Vrouw zijn – Spreuken 31:10-31
Het hoofdstuk dat elke Sabbaths-avond aan de maaltijd gelezen wordt, voordat de man zijn vrouw zegent, is Spreuken 31:10-31. In de brontekst is dit een alfabetisch gedicht met de 22 letters van het Hebreeuwse alfabet.
| 10 | Ach, een vrouw van vermogen, wie vindt die?- verder dan koralen reikt haar waarde. |
| 11 | Bij haar weet het hart van haar heer zich veilig,- terwijl het hem aan roofgoed niet ontbreekt. |
| 12 | Goed doet zij hem en geen kwaad,- al de dagen van haar leven. |
| 13 | Dus zoekt zij wol op en vlas en doet ermee zoals het haar handpalmen behaagt. |
| 14 | En zij is als het schip van een koopman,- van verre komt zij aan met bij zich haar brood. |
| 15 | Fier rijst zij op als het nog nacht is en geeft spijze aan haar huis,- en voorschriften aan haar meisjes. |
| 16 | Geen veld waarop zij zint dat zij niet krijgt,- van de vrucht van haar handpalmen plant zij een wijngaard. |
| 17 | Haar lendenen heeft zij omgord met kracht,- haar armen maakt zij stevig. |
| 18 | In de nacht dooft haar lamp niet,- als zij heeft gemerkt dat haar koopwaar goed is. |
| 19 | Ja, haar eigen handen strekt zij uit naar het spinrokken,- haar handpalmen houden een weefspoel vast. Zij |
| 20 | knijpt haar handpalm niet dicht voor de gebogene,- haar handen zal zij uitstrekken naar de arme. |
| 21 | Laat het sneeuwen, zij vreest dat voor haar huis niet,- want heel haar huishouden is gekleed in dubbeldik scharlaken. |
| 22 | Mantels als dekens heeft zij zich gemaakt,- fijn linnen en purper is haar kleding. |
| 23 | Neerzittend met de oudsten van het land,- zó kent men haar meester in de poorten. |
| 24 | Onderhemden zal zij maken en verkopen,- gordels geeft zij mee aan de kramer. |
| 25 | Pracht en kracht zijn haar kleding,- zij kan lachen om de dag van later. |
| 26 | Raadgevingen vol wijsheid spreekt haar geopende mond,- vriendschappelijk onderricht ligt haar op de tong. |
| 27 | Spiedend ziet zij toe op de gangen van haar huishouden,- het brood van de luiheid zal zij niet eten. |
| 28 | Telkens als haar zonen opstaan prijzen zij haar zalig,- en haar meester roemt haar. |
| 29 | ‘Vele dochters kunnen een vermogen maken,- maar jíj gaat ze allen te boven!’ |
| 30 | Weet dat gratie bedrieglijk is en schoonheid vluchtig,- maar een vrouw met ontzag voor de Ene, die moet worden geroemd. |
| 31 | Zij mag van de vrucht van haar handen gegeven krijgen,- in de poorten zullen haar daden haar roemen! |
© Naardense Bijbelvertaling