om “spiritueel” te zijn, maar de liefde die het lichaam zelf tot heilige grond verklaart.
Mystieke onderlaag: In de mystieke traditie is geur een symbool van de ziel. Waar het oog kan worden misleid en het oor afgeleid, raakt geur direct het centrum van het bewustzijn. Geur is vluchtig, maar dringt diep door. Zo ook de liefde: zij komt niet via verstand, maar via het hart binnen, via het intuïtieve weten.
Zalfolie is in deze context ook een symbool van vervulling — van iets dat is uitgegoten en het hele wezen doordrenkt. De liefde van de Geliefde is niet slechts een emotie, maar een innerlijke transformatie: zij verzacht, opent, doordringt.
Psychologische laag: Op het innerlijk vlak kan deze ervaring gelezen worden als het herkennen van een diepe resonantie met de Ander. Iemand ‘ruiken’ betekent in de psychologie vaak: intuïtief aanvoelen of iets klopt. In deze ontmoeting valt de afstemming samen met verrukking.
De ander is niet langer “buiten mij”, maar iets in mij herkent zich in de nabijheid van die ander. Het zelf wordt geactiveerd, het verlangen wakker gemaakt, het lichaam niet als tegenstander, maar als kanaal van waarheid.
Theologische laag: De geur die alle specerijen overtreft, kan ook worden gelezen als een verwijzing naar het unieke karakter van de goddelijke liefde. Zoals in Exodus 30 de heilige olie van het heiligdom zorgvuldig samengesteld werd, en niet nagebootst mocht worden, zo is deze liefde: onnavolgbaar, uniek, onaards en toch intiem nabij.
Liefde, in deze vroege verzen, is dus geen opstap naar iets hogers — zij is het hogere, binnengebracht in geur, huid en zintuig. Zij is geen vlucht uit de wereld, maar een volledige afdaling in haar essentie.
C. Vers 4 “Trek mij na u toe, wij zullen zich verblijden en ons verheugen in u;
wij zullen uw liefde loven meer dan wijn;
rechtvaardigen zullen van u houden.”
Dit vers opent de beweging van verlangen en wederzijdse roeping. Waar vers 2 de vurige kus vroeg, en vers 3 de zintuiglijke diepte van de liefde bezong, spreekt hier een uitnodiging om te volgen — om samen de vreugde en het feest van liefde te delen. Het is een beweging van naartoe getrokken worden en toestemmen.
“Trek mij na u toe” is niet zomaar een roep om fysieke nabijheid, maar een diepe uitnodiging om mee te gaan in het proces van eenwording — in het dansen van aanwezigheid en overgave. Deze oproep erkent de dynamiek van verlangen: liefde is een levende stroom waarin beide geliefden elkaar bewegen en tegelijk bewegen worden.
De woorden “wij zullen zich verblijden en ons verheugen” benadrukken dat liefde een gezamenlijke vreugde is — niet een eenzijdig streven, maar een gezamenlijke schepping. Het vieren van liefde is een heilige vreugde, een ervaring die het hart opent en de ziel voedt.
Het herhalen van de liefde als iets dat “meer dan wijn” wordt gelovend, versterkt het idee dat deze liefde niet alleen sensueel is, maar ook geestelijk en transcendent.
“Rechtvaardigen zullen van u houden.”
Deze regel voegt een nieuwe laag toe: liefde is niet louter persoonlijke emotie, maar heeft ook een ethische en spirituele dimensie. De ‘rechtvaardigen’ – mensen die leven in integriteit en oprechtheid – zijn degenen die de ware waarde van deze liefde kennen en liefhebben. Liefde is hier verbonden met rechtvaardigheid, met het leven in waarheid en eer.
Mystieke onderlaag: De oproep om gevolgd te worden herinnert aan het mystieke pad van de ziel, waarin het gaat om overgave aan de Ene die leidt. Zoals in vele spirituele tradities is het verlangen naar God ook een uitnodiging om op weg te gaan, te vertrouwen en vreugde te vinden in de reis zelf.
Deze passage roept het beeld op van een dans, een heilige dans tussen het goddelijke en het menselijke, waarin beiden elkaar aantrekken en loslaten in een eeuwige beweging van liefde en vrijheid.
Psychologische laag: Psychologisch gezien weerspiegelt deze passage het proces van psychologische integratie: het herkennen en volgen van je innerlijke roep, en het vinden van vreugde in verbinding met de ander en met jezelf. Het “trek mij na u toe” is ook een metafoor voor het innerlijk volgen van je eigen verlangen, je eigen hart.
De verbondenheid met ‘rechtvaardigen’ geeft aan dat ware liefde ook gaat over authenticiteit en integriteit – het is een roeping om trouw te zijn aan jezelf en aan de ander.
Theologische laag: Theologisch kan deze oproep gezien worden als een echo van het Bijbelse thema van God die zijn volk roept om te komen en te delen in zijn vreugde en heiligheid. Liefde is hier een goddelijke uitnodiging, een feestelijke gemeenschap waarin mensen als rechtvaardigen worden uitgenodigd om te delen in het goddelijke leven.
In dit vers wordt de liefde tastbaar als een actieve uitnodiging tot wederzijdse vreugde, trouw en heiligheid. Het is een beweging van verlangen én overgave, van vrijheid én verbondenheid. De kus en geur uit eerdere verzen vinden hier hun echo in de vreugdevolle dans van het hart dat zich opent en volgt.

Liefde als spirituele roes
De kus in het Hooglied overstijgt het louter lichamelijke: zij is een symbool van de goddelijke ontmoeting. Het is het moment waarop de ziel zich opent en zichzelf herkent in de ander, en tegelijk de ander ervaart als manifestatie van het goddelijke. Dit is niet zomaar een menselijke emotie, maar een heilige ervaring waarin het aardse en het hemelse samenkomen.
De roes van liefde die hier beschreven wordt, is een extase van de ziel — een toestand van overgave waarin het eigen zelf vervaagt en plaats maakt voor een grotere eenheid. Deze extase, deze vervoering, is in vele mystieke tradities de poort naar het goddelijke. De mystici spreken van een liefde die brandt zonder te verteren, een vuur dat zuivert en verlicht.
In het jodendom wordt deze liefde gezien als een ontmoeting met de Shechinah, de goddelijke aanwezigheid die zich in de wereld onthult door nabijheid, tederheid en verbondenheid. De kus is het teken van dit verbond, het teken van een liefde die niet bezit, maar bevrijdt.
Parallellen zijn te vinden in soefi-dichtkunst, waar de geliefde God is en de menselijke ziel het verlangen is dat brandt in die liefde. In het christelijk mysticisme herinnert het aan het beeld van de mystieke bruiloft, de vereniging van ziel en God door liefdevolle overgave.
De roes die hier bezongen wordt, is daarmee geen vlucht in illusie, maar een bewuste verlossing uit het gescheiden zijn. Het is de extase die ons laat proeven van de Ene die alle dingen verbindt, voorbij tijd en ruimte.
Liefde als roes is het heilige vuur waarin de ziel zichzelf vindt en verloren gaat tegelijk. Het nodigt uit om niet alleen te verlangen, maar om toe te laten, te openen, te smelten in de warmte van het Ene.
Joodse en mystieke interpretaties
In de joodse traditie wordt de kus in het Hooglied niet alleen gezien als een uitdrukking van menselijke liefde, maar vooral als een diep symbool van het verbond tussen God en Israël. De Midrasj, een verzameling van spirituele en allegorische commentaren, ziet deze kus als het teken van trouw en verbondenheid — een intieme bevestiging van de heilige relatie die God onderhoudt met zijn volk.
Binnen de joodse mystiek krijgt deze liefde nog meer diepgang. Ahavah, het Hebreeuwse woord voor liefde, wordt beschouwd als het bindende element tussen schepping en Schepper. Liefde is de kracht die de hele kosmos doordringt en verbindt, de energie waardoor alles in beweging blijft en tot volle bloei komt.
De term dodim, vaak vertaald als “de vurige liefde” of “de lieve kussen,” symboliseert in deze context de innerlijke kracht die de ziel in beweging zet — een vurige passie die niet alleen het menselijke hart verwarmt, maar ook het goddelijke vuur in ons wakker maakt. Het is de kracht die ons aanspoort om te zoeken, te verlangen en uiteindelijk eenwording te ervaren.
Deze vurige liefde is geen onrustige drang, maar een heilige energie die leidt naar heelheid en verbinding. In deze visie weerspiegelt zij de stroom van licht en liefde die vanuit Ein Sof — de oneindige goddelijke bron — neerdaalt en ons uitnodigt tot openheid en vereniging.
Zo wordt de kus en het verlangen in het Hooglied een metafoor voor de mystieke ontmoeting, waarin het menselijke en het goddelijke zich in elkaar herkennen en versmelten.
Jungiaanse symboliek
Vanuit een Jungiaans perspectief is de kus in het Hooglied een krachtig archetype van de verbinding tussen Anima (het vrouwelijke in de man) en Animus (het mannelijke in de vrouw) — de innerlijke tegenstellingen van vrouwelijkheid en mannelijkheid in ieder mens. Deze symbolische kus vertegenwoordigt het diepe psychische proces van innerlijke integratie, waarin deze complementaire krachten elkaar ontmoeten, erkennen en in balans brengen.
De roes van liefde is hier geen louter romantische emotie, maar een transformatieproces waarbij het ego wordt overstegen en het zelf zich opent voor eenheid en heelheid. Het is een ritueel van de ziel waarin het individu het mysterie van de ander ervaart als een spiegel voor het eigen innerlijke verlangen, schaduw en potentieel.
In deze ontmoeting wordt het onbewuste wakker: verlangens, angsten, hoop en diepe archetypische beelden komen naar boven en nodigen uit tot bewustwording en groei. De kus symboliseert daarmee het moment waarop het bewuste en onbewuste samenkomen, en waaruit een nieuwe balans en zelfinzicht kan ontstaan.
Het is ook een confrontatie met het mysterie van de ander — de geliefde die tegelijkertijd vertrouwd en onbekend is, een uitnodiging om de grenzen van het zelf te verruimen. Door deze ontmoeting wordt het zelf niet alleen verrijkt, maar ook bevrijd van eenzijdige identificaties en gespletenheid.
Liefde als innerlijk proces is zo een spirituele weg van transformatie en eenwording — een helende dans tussen de krachten van binnen en buiten, man en vrouw, bewust en onbewust.
Persoonlijke contemplatie
De kus in het Hooglied nodigt je uit tot een diepere ontmoeting met jezelf en de ander. Hoe ervaar jij deze ‘kus van liefde’ in jouw leven? Is het iets wat je enkel lichamelijk voelt, of raakt het ook je ziel en geest? Misschien herken je de roes als een moment van volledige overgave en aanwezigheid, waarin alle ruis van het ego even verstilt.
Voel je het verlangen om gevolgd te worden, om erkend en geliefd te worden om wie je werkelijk bent? Dit verlangen is niet zomaar een emotie, maar een krachtige uitnodiging om jezelf te openen en de kwetsbaarheid van liefde te omarmen. Het is de roep van je diepste zelf om verbinding en heling.
Liefde als roes gaat verder dan bezitsdrang of controle; het is een dans van geven en ontvangen waarin ruimte ontstaat voor groei en transformatie. Het opent je hart en bewustzijn, en nodigt je uit om liefde te ervaren als een bevrijdende kracht die jou en de ander overstijgt.
Sta stil bij hoe deze vurige kus je uitnodigt om in je relaties te durven leven met meer diepte, zachtheid en bewustzijn. Hoe kun je liefde omarmen als een heilige ontmoeting die lichaam, geest en ziel verenigt? En wat gebeurt er als je deze roes niet najaagt omwille van jezelf, maar als een uitdrukking van de grote liefde die alles overstijgt?
Deze contemplatie is een uitnodiging om je eigen pad van verlangen, overgave en verbinding te onderzoeken — een mystieke reis waarin liefde het heilige vuur is dat je drijft en draagt.
Slot
Het openingsfragment van het Hooglied is een krachtige oproep om jezelf te openen voor de allesomvattende kracht van liefde — een liefde die lichaam en ziel overstijgt en een vuur aanwakkert dat niet verbrandt, maar juist verlicht. Dit heilige vuur nodigt uit tot overgave, tot het ervaren van een diepe verbondenheid die voorbijgaat aan het alledaagse.
Deze passage zet de toon voor de hele mystieke reis die voor ons ligt: een reis waarin verlangen en ontmoeting centraal staan, en waarin liefde zich toont als een transformerend, helend en heilig mysterie. Het Hooglied nodigt ons uit om liefde te beleven als een levend vuur dat ons draagt, verheft en steeds weer vernieuwt.
Zo begint onze tocht door dit fascinerende lied der liederen — een uitnodiging om de taal van de ziel te verstaan en ons hart open te stellen voor het mysterie dat liefde werkelijk is.
Casus: Lichaamsgerichte oefening voor verbinding en verlangen
Context: Tijdens een sessie in mijn relatiecoachingspraktijk kwam een stel binnen met het verlangen om weer meer nabijheid en passie te ervaren. Ze gaven aan dat ze wel van elkaar houden, maar dat de vonk en het vuur in hun relatie wat was gedoofd. Er was spanning rond intimiteit en ze voelden zich soms meer afstandelijk dan verbonden.
Observatie: Beide partners waren verbaal open, maar hun lichaamstaal toonde terughoudendheid: gespannen schouders, weinig oogcontact, en een zekere onrustige afstandelijkheid. Dit maakte voor mij duidelijk dat het contact vooral op mentaal niveau plaatsvond, terwijl het lijf vergeten was in hun relatie.
Interventie: Ik introduceerde een lichaamsgerichte oefening die ik had geleerd van mijn opleider Piet Weisfelt, gericht op het openen van de sensuele en zintuiglijke ervaring van aanraking, en het stimuleren van het vurige verlangen (dodim) dat het Hooglied zo poëtisch bezingt.
De oefening:
* Aandacht naar het lichaam:
We begonnen met een paar minuten aandachtig ademhalen, waarbij ze hun eigen lichaam en sensaties observeerden zonder oordeel. Dit bracht hen in het hier-en-nu en naar een ontvankelijker staat van zijn.
* Zachte aanraking zonder woorden:
Ik vroeg hen om elkaar rustig en langzaam aan te raken — eerst de handen, daarna de armen en tenslotte de gezichten — zonder te praten, zonder verwachtingen, alleen met volle aandacht en zachtheid.
* De Kus
Vervolgens nodigde ik hen uit om elkaar te kussen. Niet zomaar een vluchtige kus, maar een bewuste aanraking, waarbij ze de intensiteit, het vuur en de zachtheid van de kus in zich opnamen. Deze kus werd een moment van volle overgave en diepe verbinding, zoals het Hooglied die vurige kus beschrijft die lichaam en ziel samenbindt.
* Focus op de energie van verlangen:
Terwijl ze elkaar aanraakten en kusten, nodigde ik hen uit om bewust te voelen welke emoties en sensaties opkwamen. Was er een vonk? Een roes? Misschien ook wat weerstand? Dit bewustzijn werd zonder oordeel gedeeld.
* Verbinding door blik:
Na enkele minuten aanraking vroeg ik hen om elkaar diep in de ogen te kijken, zonder iets te zeggen, en te proberen de aanwezigheid van liefde en verlangen te voelen die zonder woorden sprak.
Inzicht en resultaat:
Ik was ontroerd dat ze beide tranen in hun ogen hadden. Door deze oefening konden ze ervaren hoe hun liefde zich weer kon openen via het lichaam, niet alleen via gedachten en woorden. De kus, het aanraken, werd een brug tussen hun zielen, een tastbare uitdrukking van de vurige liefde (dodim) en de heilige verbinding (ahavah) waar het Hooglied over spreekt.
Ze vertelden na afloop dat ze elkaar weer “echt zagen” en echt voelden — een intense, bijna heilige ontmoeting die hen beide raakte. Het gaf hen handvatten om ook thuis het contact met elkaar op dit dieper niveau te zoeken, en om verlangen en intimiteit opnieuw te cultiveren als een levendig vuur, niet als een bron van druk of verplichting.