De zeepbel van verdriet
Ik leef in een zeepbel van verdriet
De zeep is zo dicht
Dat de bel niet uiteenspat
Ik spreek mezelf moed in
Ik zing mij zelf toe
En toch blijft het verdriet
Hoe kan nu een zeepbel
ontwrichtend zijn
Blijkbaar vind ik niet het gebaar
De juiste beweging
om het uiteen te laten
spatten…
In het zonlicht zien anderen
Mij schitteren
Begrijpen niet dat
in al mijn vezels
in elke cel tranen zijn
en ik glinster van gebrokenheid.
Mijn zeep is het mengsel van hoop en aanpassing —
licht genoeg om een bel te vormen,
zwaar genoeg om niet te breken.
De zeep is de zachte leugen
waar ik mijn kracht uit haalde,
waar ik mee leerde leven.
Raak mij aan
Houd mij vast
Voed mij met jouw warmte
Laaf mij met jouw zekerheid
Je houdt van mij
Zoals ik ben.
Dan voel ik mijn eigen adem
vanuit mijn binnenste
De wanden van de bel beroeren
Eerst bibberend trillend
Dan puttend uit mijn wezen
een kracht die laat spattend
En sta ik onverwachts
en ongedacht
Naakt, te rillen
In de kou die mij omringt
verwart, geschrokken
maar bevrijd!