Geneeskunde als markt
De meeste mensen gaan ervan uit dat artsen werken in dienst van hun gezondheid. Dat ziekenhuizen, verzekeraars en farmaceutische bedrijven er zijn om hen beter te maken. En dat medicijnen ontwikkeld worden met maar één doel: genezing.
Maar wat als dat niet zo is? Wat als het systeem van gezondheidszorg, zoals we dat vandaag kennen, is gebouwd op winstmodellen – en niet op welzijn?
Dit artikel neemt je mee naar het begin van de twintigste eeuw, naar de man die aan de wieg stond van de moderne westerse geneeskunde: John D. Rockefeller. Geen arts. Geen onderzoeker. Maar een zakenman. En bovenal: een oliegigant. Wat volgde, was een fundamentele transformatie van de gezondheidszorg – één die alternatieve geneeswijzen uitsloot, medische opleidingen herschreef, en van patiënten langdurige klanten maakte.
De man achter het systeem: John D. Rockefeller
Van oliebaron tot zogenaamde filantroop
John Davison Rockefeller (1839–1937) was geen arts, geen wetenschapper en geen academicus. Hij was een zakenman – en een uitzonderlijk succesvolle. Als oprichter van Standard Oil wist hij eind 19e eeuw vrijwel het gehele Amerikaanse olieaanbod te monopoliseren. Zijn imperium groeide uit tot een van de machtigste ondernemingen ter wereld. In 1911 werd Standard Oil door het Amerikaanse Hooggerechtshof wegens monopolievorming gedwongen op te splitsen. Tegen die tijd was Rockefeller al miljardair geworden – en volgens sommige schattingen de rijkste persoon in de moderne geschiedenis.
Met een vermogen dat bijna ongeëvenaard was, verschoof Rockefeller’s focus in de vroege 20e eeuw naar filantropie. Maar zijn liefdadigheid was niet vrijblijvend. Hij doneerde niet alleen geld, hij herstructureerde hele systemen – met name in de wetenschap, het onderwijs en de geneeskunde.
De Rockefeller Foundation en de “modernisering” van geneeskunde
In 1913 richtte Rockefeller de Rockefeller Foundation op. Deze organisatie zou in de daaropvolgende decennia een sleutelrol spelen in de hervorming van de medische wereld. De Foundation investeerde in medische faculteiten, wetenschappelijk onderzoek en volksgezondheid – onder één voorwaarde: alles moest “evidence-based” zijn, oftewel: wetenschappelijk onderbouwd, in lijn met de opkomende biomedische wetenschap.
Wat echter als “wetenschappelijk” werd beschouwd, werd grotendeels bepaald door Rockefeller’s netwerk van academici, economen en beleidsmakers. En dat betekende: focus op fysiologie, chirurgie en farmaceutische interventies – geen plaats voor kruidenleer, homeopathie of andere vormen van holistische zorg.
Volgens de officiële archieven van de Foundation was het doel: “to promote the well-being of mankind throughout the world by advancing the frontiers of knowledge and medicine.” Bron: Rockefeller Foundation Archives
Maar achter die nobele missie ging ook een duidelijke voorkeur voor chemisch en technologisch gebaseerde oplossingen schuil. Niet vreemd, als je bedenkt dat Rockefeller’s fortuin gebaseerd was op de petroleumindustrie – dezelfde grondstof waaruit veel vroege synthetische medicijnen werden ontwikkeld.
Waarom investeren in medische opleidingen?
Rockefeller geloofde in systeemverandering. In plaats van duizenden artsen afzonderlijk te overtuigen, besloot hij het hele medische onderwijs om te vormen. Via de General Education Board – een andere stichting die hij financierde – schonk hij miljoenen dollars aan medische faculteiten, zoals Harvard, Yale en Johns Hopkins. Die fondsen waren echter niet zonder voorwaarden: instellingen moesten hun curriculum aanpassen aan de opkomende biomedische standaard, waarin de nadruk lag op laboratoriumwetenschap en farmacologie.
Een cruciale interventie hierin was het Flexner Report (1910) – gefinancierd door de Rockefeller en Carnegie Foundations. Dit rapport, opgesteld door Abraham Flexner, beoordeelde de kwaliteit van Amerikaanse en Canadese medische opleidingen. Het leidde tot de sluiting van tientallen “onwetenschappelijke” scholen, waaronder bijna alle instellingen die natuurgeneeskunde, kruidengeneeskunde of homeopathie onderwezen.
Deze hervorming bracht zeker voordelen – zoals betere hygiëne en strengere toelatingseisen – maar leidde ook tot een monopolie van de farmaceutisch-georiënteerde geneeskunde. Genezing werd iets technologisch. En medicatie werd de norm.
Bronnen & verwijzingen:
– Rockefeller Foundation Archives
– “The History of the Rockefeller Foundation”, R. Kohler (Harvard Press)
– Flexner Report (1910) – volledig te lezen via de Carnegie Foundation
– De documentaire “The Truth About Cancer” (deel 1) bevat een toegankelijke (maar activistische) reconstructie van deze periode.
– Onderzoek naar Rockefeller’s invloed op het biomedisch model: Dehue, T. (2008). De depressie-epidemie. Amsterdam: Augustus.
Van olie tot medicijn: de petrochemische oorsprong van de farmacie
De link tussen olie en medicijnen
De sleutel tot Rockefeller’s rol in de medische revolutie ligt in een simpel, maar strategisch feit: veel moderne medicijnen zijn afgeleid van aardolie. De raffinage van ruwe olie levert niet alleen brandstoffen op zoals benzine en diesel, maar ook petrochemische bijproducten zoals teer, benzeen, tolueen en andere aromatische koolwaterstoffen.
Deze chemische verbindingen bleken vanaf het einde van de 19e eeuw uitstekend geschikt als grondstof voor de productie van synthetische stoffen, waaronder kleurstoffen, oplosmiddelen én geneesmiddelen. Wat voorheen werd beschouwd als afval, werd een goudmijn.
De opkomst van de petrochemische industrie luidde een nieuw tijdperk in: dat van de synthetische chemie – en dus ook de moderne farmacie.
De geboorte van de synthetische geneesmiddelenindustrie
In Duitsland waren chemici al vanaf de jaren 1850 bezig met het ontwikkelen van synthetische kleurstoffen uit steenkoolteer (een verwant product van olie). Later ontdekten onderzoekers dat veel van deze verbindingen bacteriedodende, pijnstillende en koortsverlagende eigenschappen hadden. De farmaceutische tak van Bayer (opgericht in 1863) begon al vroeg met de productie van synthetische middelen, waaronder aspirine (acetylsalicylzuur) in 1899 – een van de eerste commercieel succesvolle synthetische geneesmiddelen.
Rockefeller zag hierin een kans. Als eigenaar van Standard Oil had hij directe toegang tot de basisgrondstoffen voor deze producten. Door te investeren in de medische sector, kon hij niet alleen invloed uitoefenen op het onderwijs en beleid, maar ook een volledige afzetmarkt creëren voor olie-afgeleide geneesmiddelen.
In samenwerking met andere industriëlen en chemische producenten in de VS werd de basis gelegd voor wat we nu kennen als Big Pharma: een industrie gebouwd op het patenteren, distribueren en verkopen van op petroleum gebaseerde medicijnen.
Van natuurlijke middelen naar patenten
Waarom deze verschuiving naar synthetische medicijnen? Het antwoord is eenvoudig: patenten en winst.
– Natuurlijke geneesmiddelen (zoals kruiden, plantenextracten of traditionele tincturen) kunnen doorgaans niet worden gepatenteerd.
– Synthetische verbindingen, daarentegen, kunnen wél als unieke uitvinding worden beschermd – waardoor bedrijven exclusieve rechten krijgen om ze te produceren en verkopen.
Voor Rockefeller en zijn zakelijke netwerk betekende dit: controle over zowel de grondstoffen (olie) als de medicijnmarkt.
Tegelijkertijd werden alternatieve vormen van geneeskunde, die natuurlijke middelen gebruikten, bewust gemarginaliseerd – niet omdat ze ineffectief waren, maar omdat ze geen winstmodel boden.
De Rockefeller-stempel op het medische systeem
De Rockefeller Foundation financierde tientallen medische instellingen, maar had ook banden met farmaceutische bedrijven, zoals IG Farben in Duitsland – een conglomeraat dat nauw samenwerkte met Bayer, BASF en Hoechst.³ Tijdens het interbellum en de Tweede Wereldoorlog speelden deze bedrijven een controversiële rol in zowel wetenschap als oorlogsvoering. IG Farben werd later opgesplitst, maar haar erfenis leeft voort in de hedendaagse farmaceutische giganten.
Door deze verwevenheid van olie, chemie, farmacie en onderwijs, ontstond een krachtig medisch-industrieel complex waarin symptoomonderdrukking via synthetische middelen de dominante norm werd.
Bronnen en verdere literatuur
– Sneader, W. (2005). Drug Discovery: A History. Wiley.
– Borkin, J. (1978). The Crime and Punishment of IG Farben. Free Press.
– Chandler, A.D. (2001). Inventing the Electronic Century: The Epic Story of the Consumer Electronics and Computer Industries. Harvard Press – voor Rockefeller’s industriële strategieën.
– “Petrochemicals and Pharmaceuticals” – European Chemical Industry Council (CEFIC)
– “The Rockefeller Medicine Men” – E. Richard Brown (1979) – historisch-kritisch boek over de rol van de Rockefeller Foundation in de vormgeving van het Amerikaanse medische systeem.
Samengevat
Rockefeller’s invloed op de geneeskunde ging veel verder dan liefdadigheid. Door zijn positie in de olie-industrie én zijn controle over onderwijsinstellingen, wist hij een nieuw medisch paradigma te vestigen. Een paradigma dat natuurlijke genezing verving door synthetische middelen – en patiënten veranderde in langdurige afnemers.
De hervorming van het medische curriculum
Een zorgsysteem begint in de collegebanken
Onderwijs bepaalt wat artsen leren, hoe ze denken, welke interventies ze toepassen, en vooral: hoe ze gezondheid definiëren. Als je het medische onderwijs verandert, verander je dus de geneeskunde zelf – in de kern.
Dat begreep John D. Rockefeller als geen ander.
In het begin van de 20e eeuw bestond het medische landschap uit een brede waaier aan benaderingen. Naast de reguliere geneeskunde floreerden homeopathie, natuurgeneeskunde, kruidengeneeskunde, osteopathie, hydropathie, en andere traditionele praktijken. Artsen kregen een eclectische opleiding, vaak sterk regionaal georiënteerd, met ruimte voor zowel wetenschappelijke als ervaringsgerichte genezing.
Maar dat veranderde radicaal in 1910.
Het Flexner Report: Een kantelpunt
Het zogeheten Flexner Report, opgesteld door onderwijshervormer Abraham Flexner in opdracht van de Rockefeller- en Carnegie Foundations, was een diepgaande evaluatie van de medische opleidingen in de Verenigde Staten en Canada. Het werd een van de invloedrijkste documenten in de geschiedenis van de moderne geneeskunde.
De belangrijkste aanbevelingen uit het rapport waren:
=> Uniforme academische standaarden voor medische opleidingen
=> Sluiting van instellingen die niet voldeden aan ‘wetenschappelijke criteria’
=> Centralisatie van het medisch onderwijs rond universiteiten met laboratoria en biomedische onderzoekscapaciteit
=> De nadruk op farmacologie, anatomie, pathologie en chirurgie als kernvakken
Hoewel deze hervormingen de kwaliteit van het onderwijs op sommige vlakken verhoogden (zoals hygiëne en anatomische kennis), verdrongen ze ook alternatieve stromingen uit het medisch domein.
Van de 160 medische scholen die bestonden vóór het rapport, sloten er 120 hun deuren in de decennia erna – met name die gericht waren op homeopathie, natuurgeneeskunde en zorg voor minderheden (zoals vrouwen en Afro-Amerikaanse studenten).⁴
Van holistisch naar reductionistisch denken
Het Flexner-rapport was meer dan een onderwijsevaluatie: het was een ideologische herschikking van de geneeskunde. Waar eerder het lichaam als een samenhangend geheel werd beschouwd – met aandacht voor leefstijl, voeding, omgeving en emotie – werd het na Flexner steeds meer opgevat als een biologische machine.
Ziekte werd herleid tot defecten in afzonderlijke organen of biochemische processen. En de behandeling bestond niet langer uit het ondersteunen van het zelfherstellend vermogen, maar uit het toedienen van externe chemische interventies.
Deze visie, die we vandaag kennen als het biomedische model, sluit perfect aan bij een op symptoombestrijding gebaseerde farmacie. Het stelt ziekte centraal, niet gezondheid. Behandeling, niet preventie. Medicatie, niet levensstijl.
In de woorden van medisch socioloog Ivan Illich (1976): _”Het moderne medische systeem is zo ingericht dat het afhankelijkheid en passiviteit cultiveert – een patiënt wordt niet genezen, maar beheerd.”_⁵
Wie betaalt, bepaalt
De hervorming van het medische onderwijs werd grotendeels gefinancierd door de Rockefeller Foundation en zijn General Education Board. Dat maakte de onderwijsinstellingen in hoge mate afhankelijk van deze fondsen. In ruil daarvoor moesten zij hun curricula afstemmen op de opkomende biomedische standaard.
Zo werd het medische onderwijs gedepolitiseerd en geherstructureerd naar een model dat goed aansluit bij industriële productieprocessen: gestandaardiseerd, herhaalbaar, gericht op kwantificeerbare interventies – en bovenal: winstgevend via patenten, apparatuur en medicijnen.
De gevolgen daarvan merken we tot op de dag van vandaag:
=> Artsen krijgen nauwelijks scholing in voeding, leefstijl en preventie (gemiddeld <20 uur in de hele opleiding⁶)
=> Alternatieve benaderingen worden nog steeds weggezet als “onwetenschappelijk”, ook wanneer er inmiddels degelijk onderzoek naar bestaat
=> De focus blijft liggen op het beheersen van symptomen, zelden op de onderliggende oorzaak
Bronnen & verdere literatuur
– Flexner, A. (1910). Medical Education in the United States and Canada. Carnegie Foundation.
– Illich, I. (1976). Medical Nemesis: The Expropriation of Health. New York: Pantheon.
– Adams, K.M. et al. (2010). Nutrition education in U.S. medical schools: latest update of a national survey. Academic Medicine.
– Brown, E.R. (1979). The Rockefeller Medicine Men: Medicine and Capitalism in America. University of California Press.
– Starr, P. (1982). The Social Transformation of American Medicine. Basic Books.
Samenvattend
De hervorming van het medische curriculum was geen neutraal onderwijskundig proces. Het was een strategische herstructurering – gefinancierd door industriële belangen – die de arts transformeerde van genezer tot uitvoerder van een medisch systeem gebaseerd op diagnose, protocol en pil.
Dat was geen toeval. Het was het fundament onder een systeem dat winst maximaliseert door ziekte te beheren – niet door gezondheid te bevorderen.
De uitsluiting van alternatieve geneeswijzen
Van veelzijdige zorg naar monocultuur
Aan het einde van de 19e eeuw was het medische landschap rijk en divers. Naast de ‘allopathische’ (reguliere) geneeskunde, bestonden er bloeiende tradities als:
– Homeopathie
– Kruidengeneeskunde (fytotherapie)
– Hydrotherapie
– Osteopathie
– Chiropractie
– Traditionele Chinese geneeskunde
– Energetische en spirituele healing
Deze benaderingen waren in veel gemeenschappen populair, deels vanwege hun toegankelijkheid, deels vanwege hun filosofie: ze gingen uit van het zelfherstellend vermogen van het lichaam, natuurlijke middelen en een holistische kijk op gezondheid. Veel artsen combineerden zelfs meerdere systemen in hun praktijk.
Maar deze pluraliteit werd langzaam, maar doelgericht, verdrongen door een monoculturele, biomedische visie.
De “wetenschappelijke zuivering” van geneeskunde
Na de publicatie van het Flexner Report (1910) werd alles wat niet in het wetenschappelijk-paradigma paste, systematisch uitgesloten van officiële erkenning:
– Medische opleidingen die alternatieve geneeswijzen aanboden, verloren hun accreditatie of moesten sluiten.
– Ziekenhuizen en klinieken werden verplicht om artsen te volgen met een ‘biomedisch correcte’ scholing.
– Overheidssteun, subsidies en onderzoeksgelden gingen enkel naar academisch gefundeerde instellingen – vrijwel uitsluitend gericht op farmacologische interventies.
Veel alternatieve praktijken werden bestempeld als ‘kwakzalverij’ – een term die vaak niet werd onderbouwd met wetenschappelijke evaluatie, maar eerder diende als retorisch wapen om concurrentie te neutraliseren.⁷
De American Medical Association (AMA), gesteund door industrieel kapitaal, speelde hierin een centrale rol. De AMA verzette zich krachtig tegen niet-allopathische geneeswijzen en voerde juridische, politieke en mediacampagnes om deze stromingen in diskrediet te brengen. In 1963 richtte zij zelfs een speciale commissie op (Committee on Quackery) met het expliciete doel chiropractie te elimineren.⁸
Onderdrukking ondanks effectiviteit
Wat opvallend is: veel alternatieve geneeswijzen werden niet verboden omdat ze bewezen ineffectief waren, maar omdat ze:
* Niet aansloten op het dominante paradigma
* Niet konden worden gepatenteerd
* Geen toegang boden tot grote winstmodellen
* Een andere kijk hadden op ziekte en gezondheid (bijv. energievelden, leefomgeving, psyche)
Voorbeelden:
– Kruidengeneeskunde heeft een millennia-oude traditie en ligt aan de basis van talloze moderne medicijnen (zoals morfine, aspirine, artemisinine), maar wordt nog steeds vaak als “niet wetenschappelijk” weggezet.
– Homeopathie, ooit immens populair in de VS en Europa, werd uit medische curricula geweerd – ondanks dat het nog steeds wereldwijd door miljoenen mensen gebruikt wordt.
– Acupunctuur, inmiddels erkend door de WHO voor bepaalde toepassingen (zoals pijnbestrijding), kreeg pas na decennia van culturele vooroordelen een plaats in westerse gezondheidszorg.
Wetenschappelijke bias en belangenverstrengeling
Een kernprobleem in de onderdrukking van alternatieve geneeswijzen is de wetenschappelijke bias in hoe ‘bewijs’ wordt verzameld en erkend. De randomised controlled trial (RCT) – de ‘gouden standaard’ – is niet altijd geschikt om holistische of energetische therapieën te evalueren, omdat:
– Ze vaak persoonlijk afgestemd zijn (niet standaardiseerbaar)
– Placebo en context een grote rol spelen in het effect
– De financiering van dergelijk onderzoek schaars is
Bovendien is er structurele belangenverstrengeling: het merendeel van het medische onderzoek wordt gefinancierd door de farmaceutische industrie, die uiteraard weinig belang heeft bij het promoten van goedkope, niet-patenteerbare therapieën.⁹
De wet zwijgt over wat werkt: supplementen, regelgeving en het monopolie op genezing
Bewezen werkzame stoffen — maar verboden claims
In de afgelopen decennia zijn duizenden wetenschappelijke studies gepubliceerd over de effecten van vitamines, mineralen, plantenextracten en andere natuurlijke stoffen op de gezondheid. Denk aan:
– Vitamine D – essentieel voor immuunfunctie, botgezondheid, stemming
– Curcumine (kurkuma) – ontstekingsremmend, neuroprotectief, anti-kanker eigenschappen
– Magnesium – betrokken bij meer dan 300 enzymreacties, helpt bij stress en hartritme
– Omega-3 vetzuren – positief effect op hart, hersenen en ontstekingen
– Resveratrol, quercetine, zink, melatonine, probiotica…
Deze stoffen hebben vaak tientallen, zo niet honderden studies achter zich. En toch mogen fabrikanten van supplementen niet op het etiket vermelden waar hun product voor werkt, tenzij ze voldoen aan strenge Europese of Amerikaanse regelgeving.
Volgens de EU-wetgeving (Verordening 1924/2006) zijn slechts een zeer beperkt aantal gezondheidsclaims toegestaan voor voedingssupplementen, goedgekeurd door de EFSA (European Food Safety Authority).
Duizenden wetenschappelijk onderbouwde claims zijn afgewezen of nooit beoordeeld — vaak niet vanwege ineffectiviteit, maar vanwege ontbrekende commerciële onderbouwing of de afwezigheid van grootschalige, farmaceutisch gefinancierde studies.¹
Een systeem waarin stilte verplicht is
De ironie is schrijnend:
– Een arts mag een synthetisch middel met bijwerkingen wél voorschrijven, zelfs bij twijfelachtige werking
– Maar een producent van een supplement met tientallen positieve studies mag juridisch niets zeggen over het effect — zelfs als het wetenschappelijk onderbouwd is
Een fabrikant die zegt dat “vitamine C helpt bij het verminderen van verkoudheidsklachten” kan beboet worden. Niet omdat het onwaar is, maar omdat het niet door het EFSA-proces is goedgekeurd.
Dat betekent: de wet verplicht tot stilzwijgen, tenzij je farmaceutische miljoenen achter je hebt.
Gevolg: verwarring bij de consument
Voor de consument ontstaat er een vals beeld:
– Als er niets op een verpakking staat, “werkt het dus niet”
– Als het door een arts wordt voorgeschreven, “zal het wel goed zijn”
Maar de waarheid is complexer. Veel natuurlijke stoffen werken aantoonbaar goed — maar mogen niet erkend worden, puur vanwege juridische en economische barrières.
Het gevolg? Een monopolie op wat telt als “medisch bewijs”.
De opkomst van integrative medicine
In de afgelopen jaren is er een kentering gaande. Onder invloed van patiënten, artsen en wetenschappers die pleiten voor een bredere visie op gezondheid, ontstaat een herwaardering van alternatieve en traditionele vormen van geneeskunde. Onder de noemer “integrative medicine” of “complementaire zorg” worden deze systemen opnieuw onderzocht, beoordeeld en – waar werkzaam – geïntegreerd in het reguliere aanbod.
De World Health Organization (WHO) heeft in haar rapport Traditional Medicine Strategy 2014–2023 opgeroepen tot meer erkenning en wetenschappelijke onderbouwing van traditionele geneeswijzen wereldwijd.¹⁰
Toch blijft de weerstand groot – vooral binnen beleidskringen, medische verenigingen en universiteiten. Dat heeft weinig met effectiviteit te maken, en veel met ideologie en belangen.
Bronnen & verdere literatuur
– Coulter, H.L. (1994). Divided Legacy: A History of the Schism in Medical Thought. North Atlantic Books.
– Wilk v. AMA (1990) – rechtbankzaak waarin de AMA werd veroordeeld wegens het actief onderdrukken van chiropractie via een “illegale boycot”.
– Light, D.W. et al. (2013). Institutional Corruption of Pharmaceuticals and the Myth of Safe and Effective Drugs. Journal of Law, Medicine & Ethics, 41(3), 590–600.
– World Health Organization. (2013). WHO Traditional Medicine Strategy: 2014–2023.
Samenvattend
De uitsluiting van alternatieve geneeswijzen was geen objectieve wetenschappelijke correctie, maar een strategische zuivering die economische en ideologische belangen diende. Geneeswijzen die duizenden jaren dienst hadden gedaan, werden opzijgeschoven ten gunste van een jong, patentgericht systeem – niet noodzakelijk omdat ze niet werkten, maar omdat ze niet pasten in het winstmodel van de moderne geneeskunde.
Toch keren steeds meer mensen terug naar de verloren kennis van planten, energie en lichaam-geestintegratie. Niet uit nostalgie, maar omdat ze voelen: genezing is meer dan symptoombestrijding.
Gezondheid als verdienmodel
Big Pharma en het verdienmodel van chronische ziekte
De farmaceutische industrie, ook wel “Big Pharma” genoemd, is een van de meest winstgevende sectoren ter wereld. In 2023 bedroeg de wereldwijde omzet van farmaceutische bedrijven meer dan 1,5 biljoen dollar.¹ Deze industrie heeft zich ontwikkeld tot een economische machtsfactor die niet alleen medicijnen produceert, maar ook invloed uitoefent op onderzoek, regelgeving en beleid.
Een belangrijk kenmerk van dit systeem is dat het vooral rendeert op de behandeling van chronische ziekten – aandoeningen die langdurige, vaak levenslange zorg vereisen. Denk aan diabetes, hart- en vaatziekten, depressie, reuma en astma. Deze ziekten genereren constante vraag naar medicatie en medische interventies.
Bijwerkingen en herhaalrecepten als winstmotor
Farmaceutische bedrijven en zorgverleners worden vaak bekritiseerd omdat zij inzetten op symptoommanagement in plaats van op echte genezing. Medicijnen verlichten klachten, maar veroorzaken soms ook nieuwe problemen in de vorm van bijwerkingen. Dit leidt tot:
– Extra medicatie om bijwerkingen te bestrijden
– Meerdere consulten en vervolgonderzoeken
– Permanente herhaalrecepten
Dit zorgmodel is niet alleen medisch uitdagend, maar ook financieel zeer winstgevend. Een patiënt met diabetes die dagelijks insuline gebruikt, vertegenwoordigt een constante inkomstenstroom. Een depressiepatiënt op antidepressiva kan jarenlang medicatie nodig hebben.
Volgens onderzoek van The Lancet (2020) is het aantal mensen met chronische aandoeningen wereldwijd exponentieel gestegen, deels door vergrijzing, deels door levensstijl, maar ook door het systeem zelf dat ziektebeheer stimuleert.²
Economische analyse: ziektemanagement vs. genezing
Vanuit economisch perspectief ligt het voor de hand dat een systeem gericht op genezing minder aantrekkelijk is voor winstgevende bedrijven dan een systeem dat ziekte beheert. Genezing betekent immers eenmalige of tijdelijke kosten, terwijl chronische behandeling zorgt voor voortdurende omzet.
Een rapport van de OECD toont aan dat landen die vooral inzetten op preventie en holistische zorg, zoals integrative medicine, op lange termijn lagere zorgkosten kennen en betere gezondheidsuitkomsten.³ Toch blijven deze initiatieven ondergefinancierd en ondergewaardeerd.
Bovendien blijkt uit verschillende analyses dat farmaceutische bedrijven gemiddeld 20-30% van hun omzet besteden aan marketing en lobbying, om beleid en publieke opinie in hun voordeel te beïnvloeden.⁴ Dit versterkt hun machtspositie en vertraagt de implementatie van alternatieve of preventieve zorg.
Lobbying en invloed op beleid
De farmaceutische sector spendeert miljarden aan lobbying wereldwijd. Alleen in de Verenigde Staten werd er in 2022 meer dan $300 miljoen aan lobbying uitgegeven, gericht op het beïnvloeden van wetgeving, regelgeving en overheidsbeleid.⁵
Deze investeringen zorgen ervoor dat wetten en regels vaak gunstig zijn voor het handhaven van het huidige systeem. Bijvoorbeeld:
– Strenge patentwetten beschermen dure geneesmiddelen tegen goedkope generieke alternatieven
– Vergoedingssystemen stimuleren het voorschrijven van medicatie boven preventie of zelfzorg
– Beperkte toegang tot onafhankelijke informatie voor artsen en patiënten
Hierdoor is het voor alternatieve, natuurlijke of holistische behandelingen moeilijk om erkenning en financiering te krijgen, ook al tonen sommige studies effectiviteit aan.
Patentering en winst: waarom natuurlijke middelen worden uitgesloten
Waarom worden natuurlijke stoffen niet ‘geclaimd’?
Het antwoord is eenvoudig en economisch: natuurlijke stoffen zijn niet te patenteren.
Je kunt geen exclusief recht krijgen op een stof die van nature voorkomt in planten, voeding of het menselijk lichaam. En zonder patent is er geen beschermde winst te behalen.
Voor farmaceutische bedrijven betekent dit:
– Geen prikkel om miljoenen te investeren in klinisch onderzoek naar natuurlijke middelen
– Geen financiële reden om deze stoffen in medische richtlijnen op te nemen
– Geen winstmodel dat op lange termijn loont
In plaats daarvan wordt er gezocht naar synthetische alternatieven, varianten en afgeleiden die wél te patenteren zijn, ook al zijn ze minder effectief of hebben ze meer bijwerkingen.
Een voorbeeld: curcumine
Curcumine (de actieve stof in kurkuma) heeft honderden studies achter zich waarin het ontstekingsremmende, antioxiderende en zelfs kankerremmende effecten laat zien. Toch is het:
– Geen geregistreerd geneesmiddel
– Niet opgenomen in reguliere behandelprotocollen
– Niet toegestaan om te claimen dat het werkt tegen ontsteking, pijn of depressie
Farmaceutische bedrijven zijn inmiddels bezig met het ontwikkelen van synthetische curcumine-varianten — niet omdat die beter zijn, maar omdat die wél te patenteren zijn. Pas dan komt het systeem in beweging.
Economie boven effectiviteit
Het systeem is dus niet ingericht om te erkennen wat werkt, maar wat beschermd en verhandelbaar is.
En dat betekent: natuurlijke stoffen, hoe goed ook onderbouwd, blijven economisch oninteressant en juridisch gemarginaliseerd.
In 2023 werd er wereldwijd meer dan $150 miljard uitgegeven aan medicijnontwikkeling — minder dan 0,1% daarvan ging naar onderzoek naar niet-patenteerbare stoffen.²
KORTOM: Zolang medische kennis en erkenning gekoppeld blijven aan economische patenten, zullen natuurlijke middelen onderdrukt worden — niet om hun gebrek aan werking, maar om hun gebrek aan winst.
De patiënt verliest daarbij het meest: toegang tot betaalbare, werkzame, natuurlijke alternatieven wordt geblokkeerd door wetgeving die het monopolie op genezing in stand houdt.
De wet zwijgt. Niet omdat er niets te zeggen is.
Maar omdat er niets aan te verdienen valt.
Conclusie
Het huidige medische systeem is diep verweven met een economisch verdienmodel dat vooral gebaat is bij langdurige ziektebeheer in plaats van genezing. Bijwerkingen, herhaalrecepten en chronische zorg creëren een krachtige cyclus die zowel patiënten als zorgverleners gevangen houdt.
Wil de samenleving werkelijk gezondheid bevorderen, dan is er een fundamentele herwaardering nodig van preventie, natuurlijke geneeswijzen en holistische zorg. Daarbij hoort ook het doorbreken van de machtstructuren die ziekteprofijt centraal stellen.
Bronnen
– IQVIA Institute for Human Data Science. (2023). Global Medicine Spending and Usage Trends.
– The Lancet. (2020). Chronic Disease Management in a Changing World.
– OECD Health Policy Studies. (2022). Health at a Glance: Prevention and Health Systems.
– JAMA Internal Medicine. (2019). Pharmaceutical Industry Marketing Expenditures and Outcomes.
– Center for Responsive Politics. (2023). Pharmaceutical Industry Lobbying in the US.
– BMJ. (2021). The Influence of Pharmaceutical Companies on Health Care.
Wat kunnen we leren, en hoe verder?
Zelfzorg als fundament van gezondheid
Gezondheid is geen product dat kant-en-klaar uit een doosje komt. Het is een continu proces van balanceren, luisteren en actie nemen. Zelfzorg betekent niet alleen het innemen van medicijnen of het volgen van doktersadvies, maar het omvat een breed palet aan activiteiten:
– Bewuste voeding en lichaamsbeweging
– Emotionele en mentale veerkracht
– Kwaliteit van slaap en rust
– Preventieve leefstijlkeuzes
– Inzicht in het eigen lichaam en het herkennen van signalen
Onderzoek laat zien dat mensen die actief betrokken zijn bij hun gezondheid, minder vaak chronisch ziek worden en over het algemeen een hogere levenskwaliteit ervaren.¹
Kennis als kracht: informeren en kritisch denken
In een tijdperk van informatie-overload is het essentieel dat mensen leren omgaan met gezondheidsinformatie. Dat betekent:
– Bronkritisch zijn: weten waar informatie vandaan komt en wie erachter zit
– Verschillende perspectieven overwegen, ook buiten het biomedische model
– Eigenaarschap nemen over het eigen lichaam en gezondheid
– Deze vaardigheden helpen om te navigeren tussen commerciële belangen, wetenschappelijke ontwikkelingen en persoonlijke behoeften.
Een groeiende beweging van patiënten en burgers pleit voor gezondheidsparticipatie, waarbij men samen met zorgverleners co-creëert aan een behandelplan.² Dit stimuleert betere uitkomsten en meer tevredenheid.
Samenwerking tussen patiënt en zorgverlener
Hoewel zelfzorg centraal staat, betekent dit niet dat medische professionals overbodig zijn. Integendeel, een gelijke en open samenwerking is cruciaal. Artsen die luisteren naar de patiënt, ruimte geven aan vragen en alternatieven bespreken, dragen bij aan herstel en preventie.
Zorgverleners kunnen ook een rol spelen in het overbruggen van wetenschappelijke kennis en persoonlijke ervaring, wat leidt tot holistische zorg.
Het herstellen van vertrouwen
Het huidige systeem heeft vertrouwen beschadigd door het prioriteren van winst boven welzijn. Om dat te herstellen, is transparantie nodig:
– Over bijwerkingen en belangenverstrengeling
– Over beschikbare behandelopties, ook buiten de reguliere zorg
– Over het belang van preventie en zelfmanagement
Het gaat om een verschuiving van “patiënt als consument” naar “mens als regisseur van eigen gezondheid”.
De oproep: empower jezelf
De sleutel tot een gezondere toekomst ligt bij empowerment van het individu. Dat betekent:
– Verdiepen in betrouwbare informatiebronnen
– Kritisch blijven over voorgeschreven behandelingen
– Holistische en natuurlijke opties onderzoeken
– Preventie en leefstijl serieus nemen
– Samenwerken met zorgverleners als partners, niet als autoriteiten
Door deze weg in te slaan, doorbreken we de cyclus van afhankelijkheid en zetten we de regie terug in onze eigen handen.
Maar… gaat het ons ooit lukken tegenover zo’n overmacht van geld en macht?
Dat is de grote vraag. Kunnen individuen en kleine bewegingen werkelijk iets veranderen binnen een systeem dat gedomineerd wordt door miljardenlobby’s, regelgeving, en diepgewortelde economische belangen?
De eerlijkheid gebiedt te zeggen: de machtsstructuur is immens. Farmaceutische multinationals, beleidsmakers, zorgverzekeraars en academische instellingen vormen samen een gesloten ecosysteem waarin winst, status en controle stevig verankerd zijn. Verandering gaat hier traag – en vaak pas als publieke druk groot genoeg wordt.
Maar… er is ook een andere kant.
Elke grote verschuiving in de geschiedenis – van burgerrechten tot milieubeweging – begon met bewustwording, kennisdeling en kritische vragen. Wat ooit marginaal of radicaal leek (zoals stoppen met roken, bio-voeding, yoga of mindfulness) is nu breed geaccepteerd of zelfs medisch erkend.
We zien ook:
– Een groeiende vraag naar natuurlijke en holistische zorg
– Een toename van artsen en therapeuten die systeemkritiek durven uitspreken
– Een generatie die gezonder wil leven en eigen regie opeist
– Wetenschappelijke erkenning van leefstijl- en voedingsgeneeskunde
En, misschien het belangrijkste: informatie is niet langer exclusief. Dankzij internet, boeken, podcasts, open-access-wetenschap en initiatieven voor gezondheidseducatie kunnen mensen zich massaal informeren, verenigen en keuzes maken die buiten het systeem vallen.
Verandering komt niet van bovenaf — maar van binnenuit.
Eerst individueel, dan collectief, en uiteindelijk structureel.
Zal het makkelijk zijn? Nee.
Zal het snel gaan? Waarschijnlijk niet.
Maar is het mogelijk? Absoluut.
Elke stap naar bewustzijn, zelfzorg en autonomie is een kleine rebellie tegen een systeem dat afhankelijkheid verkoopt als zorg. En elke mens die opnieuw eigenaar wordt van zijn of haar gezondheid is een krachtig antwoord op de vraag: wie beslist er over mijn lichaam?
Bronnen
– Harvard Health Publishing. (2020). The power of patient participation in healthcare.
– WHO. (2021). Self-care for health: a handbook for community health workers.
– BMJ Open. (2019). Patient involvement in health care: a systematic review.
Waarom we het systeem zijn gaan geloven
Hoewel het medisch-farmaceutisch systeem op veel vlakken aantoonbaar gebreken vertoont — met name in het behandelen van chronische ziekte, het uitsluiten van natuurlijke therapieën en het in stand houden van symptoombestrijding — is het de moeite waard om te vragen: Hoe zijn we hier met z’n allen zo diep in meegegaan?
Het antwoord ligt niet in domheid of naïviteit. Het ligt in de combinatie van zes diep menselijke mechanismen:
1. Autoriteitsgeloof & medische hiërarchie
De meeste mensen zijn opgegroeid in een samenleving waarin artsen en wetenschappers als ultieme autoriteiten worden gezien. En terecht: hun kennis redt levens. Maar dit diepgewortelde autoriteitsgeloof zorgt ook voor een blinde vlek. Wanneer een arts een pil voorschrijft, stellen we zelden de vraag: Is dit de beste oplossing, of slechts de snelste?
We zijn getraind om te volgen, niet te bevragen. Zeker wanneer het gaat om iets ingrijpends als gezondheid.
Stanley Milgram’s experimenten uit de jaren ’60 lieten zien hoe ver mensen bereid zijn te gaan in het volgen van autoriteit, zelfs tegen hun geweten in.
2. De belofte van snelle oplossingen
Het moderne medische systeem biedt vaak snelle, meetbare resultaten. Een pil tegen pijn. Een operatie tegen schade. Dat is op korte termijn effectief – en soms levensreddend. Maar het leert ons ook af om te luisteren naar wat een symptoom ons wil vertellen.
Symptomen zijn signalen. Maar als je leeft in een cultuur waar ongemak meteen ‘weg moet’, raak je verslaafd aan snel comfort – zelfs als het het echte herstel belemmert.
Een hoofdpijnpil is makkelijker dan onderzoeken waarom je altijd hoofdpijn hebt.
3. Massamedia & marketing
Sinds de jaren 1950 is de farmaceutische industrie een van de grootste adverteerders ter wereld – met directe toegang tot artsen, tijdschriften, opleidingsmateriaal en media. In de VS zijn medicijnen zelfs toegestaan in televisiereclames. Dat creëert een perceptie van veiligheid, betrouwbaarheid en onmisbaarheid, los van inhoudelijke onderbouwing.
Alternatieve zorg, daarentegen, wordt óf belachelijk gemaakt, óf compleet genegeerd. De framing is krachtig: “natuur is onbetrouwbaar, wetenschap is controle.”
In 2021 gaf Big Pharma wereldwijd meer dan $30 miljard uit aan marketing – vaak meer dan aan onderzoek zelf. (Bron: GlobalData, JAMA Internal Medicine)
4. Institutionele belangen en afhankelijkheid
Ons hele systeem – van universiteiten tot ziekenhuizen tot zorgverzekeraars – is gebouwd op het biomedische model. Artsen worden opgeleid in protocollen, niet in intuïtie of preventie. Zorgverzekeraars vergoeden behandelingen die passen in het “wetenschappelijk bewezen” keurslijf. En onderzoek wordt gefinancierd door partijen met een belang in reproduceerbare, winstgevende uitkomsten.
Zelfs goedbedoelende artsen functioneren binnen een structuur die meer beloont voor symptoombestrijding dan voor genezing.
Een huisarts in Nederland heeft gemiddeld 10 minuten per consult. Daarin is nauwelijks ruimte voor een diepgaand, holistisch gesprek.
5. Psychologische comfortzone: uitbesteden van verantwoordelijkheid
Het is confronterend om te erkennen dat je zelf invloed hebt op je gezondheid – via voeding, emoties, stress, overtuigingen. Veel mensen vinden het makkelijker om die verantwoordelijkheid uit te besteden: “de dokter lost het wel op”. Dat is geen luiheid, maar een psychologisch beschermingsmechanisme.
Het vraagt moed om te zeggen: “Misschien kan ik zélf ook bijdragen aan mijn herstel.”
We leven in een tijd van uiterlijke oplossingen, niet van innerlijke reflectie. En het systeem voedt dat perfect.
6. Het gebeurde langzaam – en systematisch
De omslag naar een op winst gericht gezondheidssysteem gebeurde niet in één klap. Het was een geleidelijk proces van tientallen jaren, waarin ons vertrouwen stukje bij beetje werd verlegd: van natuur naar chemie, van zelfzorg naar uitbesteding, van mens tot patiënt.
En zoals met elke verschuiving die langzaam en structureel plaatsvindt, zagen we het pas toen het al genormaliseerd was.
Zoals de kikker die in langzaam opwarmend water niet merkt dat hij gekookt wordt – zo belandden wij in een systeem dat niet meer draait om gezondheid, maar om beheersing.
Samenvattend: Hoe zijn we erin getuind?
Omdat we mensen zijn. Omdat we comfort zoeken, autoriteit vertrouwen, en geleidelijke verschuivingen moeilijk herkennen. Omdat het systeem slim is ingericht, met een perfecte balans tussen macht, marketing en medische legitimiteit.
Maar steeds meer mensen wórden wakker. Niet uit wantrouwen, maar uit verlangen: naar echte, duurzame gezondheid. Naar herstel, in plaats van onderdrukking. Naar samenwerking, in plaats van uitbesteding.
Slotwoord: Terug naar de kern
We zijn begonnen met een fundamentele vraag: Dient het systeem jouw gezondheid – of de winst van aandeelhouders?
Na een reis langs geschiedenis, macht, belangen en onderdrukte kennis, is het antwoord pijnlijk duidelijk geworden: het huidige medische systeem is niet ontworpen met jouw genezing als hoofddoel. Het is een complex web waarin ziekte winst betekent, en gezondheid een bedreiging vormt voor het verdienmodel.
Maar dit is geen aanklacht tegen wetenschap, artsen of medicatie op zich. Het is een uitnodiging om te zien wat er ontbreekt, wat er is weggeduwd, en wat je zelf kunt terugpakken.
Want gezondheid is geen product.
Het is geen recept, geen richtlijn, geen pil.
Gezondheid is relatie – met je lichaam, je voeding, je emoties, je omgeving.
En die relatie begint bij jou.
Laat je informeren. Stel vragen.
Onderzoek alternatieven. Verdiep je in wat je lijf je probeert te vertellen.
Kies bewust. Kies kritisch.
Kies voor regie.
We hoeven het systeem niet morgen omver te werpen. Maar elke keer dat jij verantwoordelijkheid neemt voor je eigen gezondheid, verplaats je een stukje macht – van institutie naar individu.
En dat is waar werkelijke genezing begint.