Augustinus over de innerlijke bron
In Confessiones (Belijdenissen), Boek X, schrijft Augustinus: “Laat mij U zoeken, Heer, terwijl ik U aanroep. En laat ik U aanroepen terwijl ik in U geloof. Want U bent in mij dieper dan mijn diepste innerlijk en hoger dan mijn hoogste hoogte.” (Confessiones X.27.38)
En elders: “Gij waart binnen in mij, maar ik was buiten, en daar zocht ik U… Gij waart bij mij, maar ik was niet bij U.” (Confessiones X.27)
Augustinus ervaart dus dat God — of de waarheid, of de bron van leven — niet buiten hem te vinden is, maar juist ín hem. Het is een innerlijke bron van liefde, inzicht, rust en waarheid, die overschaduwd wordt als we de blik te veel naar buiten richten.
Stenen op de bron – als metafoor
Hoewel de bron van levend water in ons is — zoals Jezus en Augustinus bevestigen — kan die stroming worden belemmerd. Niet omdat de bron er niet is, maar omdat er stenen op liggen. Zware, oude stenen. Soms zorgvuldig opgestapeld, soms achteloos achtergelaten. Het resultaat is hetzelfde:
De levensstroom stokt. Stilte wordt dorheid. Stilstand wordt innerlijke leegte.
De stenen op de bron – wat blokkeert de stroom van leven?
Hieronder worden enkele van deze “stenen” benoemd en verdiept.
1. Onverwerkt verdriet of trauma
Soms zijn er plekken in ons hart waar het leven ooit werd stilgezet — door verlies, miskenning, geweld of verlating. Wanneer die wonden niet worden erkend of verwerkt, verharden ze zich. Ze worden als een zware steen op de plek waar kwetsbaarheid eigenlijk stroming zou moeten brengen.
We bouwen beschermlagen:
– “Ik wil er niet meer over praten.”
– “Dat was vroeger, dat doet me niets meer.”
– “Anderen hebben het erger gehad.”
Maar ondertussen verstikt het verdriet de stroom. Zoals Psalm 32 zegt: “Zolang ik zweeg, kwijnde mijn gebeente weg.” (Ps. 32:3)
Wat niet gehuild wordt, wordt verhard.
En wat verhard is, laat geen water meer door.
2. Vastgeroeste overtuigingen
Diepe, vaak onbewuste geloofsuitspraken over onszelf kunnen zich als stenen in ons innerlijk nestelen:
– “Ik ben niet goed genoeg.”
– “Als ik me kwetsbaar toon, verlies ik controle.”
– “Ik moet sterk zijn, anders ben ik zwak.”
– “Ik moet altijd voor anderen zorgen.”
– “Mijn gevoelens zijn lastig of gevaarlijk.”
Deze overtuigingen vormen een gesloten systeem — ze houden het water tegen. Niet omdat ze waar zijn, maar omdat we zijn gaan geloven dat ze ons beschermen tegen afwijzing of chaos. In werkelijkheid zetten ze ons vast en verhinderen ze het vrije stromen van liefde, genade en creativiteit.
Ze zijn als cement:
Niet één grote steen, maar een muur.
3. Onbewuste patronen
Denk aan perfectionisme, pleasegedrag, vermijding, vluchten in werk, verslaving of overmatig zorgen voor anderen. Deze patronen zijn vaak overlevingsstrategieën uit onze vroege levensjaren — ze hebben ons ooit geholpen, maar zijn nu belemmeringen geworden.
Ze zetten het water vast in een vast circuit.
Er is veel activiteit, maar weinig doorstroming. Veel controle, maar weinig vreugde.
Jezus zegt niet voor niets: “Kom tot Mij, allen die vermoeid en belast zijn…” (Matteüs 11:28)
De uitnodiging is niet: doe meer, maar: laat los.
4. Zonden of wanorde van verlangen (inordinatio)
Augustinus beschrijft zonde niet alleen als het overtreden van regels, maar als een wanorde van liefde. We richten onze diepste verlangens op verkeerde dingen — op macht, bezit, bevestiging, controle, status — in plaats van op God, op waarheid, op liefde. “Ons hart is rusteloos, totdat het rust vindt in U.” (Confessiones I.1)
Deze inordinatio maakt dat we leeg blijven, zelfs als we ‘alles hebben’. De bron raakt bedekt door begeerte, competitie, prestatiedwang — tot het water geen uitweg meer vindt.
De vraag is niet: verlang je te veel?
Maar: verlang je op de verkeerde plek?
Wat gebeurt er als de stenen worden opgetild en opgeruimd?
Wanneer je deze stenen begint te benoemen — in gebed, in coaching, in zelfreflectie of in stilte — ontstaat er ruimte. Je hoeft ze niet allemaal zelf weg te tillen. Vaak is de bereidheid om te kijken al genoeg. De Geest blaast. De stroom zoekt zijn weg.
Je merkt:
Er komt zachtheid.
Er komt vreugde, zomaar.
Er komt richting, zonder forceren.
Je voelt je verbonden — met jezelf, met anderen, met het Leven.
“Schep mij een rein hart, o God, en vernieuw in mijn binnenste een standvastige geest.”
— Psalm 51:12
Waarom persoonlijke ontwikkeling wél nodig is
Als we deze stenen niet bewust leren herkennen, erkennen en loslaten, blijft de bron verstopt. Dat is geen straf, maar een natuurlijke realiteit: de stroom wil stromen, maar heeft ruimte nodig.
Psychologisch: Het onbewuste zoekt integratie in het bewuste
In de dieptepsychologie – met name bij Carl Jung – is het onbewuste geen vijand of zondeput, maar een reservoir van vergeten, verdrongen en nog ongeboren delen van onszelf. Daar leven onze angsten, verlangens, verwondingen en ook onze intuïtie, creativiteit en spirituele potentie.
Wanneer deze inhoud te lang wordt weggeduwd, manifesteert ze zich in symptomen, dromen, spanningen of projecties op anderen.
Maar het onbewuste klopt aan — niet om ons te ondermijnen, maar om gehoord te worden.
Integratie betekent dat we leren luisteren naar wat in ons leeft, ook als het oncomfortabel is.
Het is het proces waarin licht schijnt op de schaduw,
en de innerlijke kloof tussen wie we denken te zijn en wie we werkelijk zijn, overbrugd wordt.
Zoals Jung zegt: “One does not become enlightened by imagining figures of light, but by making the darkness conscious.”
In die zin is persoonlijke ontwikkeling niet het toevoegen van iets nieuws, maar het thuiskomen bij vergeten delen van onszelf.
Theologisch: De Geest verlangt om in ons te wonen en te werken, maar vraagt openheid
In de christelijke theologie is de Geest van God geen dwingende kracht, maar een zachte, uitnodigende aanwezigheid. De Heilige Geest wil inwoning — niet slechts van buitenaf inspireren, maar van binnenuit bewegen, vormen, bekrachtigen.
“Zie, Ik sta aan de deur en klop,” zegt Christus in Openbaring 3:20.
Niet: Ik breek de deur open, maar: Als iemand opent… zal Ik binnenkomen.
Deze goddelijke eerbied voor onze vrijheid maakt openheid een heilig gebaar.
Het is het innerlijke ‘ja’ van Maria: “Mij geschiede naar Uw woord.”
Of het gebed van David: “Schep in mij een rein hart, o God.”
Waar de Geest welkom is, ontstaat ruimte voor vernieuwing.
Daar wordt het dorre land vruchtbaar. Daar begint de bron weer te stromen.
Niet omdat wij onszelf veranderen, maar omdat wij ruimte maken voor wat in ons wil gebeuren.
Mystiek: De bron is er altijd, maar we moeten de poort openen van binnenuit
In de mystieke tradities — van de woestijnvaders tot Meister Eckhart, van Johannes van het Kruis tot Teresa van Ávila — wordt de goddelijke aanwezigheid niet gezien als iets wat van buitenaf moet komen,
maar als iets wat al in ons is — verborgen, stil, en soms overwoekerd.
“De bron ligt in jou — diep, zuiver, en wachtend.”
Maar om haar te laten stromen, moeten we afdalen.
De poort openen van binnenuit. Niet forceren, maar toestaan.
Zoals een bloem zich opent voor de zon.
De mysticus spreekt daarom niet over “leren” of “doen”, maar over ontsluieren, ontledigen, beschikbaar zijn.
Of, zoals Johannes van het Kruis zegt: “De bron is nooit weggeweest. Maar wij hebben haar vergeten.”
Mystiek zegt: Alles is er al.
Wat ontbreekt is niet God, maar onze bereidheid om stil te worden, te luisteren, en ons over te geven aan de stroom die al in ons wil leven.
De psyche verlangt naar eenheid.
De Geest verlangt naar inwoning.
De ziel verlangt naar herinnering aan de bron.
Wat in het donker is, wil gezien worden.
Wat buiten stond, wil binnengaan.
Wat altijd in jou was, wil weer stromen.
Augustinus zou zeggen: persoonlijke ontwikkeling (in zijn termen: bekering, orde in de liefde, innerlijke reiniging) is geen luxe, maar een voorwaarde om te worden wie je ten diepste bent — bij God en in jezelf.
Als de bron weer gaat stromen… komt er leven. Eerst in jou. En dan door jou heen, naar de wereld.