De verborgen winst van zelfkritiek
Waarom Veel Volwassenen Zichzelf Veroordelen
In coaching valt mij op hoe vaak volwassenen zich streng en onverbiddelijk beoordelen en veroordelen.
De zelfkritiek klinkt hardop: “Ik doe het nooit goed.” Maar daaronder leeft vaak iets nog fundamentelers: een diep wantrouwen.
Niet alleen naar zichzelf, maar ook naar de ander, naar verbinding, naar verandering — en misschien wel het meest: naar hoop.
Wat opvalt is dat juist degenen die stellig zeggen dat ‘niets voor hen werkt’, vaak de persoonlijke verdieping vermijden die werkelijk iets in beweging zou kunnen zetten. Ze ontwijken niet alleen kwetsbaarheid, maar beschermen een dieper geloof: “Als ik écht opensta, loop ik het risico te falen. Of erger: te voelen wat ik jarenlang heb weggestopt.”
Vanuit traumaperspectief (zoals o.a. beschreven door Pete Walker en Gabor Maté) is dit begrijpelijk: zelfkritiek is een overlevingsstrategie. Een manier om controle te houden, door de pijn voor te zijn.
Als ik mezelf alvast afwijs, kan niemand me nog verrassen.
Wat vaak vergeten wordt, is dat zelfkritiek niet alleen innerlijke schade aanricht — het werkt ook relationeel door. Wie voortdurend met zichzelf in gevecht is, leeft vaak ook in (verborgen) strijd met de ander.
Je wordt sneller kritisch, harder in je oordeel, minder open in contact. Wat je in jezelf niet durft te erkennen, projecteer je onbewust op je omgeving.
De vraag is dan niet langer alleen waarom mensen zichzelf veroordelen,
maar ook: wat probeert deze zelfkritiek eigenlijk te beschermen?
En: wat wordt mogelijk als je dit mechanisme niet meer veroordeelt, maar onderzoekt met mildheid?
De wortel van zelfveroordeling: Bescherming, geen waarheid
Wat als jouw zelfveroordeling niet voortkomt uit haat — maar uit liefde? Niet uit zelfdestructie, maar uit een diepgewortelde behoefte aan bescherming?
De scherpe stem in jou die je voortdurend op de huid zit, is zelden een vijand. Het is vaak een overlevingsdeel, ontstaan in een tijd waarin je eigenheid risico betekende.
In traumapsychologisch opzicht (zie o.a. de werken van Pete Walker en Janina Fisher) is zelfkritiek een adaptieve respons: een kind dat zich niet gezien, afgewezen of beschaamd voelt, zoekt manieren om dat nooit meer te hoeven meemaken.
Zo ontstaat de innerlijke criticus.
Niet als sadist, maar als hoeder van kwetsbaarheid.
Hij leert je:
“Als ik mezelf streng houd, word ik misschien niet opnieuw gekwetst.”
“Als ik alvast toegeef dat ik tekortschiet, is afwijzing minder pijnlijk.”
Zoals Hal en Sidra Stone beschrijven in het Voice Dialogue-model, is deze innerlijke stem niet alleen afwijzend, maar ook waakzaam. Hij staat als poortwachter bij je diepste emoties.
Niet zelden is die stem ontstaan in gezinnen waar geen ruimte was voor rauw gevoel, spontaniteit of chaos. Waar harmonie, succes of onzichtbaarheid de prijs was voor liefde en erbij horen.
Vanuit systemisch perspectief is de criticus daarmee ook een kind dat loyaal bleef aan de impliciete regels van het gezin: wees sterk, wees stil, wees perfect — en wees vooral niet tot last.
Wat ooit hielp om te overleven, werkt op latere leeftijd vaak als een onzichtbare saboteur.
Want hoewel deze criticus veiligheid lijkt te bieden, creëert hij ook innerlijke gevangenschap:
Je durft niet te falen.
Niet te verlangen.
Niet zichtbaar te zijn.
De beweging naar herstel is dus niet: vechten tegen die stem. Maar eerder: hem nieuwsgierig bevragen.
Wat probeert hij te voorkomen?
Voor welk deel van jou is hij bang?
En: ben jij inmiddels bereid om die innerlijke ouder te zijn die wél veilig is, wél ziet, wél kan dragen?
De angst voor verantwoordelijkheid: wanneer hoop gevaarlijk voelt
Wanneer iemand volhoudt dat verandering niet voor hem of haar mogelijk is — “het werkt toch niet voor mij” — is dat zelden pure koppigheid.
In plaats daarvan is het vaak een verfijnde vorm van zelfbescherming. Niet tegen de wereld, maar tegen een veel dieper risico: de mogelijkheid dat het wél zou kunnen werken.
Want stel dat heling écht mogelijk is…
Dan moet je misschien ook erkennen dat je, op bepaalde momenten, zelf aan de zijlijn bent blijven staan.
Niet uit onwil. Maar uit angst.
Dan komt het besef boven: ik had iets kunnen doen, en ik deed het niet.
Vanuit traumaperspectief (zoals beschreven door Gabor Maté of Franz Ruppert) zien we dit als een reactie op existentiële kwetsbaarheid. De innerlijke pijn van misgelopen verbindingen, gemiste erkenning of verwaarloosd verlangen is te groot om rechtstreeks te voelen. Dus is het veiliger om te geloven dat niets werkt.
Zo blijft het systeem gesloten — voorspelbaar, gecontroleerd, maar ook verstild.
Vanuit systemisch werk begrijpen we dit ook als loyaliteit: soms houden mensen vast aan hun pijn omdat het verbonden is met hun oorsprong.
Als ik verander, wie of wat laat ik dan los?
Mag ik werkelijk verder gaan dan waar mijn ouders zijn gebleven?
Echte verandering vraagt dan niet alleen moed, maar verlies van identiteit. Je verlaat de rol van slachtoffer — en daarmee ook de bescherming die die rol gaf:
* Geen verantwoordelijkheid.
* Geen risico.
* Geen confrontatie met verlangen.
Zoals Brené Brown zegt: Kwetsbaarheid is de kern van verbinding. Maar het is ook de plek waar onze diepste angsten leven. Niet om te falen — maar om zichtbaar te zijn in onze hoop.
Want wat als je durft te geloven dat je leven kan veranderen… en je wordt alsnog afgewezen?
Die mogelijkheid voelt voor velen ondraaglijk. Dan lijkt het veiliger om in de oude pijn te blijven.
Zelfs als dat betekent dat je gevangen zit in overtuigingen die je allang zijn gaan tegenwerken.
Maar wat als juist die weerstand niet je vijand is — maar een poortwachter?
Wat als hij je beschermt tot jij zélf besluit:
Ik ben er klaar voor. Niet omdat ik zeker weet dat het lukt — maar omdat ik het mezelf waard acht om het te proberen.
De macht van algemeenheden
In mijn coachpraktijk kom ik vaak mensen tegen die zich vastklampen aan ogenschijnlijk wijze uitspraken zoals:
– “Iedereen heeft toch wel trauma.”
– “Je kunt het verleden niet veranderen.”
– “Het werkt alleen als je er écht in gelooft.”
Op het eerste gezicht klinken deze zinnen empathisch en geruststellend, soms zelfs als een vorm van collectieve wijsheid. Toch zijn ze vaak subtiele, onbewuste verdedigingsmechanismen.
Psychologisch gezien functioneren deze ‘algemeenheden’ als een mentale verdedigingsmuur die het persoonlijke van ons af houdt. Ze transformeren diep individuele ervaringen in abstracte, gedeelde waarheden — en daarmee neutraliseren ze de scherpe rand van pijn en kwetsbaarheid.
Vanuit traumatherapeutisch perspectief (denk aan Peter Levine of Pat Ogden) weten we dat trauma zich vaak manifesteert in een diepe behoefte aan controle en voorspelbaarheid. Om werkelijk geraakt te worden, moet iemand die deze verdedigingsmechanismen hanteert, tijdelijk de controle loslaten — en dat voelt als een existentiële bedreiging.
Systemisch bekeken zien we hoe deze algemeenheden ook vaak familiethema’s reflecteren, waarin bepaalde emoties niet getoond of benoemd mochten worden om het ‘familie-evenwicht’ te bewaren. Ze houden de pijn weg, omdat het gezin anders zou ontwrichten. Deze mechanismen zijn dus niet alleen individueel, maar ook relationeel en generatief ingebed.
De innerlijke criticus, die vaak het voortouw neemt in dit proces, verlangt naar grip en zekerheid. Hij wil verklaringen en patronen, en ontkent daarmee het onvoorspelbare van rauwe emotie. Het hart mag niet openbreken, want voelen betekent risico — en risico betekent potentieel verlies van veiligheid.
Deze algemeenheden geven het hoofd iets om zich aan vast te klampen — een intellectuele veiligheidszone — zodat het hart niet hoeft te openen. Ze zijn als een mantel van logica die een wonde bedekt die hunkert naar aandacht en erkenning.
Het wrange paradox is dat juist in die persoonlijke, schurende confrontatie — wanneer je geraakt wordt door een oprechte vraag of een lastige opdracht — de echte ruimte voor heling ontstaat. Niet via het hoofd, maar via het lichaam en het gevoel; niet door het verklaren, maar door het doorleven van je waarheid.
Daarom is het essentieel om jezelf te durven bevragen als je merkt dat je je toevlucht neemt tot algemeenheden:
“Wat zou ik voelen als ik deze woorden níet zeg, en ik echt toelaat wat er diep van binnen in mij speelt?”
Waarheid is zelden comfortabel. Maar ze is de sleutel naar bevrijding.
De verborgen winst van destructief zelfbeeld
De overtuiging “Ik ben niet goed genoeg, het zal mij nooit lukken” voelt als een ondraaglijke last, maar paradoxaal genoeg is het voor velen ook een schuilplaats. Niet omdat het prettig is om jezelf zo te zien, maar omdat deze overtuiging iets biedt wat op een dieper, vaak onbewust niveau veiligheid verschaft.
Vanuit traumapsychologisch perspectief, zoals onder meer door Pete Walker beschreven in het kader van complex trauma, functioneert deze overtuiging als een overlevingsstrategie. Het is een onderdeel van het innerlijke systeem dat de pijn van afwijzing, teleurstelling en kwetsbaarheid wil voorkomen door vooruit te lopen op mogelijke negatieve uitkomsten.
Wat levert deze destructieve overtuiging eigenlijk op? Niet geluk, maar controle:
* Geen risico lopen:
Door te geloven dat verandering toch niet mogelijk is, voorkom je de pijn van falen. Je hoeft geen hoop te koesteren, geen verwachtingen te hebben die kunnen worden teleurgesteld. Het systeem beschermt je tegen de rauwe ervaring van mislukking.
* Geen verantwoordelijkheid nemen:
Het vermijden van zelfonderzoek en het uitblijven van het maken van lastige keuzes houdt je in een veilige zone, hoe beperkt die ook is. Het betekent dat je je patronen niet hoeft te confronteren.
* Herkenning in slachtofferschap:
Systemisch gezien verbindt slachtofferschap je met anderen in je familie- of sociale systeem die hetzelfde lijden kennen. Het biedt een plek van ‘verbonden zijn’, waarin je niet hoeft uit te stijgen boven de groepsdynamiek die veiligheid geeft.
Het is dus niet zomaar een gebrek aan eigenwaarde wat je vasthoudt, maar een complex systeem van zelfbescherming dat is voortgekomen uit eerdere ervaringen van afwijzing, emotionele verwaarlozing of onveilige hechting.
Maar wat als je wél zou durven geloven dat het anders kan? Dan betreed je het terrein van een diepere kwetsbaarheid:
– Hoop, die het oude patroon bedreigt omdat het een sprankje vertrouwen in de toekomst brengt.
– Verlangen, dat oude overlevingspatronen ter discussie stelt omdat het appelleert aan je ware behoeften.
– Verantwoordelijkheid, die confronteert met de moeilijke waarheid dat jouw geluk mede in jouw handen ligt.
Die confrontatie is pijnlijk, omdat je dan niet langer kunt wijzen naar omstandigheden of het verleden. Je staat oog in oog met jezelf — en met de moed en angst die dat met zich meebrengt.
Systemisch gezien zou je kunnen zeggen dat deze overtuigingen de ‘poortwachters’ zijn van je diepste kwetsbaarheid, de bewakers die voorkomen dat je te snel of te onvoorbereid het systeem van veiligheid en herkenning verlaat.

Pas wanneer je deze overtuigingen herkent als beschermlagen, en niet als onwrikbare waarheden, kun je ze met compassie benaderen.
En dan, voorzichtig en met respect voor je tempo, mag je jezelf de vraag stellen:
“Wat zou er gebeuren als ik durf te geloven dat ik wél genoeg ben?”
Niet omdat het al volkomen zeker is, maar omdat je het waard bent om die mogelijkheid te onderzoeken.
De alertheid op tekort: de zelfvervullende profetie van gemis
Een hardnekkig patroon dat vaak hand in hand gaat met zelfveroordeling is de constante hyperalertheid op tekortkomingen en het gevoel tekortgedaan te worden. Vanuit traumaperspectief kunnen we dit zien als een overlevingsmechanisme: het brein is voortdurend in een staat van verhoogde waakzaamheid, op zoek naar signalen van afwijzing, verwaarlozing of buitensluiting. Elk woord, elke blik, zelfs stilte, wordt door het innerlijke systeem geïnterpreteerd als een bevestiging van het basale geloof: “Ik doe er niet toe.”
Deze voortdurende scan op dreiging en tekorten kan vanuit een systeemtheoretisch oogpunt ook worden gezien als een echo van familiedynamieken waarin het kind onzichtbaar moest blijven om de vrede te bewaren, of waarin emoties niet mochten worden uitgesproken zonder afwijzing of straf. Hierdoor internaliseert het kind de overtuiging dat het alleen maar kan ‘bestaan’ door te anticiperen op en te reageren op de emotionele behoeften en reacties van anderen.
In het hier en nu vormt deze alertheid echter een zware last, niet alleen voor degene die het draagt, maar ook voor de mensen in zijn omgeving. De behoefte aan bevestiging, geruststelling of aandacht wordt alsmaar groter, maar omdat de onderliggende overtuiging luidt dat het nooit genoeg zal zijn, kan er geen echte vervulling plaatsvinden. Dit creëert een dynamiek van emotionele leegloop: de ander geeft, legt uit, troost, maar het reservoir raakt uitgeput.
Systemisch gezien ontstaat er hierdoor een onbalans in relaties. De persoon die deze pijn draagt, neemt onbewust veel emotionele ruimte in beslag zonder die ruimte ook te kunnen ontvangen. Dit creëert een patroon waarin anderen zich onzichtbaar, machteloos of uitgeput gaan voelen. Ze trekken zich terug, niet uit gebrek aan liefde, maar omdat de toegang tot verbinding afgesloten lijkt te zijn. Het oorspronkelijke gevoel van tekort en verlatenheid wordt zo – tragisch genoeg – telkens bevestigd en versterkt.
Traumapsychologisch kunnen we dit zien als een vorm van herbeleving, waarin de pijn van vroegere hechtingsbreuken zich telkens herhaalt in het volwassen leven, zonder dat het systeem er adequaat mee kan omgaan.
De sleutel tot doorbreking ligt in het zachte, niet-oordelende zien en erkennen van deze patronen. Een compassievolle innerlijke dialoog die vraagt:
“Wat probeer ik te krijgen, dat ik mezelf nog niet kan geven?”
Zolang deze innerlijke leegte niet erkend en gevoeld wordt, blijft het systeem vastzitten in een overlevingsmodus. Pas wanneer de tekortbeleving liefdevol wordt omarmd en er ruimte komt voor zelfzorg en zelfaanwezigheid, kan de vicieuze cirkel doorbroken worden.
Waarom kritiek op anderen vaak zelfkritiek weerspiegelt
Strengheid die je jezelf oplegt, zoekt vroeg of laat onvermijdelijk een uitweg naar buiten. Niet vanuit kwaadwilligheid, maar vanuit de diepe innerlijke druk en het onvermogen om bepaalde pijnlijke of kwetsbare delen van jezelf onder ogen te zien. Dit mechanisme, bekend in de psychologie als projectie, houdt in dat je aspecten van jezelf die je niet kunt verdragen of erkennen, toeschrijft aan anderen. Het beschermt je zelfbeeld tegen ontwrichting, maar schept een kloof tussen jou en je eigen diepte — én tussen jou en oprechte verbinding met anderen.
Systemisch gezien weerspiegelt projectie vaak onverwerkte loyaliteiten of verdrongen emoties die teruggaan naar de familiedynamiek. Bijvoorbeeld: het kind dat zijn eigen pijn niet mocht voelen of tonen, projecteert die onbewuste last later op de buitenwereld. Zo blijft het kind ‘veilig’ binnen het familiesysteem, maar betaalt het als volwassene de prijs van vervreemding en eenzaamheid.
Een herkenbaar patroon is dat mensen die zich diep vanbinnen onzeker, ontoereikend of lui voelen, geneigd zijn anderen te bekritiseren op oppervlakkigheid of gemakzucht. Niet omdat deze eigenschappen objectief waar zijn, maar omdat ze een spiegel vormen voor het deel in henzelf dat ze niet onder ogen durven zien. Zoals de psycholoog Carl Jung al beschreef: “Wat je verafschuwt in de ander, is vaak een onbewuste afspiegeling van wat je in jezelf ontkent.”
Het tragische is dat de hardheid naar buiten toe de verbinding met het eigen innerlijke deel dat liefde, acceptatie en erkenning nodig heeft, alleen maar vergroot. Projectie werkt als een beschermingslaag tegen zelfafwijzing, maar houdt ook gevangen in isolement en gemis aan authenticiteit.

De uitnodiging is daarom niet simpelweg om te stoppen met oordelen, maar om te onderzoeken:
“Wat raakt me zo diep in deze ander? Welke onverwerkte stukken draag ik in mezelf die ik nog niet durf te voelen?”
Door deze nieuwsgierigheid en zelfcompassie opent zich een deur naar meer heling. Eerst voor jezelf, en daardoor ook voor de ander. Want hoe minder je jezelf veroordeelt, hoe vrijer je wordt om anderen werkelijk te zien zonder filters.
Door de mand vallen: de angst voor authenticiteit
Onder al het verzet, de vermijding en de innerlijke zelfkritiek ligt een diepgewortelde existentiële angst — vaak onuitgesproken, maar voelbaar als een onderstroom:
“Wat als ik mezelf écht laat zien, zonder maskers, zonder beschermingsmechanismen — en ik word dan afgewezen? Wat blijft er dan van mij over?”
Deze angst gaat niet alleen over het falen in iets externs, maar raakt de kern van het wezen zelf. In systemisch opzicht is het een echo van vroegere ervaringen waarin het kind alleen liefde of veiligheid kreeg onder voorwaarden, waarin volledige authenticiteit gevaar betekende. Dit maakt het psychisch vaak onverdraaglijk om zich volledig te laten zien zonder de ‘bescherming’ van overlevingsstrategieën.
Traumapsychologisch gezien raakt dit aan het concept van veiligheid in verbinding: zolang het systeem geen veiligheid biedt, blijft het innerlijke kind vasthouden aan overlevingsmaskers die het ‘geheel-zijn’ blokkeren. Daarom kiezen velen liever voor cynisme, relativering of humor — als een manier om het risico op afwijzing of pijn te minimaliseren.
Deze vermijding heeft een hoge prijs: zolang je niet voluit leeft en erkent dat je verlangen hebt, dat je dromen koestert en kunt veranderen, hoef je niet het risico te lopen om je kwetsbaarheid te tonen. Maar daarmee blijft ook het potentieel onbenut en het hart gesloten.
De kernvraag is niet alleen: Durf ik mijn masker af te zetten?
Maar vooral: Ben ik bereid om te ontdekken wie ik werkelijk ben, zonder de veiligheid van mijn verhalen en overlevingsstrategieën?
Misschien is die moed, die bereidheid om te verschijnen en te zijn, juist de poort naar vrijheid. Want pas als je niets meer hoeft te verbergen, kan ware verbinding en transformatie ontstaan.
Wat werkt dan wél?
Verandering is een reis die niet start met het juiste gevoel of een plotselinge overtuiging. Het begint met een simpel maar krachtig besluit. Wachten tot je voelt dat je goed genoeg bent, of dat die kritische stem in jezelf vanzelf verstomt, is als wachten tot het nooit meer regent: je blijft hangen in uitstel en stagnatie.
De sleutel ligt in het nemen van een innerlijk besluit: “Ik laat geen kritiek op mezelf meer toe.”
Niet om jezelf harder toe te spreken of te overschreeuwen, maar vanuit het inzicht dat die innerlijke criticus geen onfeilbare waarheid spreekt. Het is een oud overlevingsmechanisme — een stem die ooit werd gecreëerd om je te beschermen tegen pijn, maar die je nu beperkt. Lees ook: ik-neem-een-besluit/
Zelfliefde is geen passief gevoel waar je op wacht; het is een actieve keuze die je keer op keer opnieuw maakt, juist wanneer het lastig voelt. Deze keuze vraagt om bewuste aandacht en oefening, waaronder:
* Jezelf stoppen zodra je merkt dat je in negatieve zelfspraak vervalt.
* Een nieuw narratief voeden, ook als dat in het begin onwennig of ongeloofwaardig lijkt.
* Geduld hebben met het feit dat je innerlijke systeem tijd nodig heeft om mildheid en veiligheid te ervaren.
Daarnaast helpt het om een aantal fundamentele stappen te omarmen:
1. Normaliseer de angst
De angst om niet goed genoeg te zijn, is universeel. Het is geen teken van zwakte, maar een onderdeel van het menselijk bestaan. Door deze angst te erkennen in plaats van te bestrijden, haal je de macht ervan uit handen. Het maakt ruimte voor mildheid en nieuwsgierigheid.
2. Werk met het innerlijke kind
De innerlijke criticus is vaak een echo uit het verleden, een stem die is gevormd in de context van kinderlijke kwetsbaarheid. Door compassievol contact te maken met dat innerlijke kind, kan oude pijn transformeren. Zo verschuift je zelfbeeld langzaam van vijand naar bondgenoot — van een bron van kritiek naar een bron van liefdevolle zorg.
3. Erken de winst van je patronen
Gedrag dat je wilt veranderen, heeft altijd een functie gehad: het beschermde je op een of andere manier. In plaats van jezelf te dwingen iets anders te doen, kun je jezelf afvragen: “Wat probeer ik met dit gedrag te voorkomen of te beschermen?”
Door deze winst te zien, ontstaat er ruimte om vanuit begrip nieuwe, gezondere keuzes te maken — niet vanuit dwang, maar vanuit wijsheid.
4. Zoek persoonlijke diepgang
Echte groei ontstaat niet in het abstracte, maar in het persoonlijke. Het vraagt moed om jezelf te laten raken door persoonlijke opdrachten, vragen en spiegels. Het vraagt om het durven loslaten van algemeenheden die alleen maar afstand creëren — zinnen als “Iedereen heeft trauma” of “Je kunt het verleden niet veranderen” zijn vaak mentale vluchtroutes.
Juist in die persoonlijke confrontatie, waar je geraakt wordt, ontstaat ruimte voor transformatie.
De uitnodiging: blijf dichtbij jezelf
Verandering is geen perfecte lijn omhoog, maar een dans tussen kwetsbaarheid en kracht. Het betekent dat je jezelf recht doet — met al je imperfecties — en dat je vanuit die echtheid spreekt en handelt. Het betekent ook dat je compassievol bent voor de beschermingsmechanismen die je ooit dienden, maar nu kunnen loslaten.
Je hoeft jezelf niet meer te veroordelen om ‘beter’ te worden. Je hebt de keuze. En dat begint niet als je er klaar voor bent, maar precies nu.
Een besluit is geen garantie voor een probleemloze reis, maar wel de eerste stap uit de gevangenis van zelfkritiek en stilstand. Door te kiezen voor mildheid, persoonlijke verantwoordelijkheid en durf tot zelfonderzoek, open je de deur naar een leven waarin je meer ruimte geeft aan je potentieel, je kwetsbaarheid en je innerlijke kracht.
De paradox van hulp: bevestiging versus transformatie
In werkelijkheid willen veel mensen geen hulp die hen uitdaagt. Wat ze zoeken is vooral bevestiging — een geruststelling dat ze ongelijk hebben, maar zonder dat het pijn doet. Het liefst willen ze horen dat alles oké is zoals het is, zonder dat ze de confrontatie met zichzelf aan hoeven te gaan.
Maar echte transformatie is zelden comfortabel of makkelijk. Het vraagt iets anders: dat je je eigen reflectie durft te zien, inclusief de schaduwkanten die je hebt verdrongen, ontkend of verstoten. Niet om jezelf te straffen of te veroordelen, maar juist om liefde te leren voelen voor de delen van jezelf die ooit niet welkom waren.
Dit is een moedige stap, omdat het betekent dat je ruimte maakt voor groei vanuit compassie en acceptatie. Het is een uitnodiging om niet langer te vluchten in bekrachtiging van je pijn of je beschermingsmechanismen, maar om ze te ontmoeten met openheid.
Durf jij werkelijk te geloven dat je wél kunt veranderen?
Niet omdat het makkelijk is, maar omdat je het waard bent.
Want het begint altijd met die ene, soms oncomfortabele, maar krachtige keuze: jezelf toestaan te groeien — precies zoals je bent.
LEES OOK:
* trauma-vluchten-vechten-en-bevriezen/
* traumaresponsen-en-hun-verborgen-rollen/