Ik heb mij aangepast
Als kind paste ik mij aan
omdat ik te dom was
ik niet begreep hoe het moest.
Als tiener paste ik mij aan
omdat ik er bij wilde horen
Als getrouwde vrouw paste ik mij aan
omdat ik in mijn handen mocht knijpen
dat ik hem gevonden en gekregen had
weliswaar een onzekere ik zonder wij
Als vrouw die 14 jaar op bed lag, paste ik mij aan
aan mijn kleine wereld om te overleven,
niet gek te worden en
niet tot last te zijn.
En toch werd ik altijd gezien
en weggezet als:
de onaangepaste!
Toen ik gescheiden was,
was dat het grootste verwijt:
jij bent onaangepast, ondankbare egoist!
Ik kwam alleen te staan.
In al het aanpassen
was ik mij kwijt geraakt.
Stap voor stap vond ik Mij.
Ik kon ik ontdekte wat bij mij paste,
Ik kon doen wat bij mij hoorde.
al paste ik me stiekem aan de wensen van de ander aan
die met mij naar de film, uit eten etc ging
Ik kreeg levenskracht
Ik kreeg levenslust
Er kwamen lichtjes in mijn ogen
Er kwam een lach om mijn mond
Toen ik weer een relatie kreeg
paste ik mij aan de ander aan,
uit liefde, dit keer.
uit oprechte toewijding
omdat hij het als weduwnaar zwaar had
Nu zit ik hier met lege handen:
een wij zonder ik
het licht in mijn ogen gedoofd,
de glimlach om mijn mond verdwenen.
Toch weet ik, diep in mijn hart,
dat het Leven in mij
niet te doven is
een vonk die weigert te sterven,
Het begint te gloeien –
zacht, maar onmiskenbaar.
De diepe paradox van aanpassen
is jezelf verliezen.
Ik deed het uit zelfbescherming,
uit overlevingsdrang
uit liefde, en toch
word ik zelden gezien of erkend
zoals ik ten diepste echt ben.
Ik zal eerst het lef moeten hebben
Om mijzelf ten volle te zien,
mijn Zelf ten volle te accepteren
Ongeacht wat anderen er van zeggen.
Ik beleid mijn schuld
ik buig mijn hoofd:
Ik heb mijzelf niet toegestaan
ten volle, met huid en haar, Mij te zijn!
Omdat dat teveel zou zijn,
te on(aan)gepast,
te a-sociaal,
te grensoverschrijdend,
te onhandig,
te overwhelming,
te snel.
De grootste les die zich nu,
langzaam maar onontkoombaar,
aan mij openbaart is:
Al die aanpassingen
– uit angst, (wan)hoop of liefde –
hebben niet geleid
tot rust, verbinding of erkenning.
Integendeel:
ze zijn de bron gebleken
van zoveel verwarring, verwijdering
en verdriet.