3 – In de vertrekken van de koning
Dit artikel hoort bij de serie: een-mystieke-reis-door-het-hooglied/
Episode 3: In de vertrekken van de koning (Hooglied 1:9–2:7)
Thema: De heilige ruimte van ontmoeting en schoonheid
Hij:
8 Als u het niet weet,
o, allermooiste onder de vrouwen,
volg dan de sporen van de schapen
en weid uw geiten
bij de woningen van de herders.
9 Mijn vriendin, Ik vergelijk u met de paarden
voor de wagens van de farao.
10 Lieflijk zijn uw wangen tussen de kettinkjes,
en uw hals met de parelsnoeren.
11 Wij zullen gouden kettinkjes voor u maken
met zilveren knopjes.
Zij:
12 Zolang de Koning aan Zijn ronde tafel zit,
verspreidt mijn nardus zijn geur.
13 Mijn Liefste is mij een bundeltje mirre
dat tussen mijn borsten overnacht.
14 Mijn Liefste is mij een tros hennabloemen
uit de wijngaarden van Engedi.
Hij:
15 Zie, u bent mooi, Mijn vriendin,
zie, u bent mooi, uw ogen zijn als duiven.
Zij:
16 Zie, U bent mooi, mijn Liefste, ja, lieflijk.
Ja, onze rustbank is het groene loof.
17 De balken van onze huizen zijn ceders,
onze dakspanten zijn cipressen.
Zij:
2: 1 Ik ben een roos van Saron,
een lelie uit de dalen.
Hij:
2 Als een lelie tussen de distels,
zo is Mijn vriendin tussen de meisjes.
Zij:
3 Als een appelboom tussen de bomen van het woud,
zo is mijn Liefste tussen de jongemannen.
Ik verlang er sterk naar in Zijn schaduw te zitten,
en Zijn vrucht is zoet voor mijn gehemelte.
4 Hij brengt mij in het wijnhuis,
en de liefde is Zijn banier over mij.
5 Sterk mij met rozijnenkoeken,
verkwik mij met appels,
want ik ben ziek van liefde.
6 Laat Zijn linkerarm onder mijn hoofd zijn
en Zijn rechter mij omhelzen.
7 Ik bezweer u, dochters van Jeruzalem,
als bij de gazellen of bij de hinden op het veld,
dat u de liefde niet opwekt of aanwakkert,
voordat het haar behaagt.
Tekstanalyse
De geliefde wordt in deze passage bezongen in beelden van natuurlijke pracht en koninklijke rijkdom. De dichter maakt gebruik van geuren (nardus, mirre, hennabloemen), van sieraden (gouden kralen, zilveren randen) en van bloemrijke metaforen: lelies, rozen, een omheinde tuin. Het liefdesspel is zowel zintuiglijk als bezield; het lichaam wordt niet alleen beschreven, maar geëerd als iets heiligs.
De ‘vertrekken van de koning’ vormen het decor van deze lofzang — een intieme ruimte waarin ontmoeting plaatsvindt. Dit is geen alledaagse kamer, maar een heilige plaats. Hier raakt het aardse aan het hemelse. De geliefde spreekt, de geur verspreidt zich, en de winden worden opgeroepen om de tuin van de liefde tot leven te wekken.
Symboliek en mystieke betekenis
De vertrekken van de koning verwijzen niet naar een fysieke kamer, maar naar een innerlijke tempel. Dit is de plaats waar de ziel zich opent voor liefde — een sacrale ruimte waarin het goddelijke en het menselijke elkaar raken.
De geuren van mirre en nardus symboliseren zuivering en toewijding. De kostbare stoffen en juwelen verwijzen naar de aandacht die ware liefde vraagt: eerbied, schoonheid en bewustzijn. De tuin is de ziel, het vrouwelijke principe dat tot bloei komt door de aanraking van de geest (de winden). Hier verschijnt liefde als een mystieke kracht — transformerend, helend, diep levend.
Joodse tradities en interpretaties
In de joodse mystiek (kabbalah) wordt de geliefde vaak gezien als de Shechinah, de goddelijke tegenwoordigheid in de wereld, verlangend naar hereniging met de Eeuwige. De ‘vertrekken van de koning’ verwijzen dan naar de hemelse kamers van het heiligdom — of het innerlijk van de ziel waar deze ontmoeting kan plaatsvinden.
De tuin roept beelden op van Gan Eden, het paradijs vóór de scheiding, waar mens en God nog samen wandelden. De oproep aan de wind – noorden en zuiden – is in deze context een roep tot levensadem, Ruach, de geest van God die de ziel bezielt en liefde mogelijk maakt.
Jungiaanse psychologie en andere denkers
Volgens Carl Jung symboliseren de vertrekken het innerlijk heiligdom van het Zelf. De geliefde daalt af in zichzelf, naar die diepten waar het bewuste en onbewuste elkaar raken. De roos en lelie verbeelden vrouwelijke archetypen van schoonheid, kwetsbaarheid en heelheid. De tuin en de wind staan voor het proces van psychische transformatie — het innerlijk leven dat groeit wanneer het gevoed wordt door inspiratie, aandacht en verlangen.
David Deida zou deze scène zien als een uitnodiging tot sacrale intimiteit: een bewuste versmelting van mannelijke en vrouwelijke energieën. Liefde wordt hier beoefend als spirituele discipline, waarin aanwezigheid, adem en seksualiteit samenkomen in dienst van ontwaken.
John Welwood beschouwt de vertrekken als de innerlijke ruimte van veiligheid waarin het hart zich durft te openen. De geliefde wordt gekleed in pracht — een beeld van de uitnodiging om onszelf volledig te tonen: kwetsbaar én stralend. Liefde is voor hem een weg van heling, waarin openheid de poort is tot heelheid.
Richard Rohr leest deze passage als een metafoor voor de innerlijke kamer van de ziel — de plaats waar de mens stil wordt om het goddelijke te ontvangen. De schoonheid van de geliefde weerspiegelt Gods schoonheid in ons. De adem van de wind is de Heilige Geest, die het leven bezielt en vernieuwt.
Persoonlijke reflectie en contemplatie
Welke plek in jou is een ‘vertrek van de koning’?
Kun je die ruimte betreden met eerbied — een ruimte waar schoonheid en kwetsbaarheid zich mogen tonen?
Wat is jouw tuin? Waar wacht jouw ziel op de aanraking van de wind — de inspiratie, de liefde, de levensadem?
Ben je bereid die wind toe te laten — zelfs als hij stormachtig komt?
Slotgedachte
Deze episode nodigt ons uit om een andere ruimte te betreden: een innerlijke, heilige plaats waarin lichaam, ziel en geest elkaar ontmoeten. Liefde is hier geen sentiment, maar een mystieke daad. In de vertrekken van de koning wordt het menselijke omhuld met goddelijke geur; de liefde wordt een tempel, het lichaam een altaar. We worden uitgenodigd om in deze ruimte aanwezig te zijn — open, waarachtig, geheiligd.
Het Verborgen Script van Episode 3
De ruimte vóór de vertrekken
Het liminale moment – overgang, initiatie, voorbereiding
Er is een moment vóór elke ontmoeting, dat zo subtiel is dat het meestal onopgemerkt blijft. Het is de ruimte van innerlijke voorbereiding – niet uiterlijk zichtbaar, maar intens voelbaar. Vlak voor de geliefde de vertrekken van de koning betreedt, bevindt zij zich in deze ongedefinieerde zone. Een overgangsgebied tussen buiten en binnen, tussen ik en jij, tussen afgescheidenheid en verbinding.
Mystiek gezien is dit een heilige drempel, een toestand waarin het oude zelf nog niet is losgelaten, en het Ware Zelf nog niet is verschenen. Het is niet comfortabel. De ziel wordt hier uitgerekt. De innerlijke beweging van verlangen is gewekt, maar nog zonder zekerheid dat zij zal worden beantwoord. Dit is de nigredo in alchemistische termen: de donkere fase van afbraak, verwarring, afwezigheid van licht. Niet als straf, maar als noodzakelijke ontbinding van oude vormen.
In de nigredo komt alles aan het oppervlak wat de ontmoeting dreigt te blokkeren: schaamte, angst, zelfafwijzing, herinneringen aan eerdere afwijzing. Vóór de geliefde zich kan openen, moet zij zich eerst ontdoen van wat haar afsluit. De weg naar de vertrekken is geplaveid met innerlijke doden.
Toch schuilt hierin de grootste uitnodiging: niet om te ‘weten wat er komt’, maar om te leren verdragen dat je het niet weet. Om niet op de deur te bonken, maar stil te staan op de drempel, met lege handen.
In deze ruimte wordt de ziel voorbereid op het sacrale. Hier groeit het vermogen tot verwondering, ontvankelijkheid en eerbied. Wie deze fase overslaat, ontmoet de ander vanuit projectie en controle. Wie haar doorstaat, wordt open genoeg om werkelijk te ontvangen.
Dit moment vóór de ontmoeting is zelf al heilig. Zoals een tempel een voorhof kent, en een ritueel een inwijding voorafgaat, zo kent ook de liefde haar transitieruimte – de plek waar iets ouds sterft, zodat iets nieuws geboren kan worden.
De vertrekken als alchemistische retort
Transformatie onder druk – de kamer als gesloten vat
Wanneer de geliefde de vertrekken van de koning binnengaat, stapt ze niet zomaar een kamer binnen. In mystieke en alchemistische zin betreedt ze een gesloten vat — een ruimte waarin hitte wordt opgevoerd, waarin ingrediënten samengebracht worden die elkaar zullen veranderen, oplossen, herscheppen. Het is geen toevallige ontmoeting, maar een initiërende transformatie.
De kamer als retort
In de alchemie is de retort een afgesloten glasvat waarin stoffen onder invloed van vuur smelten, gisten, oplossen. Alles wat daar gebeurt is onzichtbaar voor de buitenwereld, maar van binnen heerst spanning, druk en verandering. Ook de vertrekken van de koning functioneren zo: het is een besloten ruimte waarin de geliefde haar masker aflegt, waarin haar lichaam en ziel zich niet meer kunnen verstoppen. Hier kan niets meer geveinsd worden. De hitte van nabijheid werkt zuiverend.
Wat smelt er?
– De controle van het ego, dat zich niet meer kan verschuilen achter rollen of overtuigingen
– De afstand, waarin de ander nog projectie kon blijven
– De oud zeer, dat oplost in de warmte van aandacht en aanraking
Wat wordt opgelost?
– Verlangen en angst vermengen zich; liefde en pijn worden niet meer gescheiden gehouden
– De geliefde ervaart dat haar kwetsbaarheid geen zwakte is, maar een toegangspoort
– Het lichaam wordt geen instrument meer, maar drager van ziel
Wat wordt samengebracht?
– Mannelijk en vrouwelijk: als principes van richting en ontvankelijkheid
– Geest en lichaam: het spirituele daalt in het lichamelijke, het lichamelijke wordt drager van het heilige
– Ziel en ego: het ego verliest zijn voorrang, de ziel krijgt haar plek terug in het centrum
Innerlijke dialectiek
In deze kamer ontmoeten de innerlijke geliefden elkaar. Jung noemde dit het huwelijk van animus en anima. De geliefde ontmoet in de ander haar eigen spiegel: haar gemis, haar hoop, haar verlangen om heel te zijn. Maar de geliefde ís niet de ander. Wat zij werkelijk ontmoet, is zichzelf — in de ander weerspiegeld.
Hier ligt de spanning van de ontmoeting:
– Kun je de ander toelaten zonder jezelf te verliezen?
– Kun je jezelf tonen zonder de ander te gebruiken voor bevestiging?
De kamer stelt die vragen niet expliciet, maar ze worden gevoeld in elke aanraking, elke geur, elke blik. De geliefde wordt niet bevestigd, maar beproefd. Want waar intimiteit echt is, ontstaat er hitte. Niet de hitte van begeerte alleen, maar die van zielsblootstelling.
Niet romantisch, maar alchemisch
De vertrekken van de koning zijn geen liefdesnest. Ze zijn een transformatie-ruimte. Een spirituele smeltkroes. Wat hier gebeurt is rauw, echt, heilig. Hier worden we niet vermaakt, maar veranderd. Hier wordt liefde niet idealistisch opgepoetst, maar tot haar essentie teruggebracht: aanwezigheid, waarheid, offer.
De geur als transmissie van ziel
De onzichtbare handtekening van liefde
“Zolang de koning aan zijn ronde tafel ligt, geeft mijn nardus zijn geur…”
(Hooglied 1:12)
In het Hooglied stijgt geur op uit het lichaam van de geliefde als een onzichtbare maar alles doordringende aanwezigheid. De mirre, de nardus, de hennabloemen — ze worden niet gedragen, maar uitgestraald. Niet geconsumeerd, maar geopenbaard. Hier functioneert geur als een spirituele signatuur: een unieke afdruk van wie iemand op zielsniveau is.
Geur als spirituele aanwezigheid
In de mystieke symboliek is geur verbonden met aanwezigheid zonder vorm. Waar het oog ziet en het oor hoort, is geur de stille boodschapper — een verschijning van wat niet gezegd kan worden. In het Hooglied is geur dan ook geen decoratief detail, maar een wezenlijk element van liefde: het is de adem van intimiteit, de taal van het onzichtbare. De geur van mirre op het lichaam van de geliefde zegt: ik ben hier, en ik ben volledig aanwezig.
Mirre, nardus, hennabloemen – als dragers van ziel
Elke geurstof in deze passage heeft een dieper veld van betekenis:
– Mirre: balsem voor de dood, maar ook voor liefde; een symbool van transformatie en overgave
– Nardus: zeldzaam, kostbaar, meditatief; verbonden met rust en toewijding
– Hennabloemen: geur van sensualiteit, vruchtbaarheid en vrouwelijke bloei
Deze geuren dragen zielsinformatie. Ze communiceren niet met de ratio, maar met het hart, het lichaam, het intuïtieve weten. Geur is trilling — het raakt niet alleen het geheugen van de hersenen, maar ook het geheugen van de ziel.
Geur als geheugen, als kanaal van herkenning
Geur opent. Niet alleen zintuigen, maar ook herinneringen. In de diepte van ons wezen ligt een geurgeheugen opgeslagen dat ouder is dan ons verhaal. De geur van een geliefde kan ons in één moment terugvoeren naar oerherinneringen van verbinding, geborgenheid, verlies, geboorte. In mystieke zin roept geur het oerverlangen wakker — niet alleen naar de ander, maar naar de Eenheid zelf.
De geliefde in het Hooglied verspreidt haar geur als een uitnodiging: ontmoet mij waar woorden niet kunnen reiken. Haar geur is geen verleidelijk parfum, maar een zielsfrequentie. De koning ruikt haar, en weet: zij is de mijne. Niet van bezit, maar van herkenning.
Geur als zielsherkenning
In een diepere laag zegt de tekst: liefde wordt niet alleen gevoeld, maar geroken.
Geur activeert een herkenning die verder gaat dan dit leven. Iets in de ander herinnert jou aan jezelf — of aan een belofte die vóór woorden bestond.
Zo wordt geur in deze episode een kanaal voor de mystieke ontmoeting. Een brug tussen lichaam en ziel, tussen verlangen en bestemming.
De geliefde ademt zichzelf uit — en in haar adem ruikt de ander God.
De tuin als innerlijk landschap
Levend, ademend, gevoelig – niet enkel een metafoor
“Sta op, noordenwind, en kom, zuidenwind! Blaas op mijn tuin, zodat haar geur zich verspreidt.”
(Hooglied 4:16)
In het Hooglied spreekt de geliefde over haar lichaam en ziel als een tuin. Niet als een literaire vergelijking, maar als een directe aanduiding van haar innerlijke staat van zijn. De tuin is haar leven – haar gevoeligheid, haar sensualiteit, haar zielsaarde. Zij nodigt de wind uit om te komen, om haar open te waaien. Dit is geen passieve overgave, maar een bewuste daad: kom, wakker mij, beadem mij, laat mij leven.
De tuin leeft
De mystieke tuin is geen statisch decor. Ze is een levend systeem van verlangen, herinnering, verlangen en belofte. Ze bevat zowel bloei als braakliggendheid. In elk mens is een tuin, met paden die vergeten zijn, met bloemen die al lang niet meer zijn opengegaan, met zaden die wachten op licht.
Wat groeit er in jou?
Wat is in stilte aan het kiemen?
Wat is overwoekerd?
Wat schreeuwt om water, om zorg, om aandacht?
De tuin van de geliefde is geen privébezit. Ze wordt pas werkelijk tuin als ze beademd wordt – als ze zich opent voor wat haar overstijgt. Ze verlangt naar wind, naar beweging, naar relatie. Alleen in die aanraking wordt ze volledig zichzelf.
De tuin als plek van innerlijke seksualiteit en scheppingskracht
In veel spirituele tradities (waaronder de kabbalah, tantra en alchemie) staat de tuin symbool voor het vrouwelijke principe: ontvankelijk, voedend, creatief. Maar deze tuin is niet zachtaardig of tam — ze is vruchtbaar, zinnelijk, levendig. Ze is het centrum van levenskracht en seksuele energie — niet beperkt tot genitaliteit, maar als scheppende, creatieve impuls die door het hele wezen stroomt.
De geliefde is geen object van verlangen — zij ís verlangen.
De tuin is de plek waar eros en ziel elkaar ontmoeten.
Waar het lichaam zich niet schaamt, maar spreekt, ruikt, leeft.
Waar seksuele energie niet losstaat van spiritualiteit, maar er de drager van is.
Deze tuin is niet bedoeld om omheind te blijven. Ze wil geopend worden — niet als daad van overgave aan een ander, maar als herinnering aan wie ze in wezen is: een kanaal van levensenergie.
Wat wordt wakker?
Wanneer de noordenwind en de zuidenwind samenkomen, gebeurt er iets:
– Het lichaam herinnert zich zijn levendigheid
– De ziel voelt weer stroming
– Er komt iets op gang wat groter is dan controle
Deze ontwaking is geen climax, maar een verschuiving.
Wat slaapt, begint te luisteren.
Wat verstopt zit, wil gezien worden.
Wat verstard is, begint te trillen.
De tuin is dus een toestand van ontvankelijkheid en scheppingskracht. Ze laat zich niet dwingen, maar nodigt uit. Ze is niet het resultaat van inspanning, maar het gevolg van aanwezigheid, aandacht en adem.
Niet alleen poëzie – maar praktijk
Als we de tuin slechts lezen als metafoor, missen we haar kracht.
Zij is een oproep.
Een veld in onszelf.
Een plek waar we naartoe kunnen terugkeren.
De vraag is dan niet meer: Wat bedoelt de tekst met “tuin”?
Maar:
Hoe verzorg ik mijn eigen innerlijke tuin?
Wat laat ik verwilderen?
Waar verlang ik naar beademing, aanraking, erkenning?
De wind als geestelijke bevruchting
Noordenwind en zuidenwind – adem, aanraking, inspiratie
“Sta op, noordenwind, en kom, zuidenwind! Blaas op mijn tuin, zodat haar geur zich verspreidt.”
(Hooglied 4:16)
In deze oproep klinkt een diepe, spirituele urgentie. De geliefde roept de krachten van de wind aan – niet als poëzie, maar als daad van initiatief, openstelling en overgave. Ze vraagt niet om bevestiging, maar om transformatie.
Niet één wind, maar twee.
Tegengesteld. Complementair.
De noordenwind én de zuidenwind.
Noordenwind – de beproeving
De noordenwind is koud, snijdend, reinigend. In de joodse symboliek is het de wind van de beproeving, zuivering, innerlijke weerstand. Hij test de stevigheid van de wortels.
In de ziel vertegenwoordigt de noordenwind de momenten waarop liefde niet zacht is, maar scherp. Wanneer nabijheid oude wonden opent. Wanneer overgave moeite kost. Wanneer het ego weerstand biedt tegen het blootgelegd worden.
De noordenwind maakt klaar. Hij blaast de dode bladeren weg. Hij laat alleen dat wat werkelijk levend is, staan.
Zuidenwind – de tederheid
De zuidenwind daarentegen is zacht, warm, geurverspreidend. Ze is verbonden met koestering, troost, aanraking, vruchtbaarheid. Ze nodigt uit, zonder te forceren. Ze is de aanraking van de liefde die geen voorwaarden stelt.
In de ziel is de zuidenwind de beweging van genade. Van de liefde die niet eist, maar aanwezig is. Ze verzacht, opent, verwarmt – zodat de tuin zich durft te tonen in al haar kwetsbaarheid.
Samen roepen deze winden niet alleen het lichaam wakker, maar de hele persoon. Ze zijn de twee krachten van spirituele rijping:
– Noordenwind: Wat moet losgelaten worden?
– Zuidenwind: Wat mag nu tot bloei komen?
Wind als pneuma – de adem van God
In de mystieke taal is wind nooit zomaar lucht. Wind is ruach, pneuma, spiritus: de adem van God. Zoals in Genesis Gods adem over het water zweefde en leven ontstond, zo zweeft ook hier de wind over de tuin van de geliefde.
Zij wordt beademd.
Niet alleen geraakt, maar in-geademd.
Ze wordt een levende tuin door de aanraking van deze heilige adem.
In dit beeld wordt de tuin niet slechts bevrucht, maar geïnspireerd.
De wind is geen mannelijke kracht die iets doet aan het vrouwelijke,
maar een goddelijke beweging die iets oproept uit het vrouwelijke:
levensgeur, zielsadem, creativiteit, verlangen.
Mystieke vereniging: actieve aanraking, passieve ontvankelijkheid
In deze symboliek zien we de klassieke mystieke polariteit:
– God als actieve, aanrakende kracht
– De ziel als ontvankelijke tuin
Maar deze ontvankelijkheid is geen passiviteit. Het is een bewust kiezen om geraakt te worden. De geliefde zegt immers:
“Kom!”
Zij nodigt uit.
Zij opent zich.
Zij is niet slachtoffer van een goddelijke aanraking, maar partner in de ontmoeting.
Hier ligt een diep inzicht verborgen:
De ziel wordt niet gevormd in de stilte alleen,
maar in de dans van aanraking en antwoord.
Van wind en tuin.
Van Geest en vlees.
Het verborgene in de geliefde
De man als poortwachter van bewustwording, niet als redder
In de taal van het Hooglied klinkt de geliefde vol verlangen naar “de koning”, naar zijn vertrekken, naar zijn nabijheid. In een oppervlakkige lezing lijkt zij zoekend naar een man die haar komt halen, beschermen, vervullen. Maar op een dieper niveau is de koning geen man van vlees en bloed. Hij is een archetype, een innerlijk beeld, een functie van de ziel die iets wezenlijks wakker maakt.
De innerlijke koning is het mannelijke principe dat richting geeft, focus aanbrengt, onderscheid maakt. Hij is niet de held die de vrouw redt, maar de poortwachter die haar uitdaagt om haar ware zelf onder ogen te zien. Hij verleidt haar niet tot afhankelijkheid, maar tot bewuste aanwezigheid.
De ‘man’ als spiegel, niet als bestemming
De geliefde zoekt de koning op – en daarin zoekt ze zichzelf, gespiegeld in de ander.
Want juist in het contact met het mannelijke ervaart het vrouwelijke waar het nog afhankelijk is van bevestiging, waar het zichzelf vergeten is, waar het verlangt om gezien te worden door iets wat buiten haar lijkt te liggen. Maar de mystieke boodschap is:
de koning is in jou.
De ander is de spiegel die je uitnodigt om je eigen innerlijke koningschap te erkennen.
In die zin is het mannelijke niet de bestemming, maar het kanaal van wakker worden. De geliefde kijkt in zijn ogen, en ziet daar – misschien voor het eerst – de reflectie van haar eigen goddelijke schoonheid.
Vrouwelijk ontwaken via het mannelijke
In de alchemie en Jungiaanse psychologie is het mannelijke principe in de vrouw haar innerlijke animus – de stem van helderheid, onderscheidingsvermogen, richting. Niet zelden komt deze stem eerst in vervormde gedaantes: als oordeel, als controle, als autoriteit buiten haarzelf. Pas wanneer de vrouw deze projecties terugneemt, kan zij haar innerlijke koning ontmoeten – niet als heerser, maar als bewuste kracht in zichzelf.
De geliefde in het Hooglied bevindt zich precies in dit proces.
Zij ontmoet de man, maar in die ontmoeting ontdekt ze:
– haar eigen verlangen om volledig aanwezig te zijn
– haar recht op schoonheid, waardigheid en heiligheid
– haar kracht om ja te zeggen tegen leven, lichaam en liefde
De man maakt haar niet af – hij ontsluit haar.
En daarmee wijst hij haar terug naar de poorten van haar eigen ziel.
De koning als innerlijk beeld van heelheid
In mystieke zin vertegenwoordigt de koning niet alleen het mannelijke, maar de complete geliefde – het beeld van de Ziel die zich verbindt met het Zelf.
Hij staat symbool voor:
– integratie
– bewuste aanwezigheid
– het vermogen om liefde te dragen zonder haar te beheersen
Door hem te zien, leert de geliefde zichzelf volledig bewoonbaar te maken.
Zij hoeft niet te wachten op redding.
Zij hoeft zich niet kleiner te maken.
De ontmoeting met de koning is de aanzet tot haar eigen innerlijk leiderschap.
De schaduw in de intimiteit
Angst, afweer, oude pijn – de afwezigheid van God als mystiek vacuüm
Intimiteit, zoals het Hooglied haar beschrijft, is niet enkel schoonheid, extase, geur en verlangen. Tussen de regels sluimert ook een andere realiteit: de schaduw.
De afwezigheid van God.
De angst om jezelf te tonen.
Het beven van het hart wanneer je je opent en niet weet of je ontvangen wordt.
De ontmoeting draagt in zich de mogelijkheid van overgave,
maar ook van verlating, miskenning, blootstelling.
Angst en afweer – wanneer liefde te dichtbij komt
Zodra de geliefde zich toont, kwetsbaar, ruikend naar mirre en verlangend naar aanraking, wordt ze voelbaar echt.
Maar waar echtheid is, ontstaat ook spanning:
– Wat als ik mij toon en de ander keert zich af?
– Wat als mijn verlangen te veel is?
– Wat als ik bemin, maar niet word beantwoord?
In deze intieme ruimte komt oude pijn omhoog – niet omdat de ander deze veroorzaakt, maar omdat de liefde de lagen openmaakt die bescherming boden.
Wat lang verborgen lag, wordt zichtbaar in het licht van nabijheid.
Dat is de prijs én de gave van echte ontmoeting:
je raakt niet alleen de ander, je raakt ook je eigen littekens aan.
De afwezigheid van God – het mystieke vacuüm
Elke mystieke weg kent een moment waarin God niet lijkt te spreken.
In het Hooglied is het opvallend dat God nergens expliciet aanwezig is.
Geen stem uit de hemel, geen moreel kompas, geen duidelijke aanwezigheid.
Dat is geen gebrek, maar een diep spiritueel teken:
de ziel moet zélf ontdekken, zélf verlangen, zélf haar weg zoeken.
Deze afwezigheid is geen leegte zonder betekenis, maar een leegte die ruimte schept voor echte ontmoeting.
Want alleen in die open ruimte kan de ziel zich werkelijk tonen.
Niet geleid door regels of angsten, maar door innerlijk verlangen.
Dit vacuüm is heilig.
Niet omdat het comfortabel is,
maar omdat het de eerlijkheid van het moment vraagt:
Durf jij te blijven wanneer God stil is?
Ontmoeting als confrontatie met leegte én verlangen
Wat de geliefde ervaart is geen romantisch samenzijn.
Het is een soul encounter — een ontmoeting die haar uit haar bekende vorm haalt.
De leegte die zij voelt is de ruimte die ontstaat wanneer alle zekerheden wegvallen.
Wat overblijft is het rauwe verlangen van de ziel om zich te verbinden.
Niet met een idee, niet met een rol, maar met het leven zelf.
En precies daar, in dat mystieke vacuüm,
ontstaat de mogelijkheid van echte liefde:
niet als projectie of bezit,
maar als aanwezigheid — zelfs temidden van afwezigheid.
Ritueel en initiatie
Het betreden van de vertrekken als rite de passage
Liefde als initiatiepad: offer, schoonheid, overgave
De ‘vertrekken van de koning’ zijn geen vrijblijvende ruimtes van plezier of oppervlakkige nabijheid. Ze zijn eerder het toneel van een diepgaand proces: een rite de passage waarin de geliefden een grens oversteken, een innerlijke drempel betreden, en een spirituele transformatie ondergaan.
Liefde als initiatie
Deze passage uit het Hooglied nodigt uit om liefde te zien als een heilige oefening:
– Offer: bereidheid om jezelf in kwetsbaarheid te tonen, wat oude patronen los te laten, en het ego ondergeschikt te maken aan de liefdesstroom.
– Schoonheid: het herkennen en eren van het goddelijke in de ander en in jezelf, het omarmen van de zintuiglijke pracht als poort naar het transcendente.
– Overgave: het openstaan voor de mysterieuze adem van het leven, de winden die je tuin bezielen en je ziel ontvankelijk maken voor verandering.
Deze elementen zijn onlosmakelijk verbonden met spirituele groei. Liefde is niet ‘gewoon’ liefde, maar een pad van ontwaken. De vertrekken van de koning zijn daarmee een innerlijke ruimte waarin ziel, hart en lichaam samenkomen in heilige dans.
Rite de passage: oversteken naar nieuwe bewustzijnslaag
Wanneer je deze vertrekken betreedt, stap je symbolisch een drempel over. De ruimte is een gesloten vat, zoals een alchemistisch laboratorium, waar hitte en druk transformatie brengen.
Het is geen plaats van zekerheid, maar van vertrouwen in het proces – zelfs wanneer het pijnlijk of verwarrend is.
Zo wordt intimiteit een heilige praktijk, een sacrale ruimte waar de ziel haar verborgen kanten ontmoet en integreert.
De uitnodiging
Hooglied 1:9–2:7 nodigt je uit om niet te vluchten voor de complexiteit van liefde, maar deze in al haar lagen te omarmen:
– de schoonheid én de schaduw
– de verleiding én de beproeving
– het verlangen én de leegte
Liefde is geen doel, maar een continu ritueel van openen, ontvangen en herboren worden.
Contemplatie:
Neem even de tijd om te ademen en deze woorden in je te laten dalen. Voel de uitnodiging van de vertrekken: wat vraagt deze heilige ruimte van jou? Welke ‘offer’ ben jij bereid te brengen? Waarin mag jij schoonheid herkennen? En waar durf je overgave toe te laten?
LEES VERDER: Episode 4: De komst van de Geliefde (2:8–17)