1 – De kus en de roes van liefde A
Episode 1: De kus en de roes van liefde (Hooglied 1:1–4)
“Laat hem mij kussen met de kus van zijn mond,
want jouw liefelijkheid is beter dan wijn.“
(Hooglied 1:2)
De kus als poort tussen verlangen en liefde
Het Hooglied opent met een roep die klinkt als de ongedwongen cadans van een hartslag — een verlangen dat zich niet enkel richt op de lichamelijke nabijheid, maar op de essentie van ontmoeting zelf. De kus, die hier wordt gezocht, is niet zomaar een vluchtige aanraking, maar de kus van de mond: drager van taal, van ademhaling, van leven. Zij is het eerste tastbare symbool van dodim — het vurige, hunkerend liefdesverlangen — een diep innerlijk appel dat zich richt op de ontmoeting, de zintuiglijke en existentiële verbinding waarin het diepste zelf zich opent.
Maar deze kus blijft niet gevangen in het vuur van verlangen alleen. Zij is het begin van ahavah — de allesomvattende, transformerende liefde die niet slechts het lichaam doordringt, maar de ziel beroert; die de kloof overbrugt tussen mens en God, het zichtbare en het onzichtbare, het tijdelijke en het eeuwige. In dit kleine gebaar versmelten de roes van het hunkeren en de stille kracht van liefde tot een heilige stroom die door alle dimensies van ons bestaan vloeit.
Verlangen is het vuur dat het hart doet gloeien, de ontvlambare kracht die het leven aandrijft; liefde is het licht dat dat vuur omhult, koestert en verzacht, zonder het te doven. De kus draagt deze paradox in zich: een vurige aanraking die tegelijkertijd zacht en helend is, een intiem moment waarin de grenzen tussen ‘ik’ en ‘jij’ oplossen, en een diep gevoel van verbondenheid en eenheid ontwaakt. Het is de poort naar een mystieke ervaring, waarin de scheiding tussen zelf en ander even wordt opgeheven en het hart zich opent voor de volle waarheid van ontmoeting en heelheid.

Lichaam en ziel: een mystieke ontmoeting
In het Hooglied spreekt het lichaam een taal die even rijk, poëtisch en heilig is als die van de ziel zelf. De kus is geen louter fysieke handeling, maar een sacrale poort — een grensvlak waar lichaam en geest elkaar ontmoeten en versmelten. De huid wordt een heiligdom, een ruimte waar het aardse en het goddelijke elkaar raken; de adem wordt een gebed, een fluistering van het onuitsprekelijke.
Deze ontmoeting weerspiegelt het diepste mysterie van het menselijke bestaan: de zoektocht van de ziel naar haar Ene, de voltooier die heelheid schenkt. Zo zoals de geliefden in het Hooglied elkaar zoeken en vinden, zo zoekt de ziel haar Goddelijke Geliefde. Het lichamelijke verlangen, in al zijn intensiteit en zinnelijkheid, wordt daarmee een metafoor — een tastbare echo van de innerlijke, spirituele roep om eenwording, om heelheid, om het overstijgen van alle scheiding.
De zintuiglijke beelden — van geur, smaak, aanraking — die het Hooglied rijkelijk weeft, verwijzen naar een werkelijkheid waarin het fysieke en het geestelijke niet tegenover elkaar staan, maar elkaar juist versterken en verheffen. In de kus, het aanraken van de huid, de verzadiging van de zintuigen, klinken deze werelden samen tot één heilige taal. Het is een uitnodiging tot heilige nabijheid, een ontmoeting waarin het onzegbare zichtbaar wordt en het ongrijpbare voelbaar: een mystieke dans tussen verlangen en liefde, tussen mens en God.
Symboliek van de kus: poort naar eenheid en heelheid
De kus is archetypisch te begrijpen als een poort — een grensmoment waarin afzondering overgaat in verbinding, en dualiteit oplost in eenheid. Het is het ogenblik waarop de ‘ander’ zich opent als spiegel van het eigen zelf, een verlengstuk dat onze eigen diepste lagen reflecteert, en tegelijk een ondoorgrondelijk geheim blijft, een mysterie dat zich nooit volledig laat vangen.
Deze symboliek draagt een intense mystieke lading: een uitnodiging om het ego, de zelfbescherming en afgescheidenheid, los te laten. Om de grenzen tussen binnen en buiten, tussen zelf en ander, te laten vervagen. De roes van de liefde die zich in de kus ontvouwt, is een sacrale ontmoeting waarin lichaam en ziel samenvloeien — een heilige dans waarin het alledaagse overstegen wordt.
In dit enkele moment ontvouwt zich het grote levensmysterie: de voortdurende beweging tussen nabijheid en afstand, tussen vuur en zachtheid, tussen hunkering en vervulling. Het is een openbaring waarin het tijdelijke wordt doorboord door het eeuwige, waarin de ziel een glimp vangt van de oneindige verbondenheid die ons mens-zijn overstijgt.
Het universele spel van verlangen en heelheid
Wat het Hooglied zo tijdloos en universeel maakt, is dat het het innerlijke spel van verlangen en heelheid weerspiegelt dat alle mensen gemeen hebben. Dodim (verlangen) en ahavah (liefde) zijn geen tegengestelden, maar juist onafscheidelijke bewegingen binnen de menselijke ziel: het zoeken en het vinden, het roepen en het ontvangen, de spanning én de verzadiging.
Deze dynamiek leeft in elk mensenhart en in elke ontmoeting. Het verlangen wijst ons met zachte maar onmiskenbare kracht naar wat ontbreekt — het stille, onuitgesproken roep om heelheid, verbinding en erkenning. Liefde daarentegen opent de ruimte waar dit verlangen kan landen, kan helen en zich kan ontvouwen.
De kus symboliseert deze innerlijke reis: het uitnodigende spel tussen schijnbare tegenstellingen — tussen pijn en vreugde, scheiding en eenwording, het menselijke en het goddelijke. In deze dans vinden we de kern van onze existentie: een mystiek pad van worden en zijn, van telkens weer openen en ontvangen, van breken en helen.
Zo nodigt het Hooglied ons uit om deze polariteiten niet te vermijden, maar ze te omarmen als de poort naar diepere heelheid. Het verlangen is niet slechts een leegte, maar een kracht die ons beweegt naar de liefde die alles overstijgt en tegelijk alles omvat.
Praktische reflecties
- Waar ervaar ik de kus als symbool van het helende spel tussen geven en ontvangen, nabijheid en autonomie?
- Hoe verhoud ik mij tot het verlangen dat in mijn hart leeft? Durf ik het te omarmen als een weg naar heelheid?
- Welke ontmoetingen in mijn leven roepen mij op om dieper te verbinden — met mezelf, met de ander, met het mysterie?
- Hoe open ik mijn lichaam en ziel voor de roes van liefde die voorbij het tastbare reikt?
Door deze vragen te onderzoeken, kunnen we de roes van liefde niet alleen beleven als een moment, maar als een weg die ons uitnodigt tot heelheid en diepere verbinding.
Casus – Anna en David – de dans van nabijheid en autonomie
Anna en David zijn al enkele jaren samen en delen een diepe liefde, maar merken dat hun relatie soms wankelt door onuitgesproken spanningen rondom nabijheid en afstand. Anna verlangt naar meer openheid en intensere verbinding, terwijl David zich soms terugtrekt omdat hij ruimte en autonomie nodig heeft om zichzelf te blijven.
Tijdens een recente ruzie voelde Anna zich afgewezen en onbegrepen; ze ervoer hoe David zich emotioneel afsluitte. David daarentegen voelde de toenemende druk en sloot zich daardoor juist nog meer af. Beiden realiseren zich dat hun patroon niet alleen over elkaar gaat, maar ook over hun eigen innerlijke spanning: Anna’s hunkering om gezien en erkend te worden, en David’s behoefte aan veiligheid en ruimte.
In de coaching werken ze aan het bewust worden van deze dynamiek. Door gesprekken leren ze hun eigen verlangens en grenzen helder te verwoorden en die van de ander te respecteren. Daarbij ontdekken ze dat hun relatie hen juist een spiegel biedt voor hun persoonlijke groei. Anna leert haar verlangen naar verbinding te zien als een uitnodiging aan David, en David ontdekt dat zijn terugtrekken niet het einde van contact hoeft te betekenen, maar juist ruimte kan creëren voor vertrouwen.
Een belangrijk onderdeel van het traject is het oefenen met de kus als symbool en praktijk van aanraking. Ze worden uitgenodigd om de kus te ervaren als een bewuste uitnodiging tot contact — niet alleen als een lichamelijke handeling, maar als een moment waarin ze zichzelf openen en elkaar écht ontmoeten. Eerst oefenen ze met de ogen open en dan oefenen ze met de ogen dicht. Het gaat om het ervaren van het delicate evenwicht tussen geven en ontvangen, nabijheid en autonomie, expressie en ontvankelijkheid.
Door deze oefening ontstaat er ruimte om op een nieuwe manier verbinding te maken: Anna voelt zich gezien in haar verlangen, en David voelt zich erkend in zijn behoefte aan ruimte. De kus wordt zo een dagelijkse poort tot heling en wederzijds vertrouwen, die de dynamiek van hun relatie transformeert. De dans tussen nabijheid en autonomie wordt een gezamenlijke reis van groei, waarbij aanraking niet alleen een teken van liefde is, maar ook een oefenveld voor kwetsbaarheid, moed en intimiteit.