Geforceerd leven
De vroegste ervaringen vormen ons dieper dan we vaak beseffen.
In deze serie verkennen we hoe prenatale en perinatale invloeden doorwerken in gedrag, relaties en gezondheid.
Elke fase van het vroege begin draagt een stille imprint in ons leven.
Als conceptie technisch tot stand komt (IVF, ICSI)
Wanneer het leven niet vanzelf mag ontstaan, maar wordt afgedwongen
In een wereld waarin medisch-technologische voortplanting steeds normaler wordt, blijft de innerlijke ervaring van het kind vaak onbelicht. Wat gebeurt er in de diepste lagen van een mens wanneer het leven niet vanzelf ontstaat, maar gepland, gestuurd en afgedwongen of geforceerd wordt?
In dit artikel onderzoeken we de pre- en perinatale imprint van IVF, ICSI, hormonale stimulatie, eicel- of zaaddonatie, embryoselectie en andere technieken die het leven mogelijk maken – maar ook beïnvloeden. We kijken naar de emotionele en energetische lagen die meereizen met het kind dat op deze manier is ontstaan.
Wanneer het leven gepland wordt
De wens om een kind te krijgen is krachtig. Wanneer natuurlijke conceptie uitblijft, biedt IVF uitkomst. Technisch gezien is het een succes: de eicel wordt buiten het lichaam bevrucht, het embryo zorgvuldig teruggeplaatst.
Maar deze route is allesbehalve neutraal.
Wat gebeurt er met de ziel, met het bewustzijn, wanneer het begin van het leven niet in een intieme versmelting plaatsvindt, maar in een laboratoriumsetting, onder gecontroleerde omstandigheden?
Kinderen die via IVF of ICSI ontstaan, dragen vaak (onbewust) de imprint van:
* technische tussenkomst
* prestatiedruk
* stress bij de ouders
* verlies van andere embryo’s
* een ‘verkozen’ bestaan – en daarmee soms ook het gevoel afgewezen te kúnnen worden

Wat zeggen pre- en perinatale denkers?
Volgens pioniers zoals Anna Verwaal, maar ook vanuit het gedachtengoed van Emerson, Chamberlain, en de systemische benadering, brengt conceptie via techniek een aantal specifieke psychologische thema’s met zich mee:
* Het kind wordt “gecreëerd” met wilskracht, ingrijpen en controle.
* Die energie wordt meegegeven in de diepste lagen van de vorming.
* Het kan leiden tot een levensgevoel van:
“Ik moet iets zijn”, “ik moet slagen”, “ik ben er omdat het moest lukken.”
Veel IVF-kinderen ervaren dan ook:
* prestatiedruk zonder reden
* moeite met ontvangen en spontaniteit
* een gevoel van ‘gemaakt zijn’, niet vanzelf geboren
* het idee dat ze ‘iets moeten waarmaken’
Anna Verwaal benadrukt dat het lichaam van de vrouw, de baarmoeder, en het energieveld rondom conceptie meedragen wat er speelt: stress, verwachting, vermoeidheid, verdriet, angst voor mislukking.
“Het kind voelt niet alleen dat het gewenst is, maar ook dat het ‘moest’ gebeuren.”
– Anna Verwaal
De koude start
De eerste uren of dagen van het embryo zijn bij IVF vaak afgescheiden van de moeder. De bevruchting vindt plaats in een laboratorium, onder fel licht, gecontroleerde temperatuur en observatie door derden. In sommige gevallen worden embryo’s ingevroren, opgeslagen of zelfs geselecteerd op levensvatbaarheid.
Vanuit energetisch en psychologisch oogpunt is dit een kille, niet-menselijke start van het leven.
Mogelijke imprint op het kind:
* gevoel van eenzaamheid of dissociatie
* bindingsproblemen: wie is mijn oorsprong?
* gevoelens van onveiligheid, controleverlies
* moeite met belichaming: “ik kom niet echt aan in het lichaam”
Bestaansrecht en prestatiedruk
IVF-kinderen kunnen worstelen met een onderhuids gevoel van bestaansschuld of bestaansvoorwaarde:
* “Ik was een project, ik móest lukken.”
* “Zoveel moeite is er gedaan voor mij, ik mag niet falen.”
* “Er zijn broertjes of zusjes verloren gegaan. Ik ben gekozen, zij niet.”
Wanneer er meerdere embryo’s zijn ontstaan waarvan maar één werd teruggeplaatst of bleef leven, kan dat leiden tot:
– onderdrukte rouw
– loyaliteit aan de niet-geborenen
– faalangst of overcompensatie
– moeite met ontspannen in het bestaan
Kinderen die dit voelen, hebben vaak het idee dat ze hun plek moeten verdienen, in plaats van dat die hen vanzelf toekomt.
In de praktijk
Als coach of therapeut herken je deze thema’s soms bij cliënten die:
– moeite hebben met ontspanning of overgave
– controlebehoefte vertonen in relaties of werk
– niet lijken te ‘landen’ in hun lijf
– overmatig loyaal zijn aan ouders of systemen
– zeggen: “Ik voel me alsof ik iets moet goedmaken dat ik niet begrijp.”
De oorsprong van deze patronen kan liggen in hoe zij zijn ontstaan: onder druk, buiten het lichaam, in afwachting van succes.
Herstellen van het oorspronkelijke contact
Heling begint met erkenning. Zonder oordeel. Zonder medisch debat. Gewoon door stil te staan bij wat deze vorm van conceptie psychologisch betekent:
* Was jij gewenst én mocht je ook ontstaan?
* Was er ruimte voor de ziel, of vooral een doel?
* Hoe was het veld waarin jij werd ontvangen?
* Is jouw bestaan verbonden aan een ‘opdracht’?
Via lichaamswerk, systemische oefeningen, regressie of visualisatie kunnen deze ervaringen herkend en herschreven worden. Niet om ze te ontkennen, maar om het leven weer van binnenuit toe te eigenen.
Thema’s in dit deel:
* Bestaansrecht: mag ik zijn wie ik ben – ook zonder perfectie?
* Controle vs. overgave: kan ik ontspannen in het leven?
* Afgedwongen zijn: draag ik een opdracht of leef ik vrij?
* Selectie en verlies: draag ik verdriet dat niet van mij is?
* Leven als opgave: ben ik hier om iets goed te maken?
Tot slot
Kinderen ontstaan via IVF zijn volwaardige, prachtige zielen – net als ieder ander. Wat hen onderscheidt, is niet hun waarde, maar de kleur van hun begin. En daarin ligt hun kracht én kwetsbaarheid.
Door erkenning te geven aan het hoe, ontstaat ruimte voor het wie.
Niet om het technische te veroordelen, maar om het mens-zijn daarin te herstellen.
artikel 2: De eerste vonk – Wat gebeurt er bij conceptie?
- De ziel of het bewustzijn bij het ontstaan
- Conceptie als energetisch én lichamelijk moment (Emerson, Verwaal, Grof)
- Welkom zijn vs. ongewenstheid
- Hoe herken je pre- en perinataal trauma in je praktijk?
- Ouderlijke intentie, spanningen of afwezigheid
- Celgeheugen en prenatale imprint
Thema: bestaansrecht, “mag ik er zijn?”, innerlijke toestemming