Van verdeeldheid naar verbondenheid
Een persoonlijke reis door vier lagen van bewustzijn
Er zijn fasen geweest in mijn leven waarin het fundament waarop ik dacht te staan, begon te verschuiven. Wat ooit vanzelfsprekend was — mijn overtuigingen, mijn zelfbeeld, mijn theologisch referentiekader — begon uiteen te vallen. Eerst voelde het als verlies. Later besefte ik: ik was niet aan het verdwijnen, maar aan het transformeren.
Mijn spirituele reis voerde mij diep het protestantse denken in, waar het Woord centraal staat en de existentiële ernst van het menselijk bestaan voelbaar wordt. Vervolgens opende zich het rooms-katholieke veld, waar mystiek, sacrament en belichaamde overgave aan de orde kwamen. En tenslotte vond ik een thuis in de joodse denktraditie, waarin het leven met het onzegbare, het verbond, en de ethiek van het gehoor resoneren tot in de vezels van de ziel.
Gedurende die reis ben ik ontelbare stemmen tegengekomen — mystici, filosofen, theologen, schrijvers — die elk iets bijdroegen aan mijn bewustzijn. Toch bleken vier denkers telkens weer terug te keren als herkenningspunten op mijn innerlijke landkaart: Cynthia Bourgeault, Kazimierz Dabrowski, Martin Buber en Paul Tillich. Zij vertegenwoordigen elk een andere invalshoek — het contemplatieve hart, de psychologische diepte, de relationele ethiek en de existentiële theologie — maar hoe verschillend ook in vorm, hun stemmen begonnen in mij samen te klinken.
Wat aanvankelijk als innerlijke chaos voelde, kreeg via hun inzichten samenhang, richting en zelfs een soort verborgen schoonheid. Niet omdat ze mij eenvoudige antwoorden boden, maar omdat ze iets veel wezenlijkers gaven: een taal voor wat zich in mijzelf wilde voltrekken — een wording, een verdiepen, een thuiskomen bij iets wat altijd al in mij aanwezig was.
Wat ik in dit artikel probeer te doen, is hun stemmen samenbrengen, niet als theoretisch model, maar als existentiële kaart die mij hielp te verstaan wat geestelijke volwassenheid eigenlijk is. Wat zij mij aanreikten, resoneert met veel andere schrijvers die ik gelezen heb — Simone Weil, Edith Stein, Levinas, Etty Hillesum, Johannes van het Kruis, Dorothee Sölle (te lezen in achterin mijn boeken en op de website emmaus exodus.nl) — maar deze vier helpen me die veelstemmigheid te belichamen in een begrijpbare structuur.
FASE 1. Instinct, aanpassing en het begin van bewustzijn
In de eerste fase van mijn leven werd ik vooral aangestuurd door dat wat zich buiten mij bevond: verwachtingen van anderen, de structuren waarin ik opgroeide, systemen van prestatie en beloning. Het leek alsof het leven een opdracht was die ik moest volbrengen binnen de kaders van wat als ‘normaal’, ‘gepast’ of ‘succesvol’ werd beschouwd. Mijn zelfbewustzijn was sterk verweven met aanpassing — aan de cultuur, aan religieuze kaders, aan wat men van mij verwachtte.
Cynthia Bourgeault zou dit beschrijven als het functioneren vanuit het instinctieve en egoïsche bewustzijn: een stadium waarin het bewustzijn wordt beheerst door zelfbehoud, dualistisch denken en controlemechanismen. Het is de fase waarin we de wereld beleven als ‘ik tegenover de rest’, waarin ons innerlijk leven wordt gefilterd door denken en verlangen, maar nog niet geworteld is in het hart als mystiek centrum van kennen en zijn.
Kazimierz Dabrowski benoemt deze toestand als primaire integratie: een fase waarin de persoonlijkheid als het ware samenvloeit met de externe orde. Er is harmonie, maar het is een harmonie die eerder statisch dan werkelijk vervuld is. De sociale normen zijn leidend; innerlijk conflict ontbreekt grotendeels omdat het vermogen tot zelfreflectie en morele differentiatie nog niet geactiveerd is. Alles lijkt op orde — maar die orde is uiterlijk, geen vrucht van innerlijke ontwikkeling.
Toch begon het op een dag te wringen. Wat ooit vanzelfsprekend leek, voelde opeens onwaarachtig. De vaste vormen waar ik in paste, begonnen als krap aan te voelen — niet omdat ik ‘meer’ wilde, maar omdat ik me realiseerde dat ik niet werkelijk aanwezig was in mijn eigen bestaan.
Martin Buber zou zeggen dat ik leefde in een wereld van Ik-Het-relaties: relaties waarin de ander wordt behandeld als object, functie, rol — een middel tot een doel, geen levende werkelijkheid die mij tegemoetkomt. In zo’n relatievorm kan men functioneren, zelfs liefhebben, maar men ontmoet elkaar niet in existentiële zin. Het Gij blijft ongezien, en dus ook het goddelijke dat zich in elke ware ontmoeting kan openbaren.
En wat zou Paul Tillich zeggen over deze levensfase? Waarschijnlijk dit: dat ik nog niet werkelijk was. In zijn theologie van het bestaan spreekt hij over de mens die vervreemd is van de grond van zijn zijn — van God, van zichzelf, van zijn existentiële diepte. “Je leeft niet werkelijk,” zou hij fluisteren. “Je bent ingebed in vormen, maar niet verbonden met de diepte die al jouw zijn mogelijk maakt. Je bent God kwijt, zonder te weten dat je Hem mist.”
FASE 2. De breuk: conflict, twijfel en ontregeling
Toen kwam de breuk. Wat mij jarenlang richting had gegeven — overtuigingen, rollen, kaders — begon niet langer richting te wijzen, maar mij op te sluiten. Wat ooit mijn houvast was, werd een omhulsel waarin ik mezelf niet meer herkende. Mijn zekerheden versplinterden. Er ontstond een innerlijk vacuüm, gevuld met twijfel, verwarring en een diepe existentiële onrust. Ik voelde me verloren, als iemand die aan het einde van een plattegrond is gekomen, terwijl de reis pas net begonnen blijkt. Ik dacht dat ik faalde — als mens, als gelovige, als ikzelf.
En toen stuitte ik op Kazimierz Dabrowski. Zijn woorden kwamen niet als antwoord, maar als erkenning. Hij noemde dit proces positieve desintegratie: het moment waarop het oude systeem uiteenvalt omdat het niet langer ruimte biedt aan de groeiende complexiteit van het innerlijk leven. Wat de samenleving als crisis zou bestempelen, zag hij als een noodzakelijke doorgang naar volwassenheid. Niet de afbraak zelf was de kern, maar het hogere verlangen dat zich erin liet gelden — een ethisch, existentieel, spiritueel ‘meer’ dat zich niet langer liet onderdrukken.
Ook in het werk van Cynthia Bourgeault vond ik woorden voor wat zich in mij voltrok. Zij beschrijft deze fase als het begin van het ontwaken van het hartbewustzijn — het moment waarop het ik-bewustzijn zijn grenzen bereikt en een subtieler, innerlijker weten zich aandient. Maar dat ontwaken vereist een prijs: het ego moet zijn centrale positie opgeven. De controle moet worden losgelaten. Wat daarvoor in de plaats komt, is geen nieuwe zekerheid, maar een open ruimte waarin waarheid niet wordt bedacht, maar belichaamd.
Mijn relaties ondergingen tegelijkertijd een stille maar radicale omwenteling. Waar ik vroeger moeiteloos meeging in sociaal wenselijke patronen, begon nu iets in mij zich te verzetten tegen oppervlakkigheid. Martin Buber gaf daar taal aan: de ‘Ik-Het’-houding — waarin de ander slechts een object is, een middel tot bevestiging of nut — werd voor mij ondraaglijk. Ik begon te verlangen naar echtheid, naar ontmoeting, naar kwetsbaarheid. Naar het Gij, zoals Buber dat noemt: de ander ontmoeten als een mysterie, niet als een rol; als een aanwezigheid, niet als een functie.
En dan was er Paul Tillich. Juist in deze fase — waarin mijn vertrouwde taal over God begon te desintegreren — sprak hij tot mij met een ongekende precisie. In The Courage to Be las ik:
“Moed is zich volledig te engageren met het leven, ook als de grond onder je voeten verdwijnt.”
Tillich begreep dat geloof niet de afwezigheid van twijfel is, maar de moed om door de twijfel heen aanwezig te blijven bij het leven zelf. Wat ik als crisis beleefde, was in zijn ogen een ontmoeting met de grond van het zijn — precies daar waar alles leek weg te vallen.
FASE 3. Ontwaken: openheid, ontmoeting en richting
Uit die breuk ontsproot iets nieuws — iets onvoorzien, iets wat zich aan mijn denken onttrok. Het was geen onmiddellijke beantwoording van vragen, maar een subtiele opening: een ruimte van ontvankelijkheid en overgave die ik nog niet eerder had gekend. Waar eerst de drang naar controle en zekerheid regeerde, begon nu iets anders te groeien: vertrouwen in het onbekende, een stille aanwezigheid die niet gestuurd hoefde te worden.
Cynthia Bourgeault beschrijft deze overgang als het ontwaken van het gevestigd hartbewustzijn. Dit is een levenshouding die niet meer draait om ego, noch om abstracte dogma’s, maar om een innerlijk weten dat zich in compassie en verbondenheid manifesteert. Het dualistische denken — scheiding tussen zelf en ander, tussen goed en kwaad, tussen God en wereld — wordt hier niet langer een theoretisch construct, maar een ervaren werkelijkheid waarin alles onlosmakelijk met elkaar verweven is.
In de taal van Kazimierz Dabrowski vond ik mijn eigen ervaring weerspiegeld in het begrip van multilevel integratie: een proces waarin het innerlijk leven zich herstructureert rondom een nieuw centrum van waarden die dieper liggen dan de angstige aanpassing aan de buitenwereld. Hier begint een wezenlijke identiteit te groeien, geworteld in trouw aan een innerlijk moreel en spiritueel kompas dat zich niet laat wegdrukken door het tumult van het leven.
Tegelijkertijd bracht Martin Buber mij bij de concrete werkelijkheid van de relatie als bron van betekenis. Zijn concept van de Ik-Gij-relatie werd voor mij tastbaar in momenten van vriendschap, liefde en stilte, waar de ander niet langer een object was, maar een levend mysterie waarin iets van het goddelijke oplicht. In deze ontmoeting ervoer ik een doorgang naar het heilige — niet als abstracte theorie, maar als directe ervaring van verbondenheid en heiligheid.
Ten slotte gaf Paul Tillich deze ervaring haar theologische diepte. In zijn visie is God geen zijnde temidden van andere wezens, maar de grond van het zijn zelf. God is niet ‘boven’ of ‘buiten’ ons geplaatst, maar is de verborgen diepte waaruit ons bestaan voortdurend voortkomt en waaraan het zijn zin ontleent. Deze verstaan van het goddelijke als de ultieme grond van ons zijn gaf mij een houvast die niet afhankelijk was van doctrinaire zekerheden, maar die het bestaan zelf een sacrale dimensie gaf.
FASE 4. Eenheid: liefde, moed en de dans van het zijn
Het is een ingrijpende stap om mijzelf in deze vierde fase te plaatsen — een erkenning die ik niet lichtvaardig neem, en ook niet als een bestemming zie. Het betekent niet dat ik ‘ben aangekomen’ of dat mijn innerlijke werk voltooid is. Integendeel, het leven is nog steeds gevuld met vragen, met de onvermijdelijke schaduwen van onzekerheid en het ongemak van het ongewisse. Maar de grond van waaruit ik leef, is fundamenteel veranderd.
Deze verandering is geen eindpunt, maar een voortdurende beweging, een ritme van voortdurende transformatie waarin ik leer te leven met het onvoltooide, het paradoxale en het mysterie dat zich niet laat bevatten. Het is een subtiele maar diepe verschuiving: niet langer een ego dat reageert op de buitenwereld, maar een bewuste aanwezigheid die in nauwgezette aandacht leeft — een fijngevoeligheid die de complexiteit van het bestaan omarmt zonder haar te willen reduceren.
Cynthia Bourgeault beschrijft dit als het ontwaken van het mystieke hart: een staat waarin hart, geest, ziel en lichaam samenvloeien in een stille, diepe aanwezigheid. Liefde is hier niet langer een emotie die je voelt, maar een zijnstoestand waarin je geheel geworteld bent — een liefde die overstijgt, die verbindt en die tegelijk openlaat. Het mystieke hart is geen bestemming, maar een voortdurende uitnodiging tot overgave en ontvankelijkheid.
In het kader van Kazimierz Dabrowski correspondeert dit met wat hij noemt secundaire integratie: een levensniveau waarop het individu handelt in trouw aan zijn diepste innerlijke roeping, losgemaakt van conformisme en de beperkende rollen die de samenleving oplegt. Deze fase is geen staat van perfectie, maar van bewuste vrijheid en dienstbaarheid, een authentieke verinnerlijking van waarden die resoneren met de diepste kern van het zelf.
Voor Martin Buber betekent dit dat elk wezen zich transformeert tot een Gij — een poort tot het heilige, een open deur waardoor het mysterie van het bestaan zich telkens opnieuw toont. De wereld wordt een netwerk van echte ontmoetingen, waar het ik zich ontvouwt in relatie en de ander niet langer een object is, maar een levende aanwezigheid die mij aanroept tot dieper mens-zijn.
Tenslotte benadrukt Paul Tillich in deze fase dat geloof geen vanzelfsprekendheid is, maar een daad van moed:
“Geloof is de moed om aanvaard te worden, ondanks het feit dat men zichzelf onaanvaardbaar acht.”
Het is de paradox van de menselijke existentie: het bewustzijn van eigen tekortkomingen en breekbaarheid naast het besef van onvoorwaardelijke acceptatie door de grond van het zijn. Het is deze moed die mij drijft, ook wanneer ik wandel door onzekerheid en duisternis.
Transformatie als een voortdurende weg: een reflectie op de onvoltooide geest
In onze cultuur ligt vaak de nadruk op bereiken, voltooien, ‘af’ zijn. We zoeken naar antwoorden, naar vaststaande zekerheden, naar het moment waarop we kunnen zeggen: “Hier ben ik, hier hoor ik thuis, hier ben ik klaar.” Maar mijn ervaring — gevoed en verdiept door de stemmen van Cynthia Bourgeault, Kazimierz Dabrowski, Martin Buber en Paul Tillich — wijst mij een andere werkelijkheid: transformatie is geen eindbestemming, maar een onophoudelijke beweging; een voortdurende uitnodiging om steeds dieper te leren leven in het mysterie van het bestaan.
De stap naar de vierde fase, het ‘gevestigde hartbewustzijn’ of de ‘secundaire integratie’, is geen bekroning van een voltooid proces. Integendeel, het betekent juist het besef dat het innerlijk werk nooit ophoudt. Het is het ontwaken tot een werkelijkheid waarin vragen, onzekerheden en schaduwen niet verdwijnen, maar een nieuwe plek krijgen. Niet langer als bedreiging van het zelf, maar als onderdeel van de rijkdom en diepte van het menselijk zijn.
Cynthia Bourgeault spreekt over het mystieke hart als een plek waar hart, geest, ziel en lichaam samenvallen in een stille aanwezigheid — een zijnstoestand waarin liefde niet een vluchtige emotie is, maar een permanente bedding waarin het leven zich ontvouwt. Dit hart leeft in openheid en overgave, en kent geen honger naar controle of zekerheid. In dit licht wordt transformatie een leren dansen met het ongrijpbare, een voortdurende oefening in ontvankelijkheid.
Vanuit de psychologische hoek belicht Kazimierz Dabrowski deze ervaring als secundaire integratie: een innerlijke herstructurering rond waarden die van binnenuit gevoeld en geleefd worden. Het betekent loskomen van de sociale verwachtingen en rolpatronen die onze authenticiteit beperken. Maar ook hier geldt: het is geen statische toestand, maar een dynamisch proces waarin je steeds opnieuw wordt uitgedaagd trouw te blijven aan je diepste roeping, ook te midden van innerlijke tegenstrijdigheden en onzekerheden.
Martin Buber voegt hier een relationele dimensie aan toe: het leven in de Ik-Gij-relatie is een voortdurende beweging van ontmoeting, waarin de ander telkens opnieuw het heilige openbaart. Deze ontmoeting is niet iets wat je bezit of kunt afdwingen, maar een open poort, een ruimte waarin het mysterie telkens opnieuw wordt geactiveerd. De werkelijkheid van het heilige is dus niet iets stilstaands, maar een voortdurende verbintenis die telkens nieuwe vormen aanneemt.
Tenslotte is er de moed die Paul Tillich zo krachtig benadrukt: geloof is geen staat van zekerheid, maar de moed om te zijn ondanks onzekerheid, om jezelf toe te vertrouwen ondanks eigen tekortkomingen. Het is een moed die het bestaan niet verzacht, maar het fundeert in de diepe acceptatie van wat is — inclusief onze onvolmaaktheid en kwetsbaarheid. Deze moed drijft de transformatie voort als een steeds hernieuwde krachtbron.
Deze vier perspectieven samen tonen mij dat transformatie een pad van voortdurende beweging is: geen rechtlijnige lijn naar voltooiing, maar een cirkel van vallen en opstaan, loslaten en herontdekken, breken en helen. Het is een pad waarin het mysterie van het leven niet wordt opgelost, maar liefdevol wordt omarmd in haar ondoorgrondelijkheid.
Het vraagt om een leven van geduld, moed en nederigheid — een leven waarin je durft te vertrouwen op het onzichtbare kompas van het hart, ook als het zicht op de horizon tijdelijk verdwijnt. Het is een uitnodiging om niet alleen met het hoofd, maar met het hele wezen te leren wonen in het voortdurende “worden”, in het proces van altijd weer nieuw geboren worden.
Voor mij is deze weg geen last, maar een genade. Een genade die mij laat zien dat het menselijk bestaan niet een probleem is dat opgelost moet worden, maar een mysterie dat geleefd wil worden — telkens weer, met open handen en een wakker hart.
Het schema in samenhang
Wanneer ik de stemmen van Bourgeault, Dabrowski, Buber en Tillich naast elkaar leg, ontvouwt zich een ontwikkelingsweg die zich niet presenteert als een lineair traject, maar als een meanderende beweging door de complexiteit van het menselijke bestaan — een pad dat richting geeft zonder de illusie van een definitief einde. Deze weg is een uitnodiging tot diepgaande transformatie van het zelf, geworteld in een voortdurende spanning tussen het bekende en het onbekende, het zekere en het mysterie.
Vanuit het perspectief van Cynthia Bourgeault opent deze beweging zich als een ontmanteling van het ego-bewustzijn en een ontwaken van het hart — een transcendentale verschuiving van dualistisch denken naar een integrale ervaring van non-dualiteit. Het hartbewustzijn functioneert hier als een poort, een existentiële ruimte waarin het zelf niet langer geïsoleerd bestaat, maar opgenomen wordt in een kosmische verbondenheid die liefde niet reduceert tot een emotie, maar als een fundamentele existentiële conditie omarmt.
Kazimierz Dabrowski verdiept dit proces in psychologische termen door zijn concept van positieve desintegratie en multilevel integratie: de innerlijke noodzaak om breken en fragmenteren toe te staan als voorwaarde voor authentieke groei. Zijn inzicht onthult dat het zelf zich niet opbouwt vanuit stabiliteit en conformiteit, maar juist door de dialektiek van desintegratie en herintegratie, waarin waarden en betekenissen opnieuw geordend worden rond een diepere morele en spirituele kern. Dit is geen gemakkelijke beweging; het is een ethisch engagement met de eigen existentiële complexiteit en ambivalentie.
Martin Buber voegt een essentiële relationele dimensie toe aan deze transformatie. De overgang van de Ik-Het- naar de Ik-Gij-relatie is een fundamenteel paradigma voor het begrijpen van authentieke menselijkheid. In de ontmoeting met de ander — niet als object, maar als levend subject — wordt het heilige tastbaar. Deze dialoog opent een horizon waarin het zelf en het andere niet langer gescheiden zijn, maar in een wederzijdse aanwezigheid worden geïntegreerd. Zo wordt de relatie de ruimte van transcendentaal zijn, waarin het mysterie van het bestaan zich telkens opnieuw onthult.
Paul Tillich brengt deze transformatie ten slotte in het domein van het geloof — een moedige existentiele daad die de paradox van menselijke onvolmaaktheid en goddelijke acceptatie omarmt. Geloof is geen statische zekerheid, maar een levendige moed die de mens oproept om te zijn, ondanks de erkenning van eigen tekortkomingen en onzekerheden. Het is de moed om te vertrouwen op de grond van het zijn, die zichzelf in de ervaring van vervreemding en angst openbaart.
Gezamenlijk bieden deze denkers mij een filosofisch-spirituele hermeneutiek waarmee de complexe dynamiek van innerlijke transformatie verstaan kan worden: als een ritmisch, dialectisch proces dat ruimte laat voor breuk én heling, twijfel én vertrouwen, zelfverlies én zelfontdekking. Deze ontwikkelingsweg is geen gesloten systeem, maar een open horizon — een uitnodiging om te leven in het spanningsveld tussen transitorische onvolkomenheid en het voortdurende streven naar integrale heelheid.
Fase | Bourgeault | Dabrowski | Buber | Tillich |
---|---|---|---|---|
1. Aanpassing | Instinctief bewustzijn | Primaire integratie | Ik-Het | Vervreemding |
2. Conflict | Ego-bewustzijn | Unilevel desintegratie | Vervreemding ervaren | Existentiële angst |
3. Ontwaken | Hartbewustzijn | Multilevel desintegratie | Eerste Gij-ontmoeting | Moed om te zijn |
4. Integratie | Gevestigd hart | Herstructurering rond ideaal | Diepe Ik-Gij relatie | God als zijnsgrond |
5. Eenheid | Mystiek hart | Secundaire integratie | Elk Gij is heilig | Paradoxale overgave aan het Zijn |
Tot slot: een leven in wording
Deze vier denkers vonden mij elk op een ander moment in mijn leven, als heldere stemmen in de wirwar van mijn innerlijke zoektocht. Samen hebben zij mij laten zien dat echte groei niet draait om het perfectioneren van een ordening of het definitief oplossen van het leven. Groei betekent veeleer het durven leven met een open en kwetsbaar hart, het denken met de moed om het onbekende te omarmen, het relateren vanuit diep respect voor de ander als medereiziger en medemysterie, en het geloven met lege handen — bereid om los te laten en tegelijk vast te houden aan het onzichtbare.
Ik ben onderweg — en in dat voortdurende gaan, in die onvoltooide beweging, ligt mijn voltooiing. Dat besef alleen al is genoeg.
Ik ben onderweg — en dat is genoeg.
Ontwikkeling van bewustzijn volgens vier grote denkers
Onderstaand overzicht brengt samen wat ik in dit artikel beschrijf: hoe Cynthia Bourgeault, Kazimierz Dabrowski, Martin Buber en Paul Tillich ieder een uniek perspectief bieden op de ontwikkeling van het menselijk bewustzijn.
* Bourgeault beschrijft de verschuiving van het ego naar het hart als centrum van spiritueel weten.
* Dabrowski laat zien hoe psychische desintegratie een noodzakelijke stap is in ware persoonlijkheidsontwikkeling.
* Buber benadrukt de weg van functionele relaties naar diepe, existentiële ontmoeting (Ik-Gij).
* Tillich verkent hoe we in de confrontatie met angst en zinloosheid toch de moed kunnen vinden om te zijn.
Samen vormen ze een veelstemmige kaart voor innerlijke transformatie.
Fase | Cynthia Bourgeault<br>(Spiritueel bewustzijn) | Kazimierz Dabrowski<br>(Psychologische ontwikkeling) | Martin Buber<br>(Relationeel bewustzijn) | Paul Tillich<br>(Existentiële theologie) |
---|---|---|---|---|
1. Overleving / conformiteit | Instinctief bewustzijn – Geleid door lichamelijke impulsen, zelfbehoud, comfort | Niveau I – Primaire integratie – Leven volgens sociale normen, weinig innerlijk conflict | Ik-Het relatie – De ander is object, niet werkelijk ontmoet | Vervreemding / oppervlakkig zijn – Geloof als gewoonte of overlevering, zonder diepgang |
2. Ego-ontwikkeling / conflict | Ego-bewustzijn – Dualistisch denken, oordeel, identiteit, prestatiegerichtheid | Niveau II – Unilevel desintegratie – Conflicten zonder richting, verwarring, twijfel | Tussenfase – Vermijden van werkelijke ontmoeting, manipulatief contact | Angst en twijfel verschijnen – Confrontatie met de vraag naar betekenis |
3. Innerlijke breuk / ontwaken | Beginnend hartbewustzijn – Openheid voor stilte, transcendentie, niet-dualiteit | Niveau III – Spontane multilevel desintegratie – Morele bewustwording, waardenconflict, gewetensgroei | Beginnende Ik-Gij relatie – Eerste echte ontmoeting, kwetsbaarheid | De moed om te zijn – Besef van grondeloosheid, maar ook het begin van overgave |
4. Transformatie / integratie | Gevestigd hartbewustzijn – Liefde, dienstbaarheid, intuïtief weten, innerlijke vrijheid | Niveau IV – Georganiseerde multilevel desintegratie – Herstructurering rond innerlijk ideaal | Vaste Ik-Gij relatie – De ander wordt een poort tot het heilige | God als grond van het zijn – Ervaren van het ultieme te midden van existentiële dreiging |
5. Mystieke eenheid / spirituele volwassenheid | Mystiek hart / eenheidsbewustzijn – Leven in verbondenheid, niet-duaal, zelf overstegen | Niveau V – Secundaire integratie – Zelfactualisatie in dienst van waarheid en mededogen | Gij-ervaring als Godsontmoeting – Elk wezen is heilig, alles relatie | Acceptatie van de paradox – Geloof als paradoxale moed, totale openheid voor het zijnde zelf |
Korte uitleg per denker
Cynthia Bourgeault – spiritueel/contemplatief bewustzijn -> Spirituele diepgang
Zij brengt de beweging van overleving naar liefdevolle aanwezigheid in kaart, met het hart als spiritueel transformatiecentrum. De mystieke traditie (christelijk en universeel) klinkt hierin door.
Cynthia Bourgeault is diep geworteld in de christelijke mystieke traditie, met sterke invloeden van oude woestijnvaders zoals Evagrius Ponticus en Johannes van het Kruis, evenals de Keltische spiritualiteit en middeleeuwse mystici als Meister Eckhart. Daarnaast is ze geïnspireerd door hedendaagse spirituele leraren zoals Thomas Merton en Richard Rohr. Haar werk verbindt contemplatieve oefening met praktische wijsheid, en zoekt een brug tussen oosterse non-dualiteit en westerse mystiek.
Kazimierz Dabrowski – psychologische ontwikkeling –> Innerlijke strijd als groeimotor
Zijn psychologie beschrijft dat psychische desintegratie – moreel conflict, innerlijke chaos – niet iets pathologisch is, maar noodzakelijk voor echte, autonome menswording.
Kazimierz Dabrowski haalde inspiratie uit existentialistische denkers zoals Jean-Paul Sartre en Karl Jaspers, maar ook uit humanistische psychologen als Abraham Maslow en Carl Rogers. Daarnaast is zijn denken beïnvloed door filosofische ethiek en de psychologie van innerlijke conflict en zelfontwikkeling, waarbij hij aansluiting zoekt bij het ideaal van authentieke zelfactualisatie en morele groei. Zijn eigen levenservaringen van lijden en transformatie speelden een cruciale rol in de vorming van zijn theorie.
Martin Buber – relationeel bewustzijn (existentieel-dialogisch) –> De mens als relationeel wezen
Voor Buber draait alles om relatie: pas in werkelijke ontmoeting (Ik-Gij) ontsluit zich de diepere laag van mens-zijn én van Godsbesef. Elk niveau laat zien hoe we van instrumenteel naar existentieel contact groeien.
Martin Buber liet zich diep inspireren door de joodse mystieke en filosofische traditie, in het bijzonder het Hasidisme en de werken van Franz Rosenzweig en Moses Mendelssohn. Ook de filosofie van Søren Kierkegaard en het existentialisme van Edmund Husserl en Edmund Heidegger beïnvloedden zijn denken, evenals de Bijbelse narratieven en rabbijnse commentaren. Zijn concept van dialoog is ook verbonden met de filosofie van Hans-Georg Gadamer en de fenomenologie.
Paul Tillich – existentieel-theologisch bewustzijn –> Het existentieel-theologische perspectief
Tillich brengt de dimensie van het “ultieme” binnen: hoe gaan we om met angst, twijfel, zinloosheid? Zijn theologie gaat voorbij dogma’s en zoekt naar de kern van geloof als existentiële openheid.
Paul Tillich was een product van de Duitse idealistische en existentialistische tradities, met sterke invloeden van Georg Wilhelm Friedrich Hegel, Friedrich Schleiermacher, en Søren Kierkegaard. Ook de fenomenologie van Edmund Husserl en de theologie van Karl Barth waren belangrijk, evenals de existentiële filosofie van Martin Heidegger. Tillich probeerde het geloof te situeren in een moderne, seculiere context door het concept van God te herdefiniëren als de “grond van het zijn,” waarbij hij religie en filosofie verweefde.