Niet welkom zijn
De vroegste ervaringen vormen ons dieper dan we vaak beseffen.
In deze serie verkennen we hoe prenatale en perinatale invloeden doorwerken in gedrag, relaties en gezondheid.
Elke fase van het vroege begin draagt een stille imprint in ons leven.
Ongewenstheid, negering en afwijzing vóór de geboorte
Er is een pijn die vaak geen woorden heeft. Niet omdat ze niet te verwoorden is, maar omdat ze plaatsvindt vóór er taal was.
Een kind kan niet praten als het in de buik zit. Het kan alleen voelen. En wat het daar voelt, is niet alleen lichamelijk — het is ziels- en lichaamsbewustzijn in zijn meest rauwe vorm.
Een moeder hoeft niets te zeggen om een boodschap over te brengen. Haar lichaam spreekt. Haar hart, haar ademhaling, haar afwezigheid. En het kind voelt het feilloos aan: “Ben ik welkom?”
Wat gebeurt er als de moeder haar kind niet wil of negeert?
Er zijn vele redenen waarom een zwangerschap niet gewenst is. Soms bewust: angst, timing, overmacht. Soms onbewust: het lichaam wil het wel, maar de ziel is nog niet mee. En soms is er ambivalentie — liefde en afwijzing tegelijk.
Voor het kind maakt het onderscheid niet uit. Wat hij voelt, is de toon van ontvangst. Is die afwezig, gespannen, verhard of koud, dan vormt zich een diepe lichamelijke ervaring van: “Ik stoor. Ik ben te veel. Ik ben fout.”
Deze vroege afwijzing wordt niet ‘begrepen’, maar belichaamd. Het lijf trekt zich terug, de cellen sluiten zich in. Het kind past zich aan. Soms letterlijk: kleinere groei, minder beweging. Een onzichtbare overlevingsstrategie.
Pre- en perinataal trauma in de praktijk
In je praktijk kom je het tegen in subtiele vormen. Mensen die:
* zich onzichtbaar maken in groepen
* moeite hebben met begrenzen of zichzelf laten zien
* voortdurend zoeken naar bevestiging, maar het nooit echt kunnen ontvangen
* zich chronisch schuldig voelen over hun bestaan
Deze patronen zijn vaak niet terug te leiden naar een concrete ervaring — en toch zijn ze voelbaar als oeroude overtuigingen:
“Ik moet me bewijzen.”
“Ik mag er zijn, maar dan wel stil.”
“Ik ben alleen veilig als ik me aanpas.”
Veel cliënten weten niet waarom ze deze gevoelens hebben. Ze voelen alleen dat het diep zit. Dat het niet met woorden begon, en dus ook niet met woorden op te lossen is. Dat klopt.
Dit soort preverbale trauma’s vragen om een benadering die het lichaam en de gevoelslagen aanspreekt: regressie, lichaamswerk, visualisatie, opstellingen — en bovenal: erkenning zonder uitleg.
Psychologische afweer: “Ik besta niet écht”
Kinderen die zich niet welkom voelen, ontwikkelen vaak een diepgaande afweer: ik besta niet echt, tenzij ik iets beteken.
Dit leidt tot een leven van dienstbaarheid, overpresteren, zorgen voor anderen, jezelf vergeten. Liefde wordt geruild voor bestaansrecht.
Soms zie je het in volwassenen die volledig voor anderen leven — als partner, ouder, therapeut — maar vanbinnen leeg zijn. Alsof hun eigen kern nooit de kans heeft gekregen om te landen.
Anderen ontwikkelen juist het tegenovergestelde: sociaal isolement, bindingsangst, een gevoel van permanente vervreemding.
Beide strategieën komen voort uit dezelfde wortel: “Er was geen plek voor mij.”
Mogelijke innerlijke conclusies
De imprint van ongewenstheid is zelden een rationele gedachte. Het zijn lichaamsconclusies, zoals:
* “Ik ben te veel.”
* “Ik moet mezelf verdoven om erbij te horen.”
* “Ik ben alleen oké als ik perfect ben.”
* “Er is iets mis met mij.”
* “Ik moet mijn plek verdienen.”
Deze overtuigingen nestelen zich vaak vroeg in de kindertijd, maar hun oorsprong ligt veel eerder: in die eerste maanden of zelfs weken van het leven, in de sfeer van de buik waarin ze zich ontwikkelden.
Thema’s: onzichtbaarheid, aanpassing, bestaansschuld
Centraal in dit deel staat het thema van bestaansrecht.
Ongewenstheid en afwijzing kunnen leiden tot een diep gevoel van:
* onzichtbaarheid (ik val niet op, ik ben onbelangrijk)
* aanpassing (ik pas me aan aan wat er nodig is)
* bestaansschuld (ik moet iets terugdoen voor het feit dat ik er ben)
Deze thema’s zijn niet alleen persoonlijk, maar ook maatschappelijk herkenbaar. Veel mensen dragen ze in stilte mee, zonder ooit te hebben onderzocht waar ze vandaan komen.
En precies daarin ligt ook een opening tot heling.
Want wat toen niet werd ontvangen, kan nu alsnog erkend worden.
Jij mag er zijn. Niet omdat je iets goed doet. Niet omdat je iemand helpt.
Maar omdat je leeft.
De Pioniers aan het woord:
William R. Emerson
Thema: preconceptioneel trauma, implantatie-afwijzing en bestaansschuld
Emerson benoemt ongewenstheid als een van de diepst ingrijpende vormen van pre- en perinataal trauma. Volgens hem kan een kind al vóór de daadwerkelijke conceptie een “afwijzingsveld” waarnemen, wanneer er bij (één van) de ouders geen innerlijke toestemming is voor een kind. Hij spreekt van preconception trauma en implantation trauma, die zich kunnen uiten in:
– een diep fysiek gevoel van “niet welkom zijn”
– overlevingspatronen gebaseerd op aanpassing of perfectionisme
– een overtuiging dat je er pas mag zijn als je iets betekent of oplevert
Emerson merkt op dat deze kinderen vaak bestaansschuld ontwikkelen: “Ik moet iets goedmaken door er te zijn.”
Anke Hornbüssel
Thema: celgeheugen, energetische afwijzing en identificatie met leegte
Hornbüssel legt uit dat het celgeheugen alle vroege indrukken registreert, inclusief de energetische stemming in de baarmoeder. Als een moeder haar zwangerschap afwijst of negeert, vormt het kind vroeg in het lichaam het gevoel: “Ik ben er wel, maar ik word niet gezien.”
Ze noemt dit “existentiële onzichtbaarheid” en beschrijft dat kinderen met deze imprint zich later in het leven:
* overmatig aanpassen
* moeite hebben met grenzen stellen
* sterk gericht zijn op goedkeuring
Hornbüssel spreekt over de noodzaak van her-verwelkoming als therapeutisch proces: het alsnog geven van een voelbare “ja” aan het bestaan van iemand.
Stanislav Grof
Thema: kosmische afwijzing en de val uit eenheid
Grof benadert het thema van ongewenstheid vanuit een bewustzijnspsychologisch perspectief. Hij ziet het moment van incarneren — het afdalen van de ziel in het lichaam — als een overgang van kosmische eenheid naar beperking. Wanneer het embryo bij deze overgang een ervaring van afwijzing of verlatenheid voelt, kan dit leiden tot een diepe imprint van:
– existentiële eenzaamheid
– het gevoel niet “van hier” te zijn
– dissociatie van het lichaam of het leven
Grof linkt dit ook aan latere depressie, verslavingsgevoeligheid en spirituele vervreemding: “Als ik hier niet hoor, dan wil ik ergens anders zijn.”
David Chamberlain
Thema: het prenatale kind als voelend wezen met zelfbesef
Chamberlain benadrukt, op basis van psychologisch en neurologisch onderzoek, dat ongewenstheid geen abstract gegeven is voor het ongeboren kind, maar een direct gevoelde werkelijkheid. Hij noemt het prenatale kind:
“A conscious and sentient being, capable of perceiving and responding to maternal signals.”
Volgens Chamberlain is ongewenstheid voelbaar via:
* ormonale signalen
* afwezigheid van emotionele connectie
* lichaamspositie en spierspanning van de moeder
Hij stelt dat dit leidt tot een vroege kwetsuur in het zelfbeeld. Kinderen ontwikkelen vaak het gevoel:
– “Ik moet oppassen om niet afgewezen te worden.”
– “Mijn bestaansrecht is niet vanzelfsprekend.”
Anna Verwaal
Thema: energetische afstemming en onzichtbare geboorte-erfenissen
Anna Verwaal, met haar achtergrond als verpleegkundige en geboortecoach, vertelt dat zij in haar werk patronen van aanpassing en onzichtbaarheid herkent bij mensen die als ongewenst kind zijn verwekt of gedragen. Ze ziet het lichaam als een archief waarin deze ervaringen zijn opgeslagen — vooral in de houding, spierspanning, ademhaling en contactstijl.
Verwaal benadrukt dat ongewenstheid zich niet alleen op individueel niveau afspeelt, maar ook transgenerationeel werkt:
* moeders die zelf ongewenst waren, geven dit vaak onbewust door
* kinderen kunnen zich ‘schuldig’ voelen over het verdriet van hun moeder
* het lichaam van de moeder kan gesloten of koud aanvoelen, zonder dat zij zich daarvan bewust is
Ze pleit voor bewustwording vóór en tijdens de zwangerschap: “Het kind voelt alles. Of jij je daar nu van bewust bent of niet.”
Samengevat:
Alle vijf deze pioniers wijzen op de enorme invloed van de vroege ervaring van (niet) gewenst zijn, en op hoe diep dit doorwerkt:
Kernimprint | Mogelijke latere patronen |
---|---|
“Ik ben niet welkom” | bindingsproblemen, zelftwijfel, bestaansschuld |
“Ik moet me bewijzen” | overpresteren, pleasegedrag, perfectionisme |
“Ik besta niet echt” | dissociatie, leegte, depressie |
“Ik ben te veel” | schaamte, zelfverkleining, aanpassing |
Ze roepen op tot erkenning, compassie en het creëren van veilige contexten waarin deze oude gevoelens alsnog verwerkt en getransformeerd kunnen worden.
5: Het Verlies – Leven met een verdwenen tweelingbroer of -zus
Wat gebeurt er als je als tweeling begint, maar alleen verder moet?
- De alleengeboren tweeling (AGT/NGT): veelvoorkomend, zelden herkend
- Energetische band tussen embryo’s vóór de dood
- Onzichtbaar verlies: geen rouw, wel leegte
- Leven met gemis, onrust of onverklaarbare eenzaamheid
- Schuldgevoel: “Jij ging dood door mij”
- Levenslange zoektocht naar de ander (of naar heelheid)
- Identiteitsverwarring: wie ben ik zonder jou?
- Hoe herken je dit in je praktijk?
- Begeleiden van onzichtbaar rouw- en schuldproces
Thema: bestaansschuld, levenshonger, innerlijke leegte, zoeken naar verbinding