Het noodzakelijke tribunaal bij schuld
Er zijn maar weinig emoties die zo diep ingrijpen in het menselijk bestaan als schuld. Wanneer iemand zich schuldig voelt over een daad — werkelijk gebeurd of innerlijk geprojecteerd — wordt het hele innerlijk landschap vervormd. De mens gaat niet meer vrijuit door het leven; hij of zij loopt gebukt onder een morele last die, als deze niet zorgvuldig wordt onderzocht, begrepen én verwerkt, zich in stilte blijft nestelen in elke relatie, elke handeling, elk moment van zelfreflectie.
Binnen coachingspraktijken en therapeutische settings komt deze vorm van belemmerende schuldfrequent voor. Vooral wanneer het gaat om thema’s als incest, mishandeling, overspel of verraad — ervaringen waarin de persoon zichzelf als dader ziet — wordt schuld een verstikkend korset dat vrijheid, zelfliefde en verbinding blokkeert.
In dit artikel verkennen we schuld in al haar gelaagdheid — psychologisch, neurologisch, filosofisch, relationeel en ritueel. We gaan dieper in op de kracht van het tribunaal-ritueel, een doorleefde groepspraktijk waarbij de persoon die zichzelf beschuldigt, bewust de rollen van aanklager, advocaat en rechter doorloopt — in het bijzijn van getuigen. Dit ritueel, mits zorgvuldig begeleid, vormt een krachtig transformatie-instrument waarin schuld getransformeerd kan worden naar verantwoordelijkheid, vergeving en hernieuwde aanwezigheid.
SCHULD — EEN MENSELIJK FENOMEEN
Wat is schuld?
Schuld is de innerlijke ervaring van moreel falen. Het is het gevoel dat je iets verkeerd hebt gedaan tegenover een ander of jezelf, en dat dit iets zegt over jouw morele kompas of jouw waarde als mens.
Er is een belangrijk onderscheid tussen:
* Schuldgevoel: “Ik heb iets slechts gedaan.”
* Schaamte: “Ik bén slecht.”
Hoewel beide vaak samen voorkomen, is het schuldgevoel meer gericht op de daad, terwijl schaamte de hele identiteit aantast. In veel gevallen waarin mensen zichzelf langdurig beschuldigen, transformeert schuld langzaam tot schaamte — waardoor vergeving en bevrijding moeilijker worden.
Schuld als gezonde emotie
In de kern is schuld een functionele emotie als er daadwerkelijk een actie is geweest die moreel niet kloppend was. Het helpt mensen:
– moreel gedrag te reguleren,
– relaties te herstellen na fouten,
– empathie te ontwikkelen voor het leed van de ander.
Gezonde schuld is tijdelijk, verbonden aan een concrete daad en leidt tot reparatie of inzicht. Het is een signaalfunctie van het morele geweten.
Voorbeeld: Je hebt een vriend gekwetst door iets te zeggen in boosheid. Je voelt je schuldig, reflecteert, biedt je excuses aan en probeert het goed te maken. Hier vervult schuld een regulerende, verbindende rol. Het is een daad die geen grote gevolgen heeft, maar wel vraagt om erkenning.
Wanneer schuld destructief wordt
Schuld wordt destructief wanneer:
* ze chronisch wordt en losraakt van de daad, en daarmee vaak groter
* de innerlijke aanklager sterker wordt dan het vermogen tot vergeving,
* iemand zichzelf reduceert tot de dader-rol.
Dan verandert schuld in een gevangenis. De persoon leeft vanuit een fundamenteel gevoel van onwaardigheid. Spontaniteit, speelsheid, liefde en verbinding worden verstikt door een innerlijke stem die voortdurend zegt: “Jij hebt geen recht meer op geluk.”
De psychologie van schuld
Schuld en zelfbeeld
Wanneer schuld diep verankerd raakt, verschuift het zelfbeeld. Niet alleen het gedrag, maar het hele “ik” wordt besmet. Dit gebeurt vooral bij vroegkinderlijke trauma’s, misbruik, of situaties waarin iemand zich (terecht of onterecht) als veroorzaker van leed ziet.
“Ik ben de oorzaak van het lijden van mijn moeder.”
“Ik heb mijn kind beschadigd door mijn gedrag.”
“Wat ik heb gedaan is onvergeeflijk.”
Dit soort overtuigingen zetelt zich diep in het onderbewuste en leidt tot patronen als:
– Zelfbestraffing
– Vermijden van geluk
– Aangetrokken worden tot destructieve relaties
– In de relatie wordt veroordeeld
– Succes saboteren
Schuld en overlevingsstrategieën
Vaak ontwikkelt iemand copingstrategieën om met schuld om te gaan:
– Bevriezing: emotionele afvlakking, dissociatie
– Vlucht: vermijding, verslaving, rationalisatie
– Vecht: perfectionisme, controle, zelfkritiek
Deze mechanismen zijn begrijpelijk, maar houden de schuld levend omdat de kern (de oorspronkelijke daad en de betekenis ervan) nooit wordt aangekeken, doorleefd en geïntegreerd.
Neurobiologische gronden van schuld
Stress en schuld
Langdurige schuld activeert het stresssysteem in het brein, met name:
– Amygdala: emotionele dreiging
– HPA-as: chronische activatie van cortisolproductie
– Prefrontale cortex: vermindert de mogelijkheid tot zelfregulatie en redelijke reflectie
Het lichaam bevindt zich in een staat van voortdurende waakzaamheid, alsof er een constante innerlijke dreiging is. Dit leidt tot vermoeidheid, depressie, burn-out en een algeheel gevoel van uitputting.
Bevroren tijd
Schuld bevriest de tijd. De persoon leeft niet meer in het heden, maar blijft hangen in een onvoltooid verleden. De daad blijft zich herhalen in het innerlijk theater, zonder dat er een moment van afsluiting komt. Het brein ervaart de schuld alsof het nu nog steeds gebeurt.
Filosofische en existentiële perspectieven op schuld
Sartre: De ander als spiegel
Jean-Paul Sartre beschrijft in zijn werk hoe de blik van de ander ons confronteert met onze morele kwetsbaarheid. Schuld ontstaat wanneer we door die blik beseffen dat we tekortgeschoten zijn. Toch is het aan ons om verantwoordelijkheid te nemen en een nieuw zelf te creëren.
“Wij zijn veroordeeld tot vrijheid.”
Daarmee bedoelt Sartre: we kunnen niet ontsnappen aan de verantwoordelijkheid om zelf richting te geven aan ons bestaan, ook na schuld.
Kierkegaard: De sprong naar geloof
Kierkegaard zag schuld als een existentieel gegeven, maar ook als een uitnodiging tot overgave. Pas wanneer de mens zijn schuld ten diepste erkent, kan hij zich richten tot een hogere macht (of innerlijke waarheid) en loslaten.
De paradox: de grootste wanhoop opent de deur naar verlossing.
Relationele gevolgen van onverwerkte schuld
Schuld is zelden een privéaangelegenheid. Zeker wanneer het vergrijp of de ervaring zich heeft afgespeeld binnen een (liefdes)relatie, is de impact meervoudig en wederkerig. Zelfs wanneer de daad buiten de relatie plaatsvond (zoals bij vreemdgaan of verleden trauma), draagt de partner vaak de onuitgesproken last mee.
Onverwerkte schuld trekt zich niet stilletjes terug in een hoekje van de geest — het vormt de lucht tussen mensen. Hier volgen drie cruciale relationele gevolgen.
Intimiteit wordt bemoeilijkt
Wanneer iemand zichzelf als moreel falend ziet — of als onwaardig vanwege een daad uit het verleden — wordt echte intimiteit haast onmogelijk. De schuld verstoort het vermogen om zich kwetsbaar, zichtbaar en ontvankelijk te maken in verbinding met de ander.
Er ontstaan vaak patronen zoals:
– Terugtrekking:
“Als ze écht weten wat ik heb gedaan, willen ze niets meer met me.”
– Wantrouwen in liefde:
“Ik verdien deze liefde niet. Ze vergissen zich in mij.”
– Sabotage:
Omdat de schuld niet wordt uitgesproken, wordt ze onbewust geënsceneerd — door afstand, ruzie, kilheid of vreemdgaan. Het is alsof de schuld zegt: “Als jij me niet straft, dan doe ik het zelf wel.”
In alle gevallen geldt: de schuld staat tussen de persoon en de ander in. Het ‘ik’ toont zich niet volledig, vertrouwt niet volledig, ontvangt niet volledig.
Intimiteit wordt een toneelstuk met onuitgesproken regels.
De ander draagt mee
Ook als de partner niets weet van de schuld, voelt hij of zij de gevolgen ervan. Er is een ongrijpbare afstand, een gevoel van “er niet bij mogen”, of van voortdurend op eieren lopen. De partner probeert vaak — intuïtief — het onbesprokene te compenseren:
– Door begripvoller te zijn dan nodig is.
– Door zichzelf klein te maken.
– Door de ander te “redden” of “vergeven”, voordat het innerlijke proces is voltooid.
Hierdoor ontstaat er een subtiele maar destructieve dynamiek:
De partner neemt verantwoordelijkheid voor iets wat niet van hem of haar is.
De relatie raakt dan uit balans — niet alleen emotioneel, maar ook moreel.
De onevenwichtige balans — dader en slachtoffer
Wanneer de daad binnen de relatie heeft plaatsgevonden — denk aan overspel, liegen, emotionele of fysieke grensoverschrijding — ontstaat er een fundamentele scheefgroei: de ene partner is dader, de ander slachtoffer.
Zolang de schuld niet verwerkt en uitgesproken is, ontstaat er een morele ongelijkwaardigheid:
– De dader blijft zich (vaak terecht) schuldig voelen.
– De slachtofferrol wordt (vaak onterecht) het fundament van morele superioriteit.
– De relatie verandert in een tribunaal dat nooit sluit.
Dan ontstaan er vastgeroeste patronen:
– De een blijft aanklagen (“Je hebt me beschadigd.”)
– De ander blijft smeken of vermijden (“Ik weet het, maar ik kan het niet meer horen.”)
Of de rollen keren zich om:
– De dader raakt wanhopig en gaat de ander straffen voor het niet-vergeven.
– De slachtofferpositie wordt machtsmiddel: de ander moet zich blijven bewijzen.
Waar schuld niet tot heling leidt, ontstaat beschuldiging.
Beschuldiging is schuld zonder proces.
In zo’n dynamiek kan een relatie niet gezond voortbestaan. Niet omdat de daad niet vergeven kan worden, maar omdat het innerlijke tribunaal nooit is afgerond. De verhouding blijft per definitie ongelijkwaardig, en waar geen gelijkwaardigheid is, verdwijnt liefde — of wordt ze geïnstrumentaliseerd.

HET TRIBUNAAL – EEN RITUEL VAN BEVRIJDING
Er is een diepzinnige en krachtige rituele praktijk — een soort innerlijk en uiterlijk gerechtelijk proces waarin de schuld niet alleen wordt bekeken, maar daadwerkelijk doorgewerkt en beëindigd in het bijzijn van anderen. Maar pas op: onder zorgvuldige begeleiding en volledigheid in het ritueel kan de herhaling van het trauma of de innerlijke veroordeling juist versterkt worden.
DE VOORWAARDEN
Om de schuld voor eens en altijd tot zijn proporties terug te brengen is het ritueel van ‘het tribunaal’ vaak helend en genezend, mits het aan een aantal voorwaarden voldoet:
=> Externalisatie van de innerlijke dialoog
De “schuldenaar” leeft vaak met een chronisch innerlijk tribunaal waarin het Openbaar Ministerie dag en nacht actief is, zonder dat er ooit een rechter uitspraak doet.
Door deze stemmen extern te maken:
– krijgt het innerlijke conflict vorm,
– wordt het zichtbaar voor anderen,
– en ontstaat er ruimte voor iets nieuws.
=> Volledigheid als voorwaarde voor heling
Het dwingt de deelnemer om:
– niet te vluchten in zelfmedelijden (OM is hard),
– niet alleen in schuld te blijven hangen (de advocaat pleit),
– en uiteindelijk zichzelf ook toe te staan dat een oordeel wordt geveld (de rechter).
Heling vindt plaats in het midden van het proces, niet bij het begin of bij een voortijdige vergeving.
=> Getuigen creëren anker in de realiteit
Door dit niet alleen met de begeleider te doen, maar in aanwezigheid van ‘getuigen’ (vaak gendergenoten, niet zijnde de ‘slachtoffers’):
– wordt de transitie collectief gedragen,
– wordt de “nieuwe versie” van de persoon ook daadwerkelijk gezien en erkend,
– en ontstaat er een “voor” en “na”.
HET RITUEEL
Het tribunale ritueel is een gestructureerde, diepgaande oefening waarin de deelnemer — de ‘schuldenaar’ — drie rollen doorloopt. Het wordt op papier uitgeschreven in de vorm van: de dader / hij/zij en in een bijeenkomst op een afgesproken tijd en plaats uitgesproken:
HET OPENBAAR MINISTERIE (OM)
De eerste fase van het tribunaal vraagt van de deelnemer om de stem van de aanklager in zichzelf te verwoorden: het Openbaar Ministerie. Deze stem verwoordt de aanklacht zoals die innerlijk ervaren wordt — hard, precies, en zonder omwegen.
Dit is het moment waarop een objectief iemand zegt: “Jij wordt beschuldig van…”
Wat gebeurt er in deze fase?
In de rol van het OM:
– Worden de feiten benoemd:
Wat heb je gedaan? Wat heb je nagelaten?
– Worden de tijdslijnen helder gemaakt:
Wanneer vond het plaats? Is er sprake van herhaling?
– Worden de gevolgen voor anderen expliciet gemaakt:
Wie is er geraakt, beschadigd of verraden? Wat heeft jouw handelen veroorzaakt in de levens van anderen?
– Wordt ook het motief onderzocht:
Niet om jezelf te ontslaan van verantwoordelijkheid, maar om de daad te plaatsen in context. Vaak is de dader van vandaag de gewonde van gisteren. Bijvoorbeeld: “Ik was zelf emotioneel verwaarloosd als kind, en heb die kilheid doorgegeven aan mijn eigen dochter. Dat is geen excuus, maar het verklaart hoe ik daartoe gekomen ben.”
De toon van het OM: scherp, maar niet vernietigend
Deze fase vraagt om radicale eerlijkheid, maar kent een gevaar:
De innerlijke aanklager is vaak onmenselijk streng. Er is een risico op:
– Zelfvernietiging
– Dramatisering
– Of, in een groep: onbedoeld voyeurisme (het oproepen van sensatie bij anderen door te veel detail)
Daarom gelden hier strikte richtlijnen:
* De toon mag scherp zijn, maar niet destructief.
De schuldenaar spreekt zichzelf toe als aanklager, maar de coach bewaakt dat dit niet omslaat in zelfhaat.
* De inhoud mag gedetailleerd zijn, maar zonder grafische sensatiezucht.
Het is niet de bedoeling dat het publiek “meekijkt” in de daad op een manier die het proces schaadt of anderen belast. Voorbeeldgrens: In plaats van “Ik sloeg mijn vrouw tot het bloedde,” kan gezegd worden:
“Ik ben lichamelijk gewelddadig geweest tegen mijn vrouw, met schade tot gevolg.” De ernst blijft benoemd, maar zonder dat het publiek belast wordt met beelden die de kern van het proces voorbijschieten.
De begeleider als hoeder van het morele evenwicht
De begeleider speelt hier een cruciale rol als procesbegeleider:
– Bewaakt de veiligheid – van de deelnemer én de groep
– Houdt de deelnemer in de rol – OM is niet een klaagzang, maar een gecontroleerde aanklacht
– Onderbreekt indien nodig – wanneer het escaleert naar vernietiging of slachtofferschap
– Vertraagt – zodat het lichaam van de deelnemer kan bijbenen wat er mentaal uitgesproken wordt
De kracht van deze fase ligt in de exacte balans tussen strengheid en menselijkheid.
Zodra de aanklacht volledig verwoord is — zonder weglating, maar ook zonder destructieve overdrijving — ontstaat er de ruimte voor een overgang naar de volgende rol: de verdediging.
DE ADVOCAAT
Na de confrontatie met de innerlijke aanklager (het OM) komt de deelnemer in de tweede rol terecht: de advocaat. Dit is het moment waarop de persoon — nog steeds in de eerste persoon — het recht krijgt zichzelf niet vrij te pleiten, maar in context te plaatsen.
Hier begint het proces van zelfcompassie zonder zelfverloochening.
Waar gaat het hier om?
In de rol van advocaat gaat de deelnemer op zoek naar:
– De menselijke context waarin de daad plaatsvond Wat wist ik toen nog niet? Wat kon ik toen nog niet voelen of overzien?
Welke pijn, overtuigingen of tekorten dreven mij?
– De beperkte mogelijkheden van dat moment Vanuit welke mentale, emotionele of relationele staat handelde ik toen?
Was ik toen in staat om anders te handelen — echt?
– De ontwikkeling sinds de daad Wat heb ik gedaan om het anders te doen? Wat heb ik geleerd?
Welke pijn voel ik over de gevolgen van mijn handelen?
– De herstelbereidheid Wat heb ik gedaan om verantwoordelijkheid te nemen, spijt te betuigen of recht te zetten — waar dat mogelijk was?
Niet ter vrijspraak, maar ter verzachting
De rol van de advocaat is niet bedoeld om de schuld te ontkennen of te minimaliseren. Het gaat hier niet om een slimme verdediging, maar om een realistische verzachting die het morele gewicht van de daad draagt én de mens daarachter zichtbaar maakt.
“Het klopt wat er gebeurd is — en toch ben jij niet alleen je daden.
Jij bent een mens. Gebroken, zoekend, groeiend, verantwoordelijk.”
Deze fase nodigt de deelnemer uit om zichzelf niet langer alleen als dader te zien, maar als een geheel mens die fouten maakt binnen een groter verhaal van afkomst, beperking en verlangen.
Voorbeelden van advocaat-vragen
Om deze laag aan te boren, kunnen de volgende vragen helpen:
– Wat was de pijn waar ik op dat moment nog geen toegang toe had?
– Welk overlevingsmechanisme was toen actief?
– Welke context is belangrijk om mijn gedrag te begrijpen?
– Wat zou mijn jongere zelf hierover zeggen?
– Waar heb ik in mijn leven geleerd dat liefde, grenzen of waarheid niet veilig zijn?
– Wat zou ik nu anders doen?
– Waar voel ik werkelijk spijt?
– Wat zou ik willen zeggen tegen degene die ik gekwetst heb?
De toon: zacht, eerlijk, zonder verdediging
De advocaat spreekt niet om vrij te pleiten, maar om te erkennen en verzachten.
– De toon is mild maar helder.
– De waarheid wordt niet verdraaid, maar geduid.
– De taal is menselijk, niet juridisch.
– Emotie is welkom, zolang het niet overneemt of manipuleert.
“Toen ik mijn zoon sloeg, dacht ik dat ik hem moest ‘corrigeren’. Maar ik wist toen niet wat ik nu weet — over mijn eigen woede, over angst, over hoe mijn vader mij sloeg. Ik handelde vanuit angst, niet vanuit liefde. En dat spijt me diep.”
Wat ontstaat er in deze fase?
Deze fase brengt vaak een innerlijke ontspanning teweeg. De deelnemer ervaart dat hij of zij niet hoeft te verdwijnen in het morele absolute van de aanklacht, maar dat er een brug ontstaat tussen daad en menselijkheid.
De groep (de getuigen) zien hier vaak voor het eerst weer de persoon verschijnen — in plaats van enkel de dader.
Deze verzachting is noodzakelijk om de volgende fase — de uitspraak van de rechter — werkelijk te kunnen dragen.
DE RECHTER
Na de harde aanklacht van het Openbaar Ministerie, en de verzachtende menselijkheid van de advocaat, komt de deelnemer tot de meest delicate fase van het ritueel: de rechter.
Hier is geen vluchten meer mogelijk. Geen uitstel. Geen nieuwe argumenten.
De rechter spreekt — en wat uitgesproken wordt, draagt de kracht van het finale oordeel.
Maar anders dan in een juridisch systeem, gaat het hier niet om straf of vrijspraak.
De rechter weegt, benoemt, erkent en beëindigt het innerlijk proces dat — soms jaren — zonder uitspraak is blijven hangen.
Wat gebeurt er in deze fase?
De deelnemer, nu in de rol van rechter, spreekt zich uit over:
– Wat er gebeurd is
Feitelijk, helder, zonder verdoezeling of drama.
– Wat de morele weging is
Was dit verwerpelijk? Begrijpelijk? Begrijpelijk én verwerpelijk? Was het onbewust? Was het vanuit overleven?
– Wat de innerlijke uitspraak is
Welke verantwoordelijkheid wordt genomen? Wat is de prijs geweest? Wat blijft en wat mag eindigen?
– Wat er nu volgt
Welke plek krijgt deze daad in het verdere leven van de deelnemer? Wat is de grens tussen verleden en toekomst?
De kunst van evenwicht
De kracht van deze fase zit in het evenwicht. De rechter is:
* Niet genadeloos -> want dat bevestigt de innerlijke destructie.
* Niet gemakzuchtig -> want dat voelt als ontkenning van het echte leed.
“Gerechtigheid zonder compassie is wreed.
Compassie zonder gerechtigheid is leeg.”
Een milde uitspraak die de daad minimaliseert zal aanvoelen als zelfbedrog — niet alleen voor de deelnemer, maar ook voor de aanwezige getuigen.
Een keihard oordeel, zonder ruimte voor groei of heling, bevestigt precies het innerlijke trauma dat deze oefening probeert te transformeren.
De coach speelt hier opnieuw een bewakende rol: als de uitspraak onevenwichtig is (te hard of te mild), kan hij/zij uitnodigen tot herformulering. Vaak is dit het moment waarop de deelnemer zichzelf écht in de ogen moet kijken — en voor het eerst een volwassen, integrale verantwoordelijkheid draagt, zónder zichzelf te verliezen.
Voorbeelden van uitspraken
De rechter spreekt meestal in de vorm van een innerlijk oordeel, dat tegelijk afsluitend en richtinggevend is. Enkele voorbeelden:
“Wat ik heb gedaan, heeft pijn veroorzaakt. Ik zie de ernst ervan. Ik had toen andere keuzes kunnen maken, maar ik was nog niet in staat om die te zien. Ik neem nu de verantwoordelijkheid om anders te leven, met deze ervaring als leermeester — niet als last.”
Of:
“Ik heb grenzen geschonden. Ik heb vertrouwen beschadigd. En ik heb daar diepe spijt van. Ik kan het niet ongedaan maken. Maar ik kies ervoor om dit niet langer in stilte met me mee te dragen. Mijn schuld is erkend. De prijs is betaald. De straf is uitgezeten in mezelf. En nu stap ik verder, met mijn gezicht naar het leven.”
Wat markeert deze fase?
Op het moment dat het ritueel plaats vindt doordat het hardop wordt uitgesproken, gaat degene die aan het woord is staan.
Er is even pauze tussen de ene en de andere rol.
Wanneer de rechter zijn uitspraak doet, dan gaan alle aanwezigen STAAN, want zo gewichtig is het.
Na de uitspraak is men even stil om het geheel te laten bezinken.
Dit is het moment waarop:
– De cirkel rond is — de daad is benoemd, doorvoeld, gewogen en besloten.
– Het verleden een plek krijgt — niet langer als herhaling, maar als fundament voor volwassen leven.
– De getuigen het proces erkennen — en daarmee een collectieve realiteit scheppen waarin het “voor” en “na” zichtbaar is.
Hier is de innerlijke tijd hersteld.
De schuld leeft niet meer als iets wat nu gebeurt — maar als iets wat gebeurd is.
Rituele afronding
Daarna volgt op deze fase een symbolische handeling:
– Het uitspreken van een zin als: “Ik verklaar deze schuld als erkend en afgerond.”
– Het verbranden van een geschreven aanklacht.
– Het laten vallen van een steen die symbool stond voor de last.
– Een omhelzing of stilte in de groep waarin de overgang fysiek voelbaar is.
Deze handelingen helpen om het lichaam en zenuwstelsel te herkalibreren op een nieuwe innerlijke waarheid.
De rol van de BEGELEIDER – poortwachter van de waarheid
Zoals jij zelf al aangeeft: “Als dit niet tot in alle facetten gebeurt en de uitspraak niet overeenkomstig is, is de schade eigenlijk groter.”
Onvolledige of slecht begeleide rituelen kunnen:
– Hertraumatiseren (men herbeleeft zonder verwerking),
– Valse vergeving oproepen (waarbij de persoon zogenaamd “klaar” is, maar diep vanbinnen nog vastzit),
– of de innerlijke kloof versterken (wanneer de uiterlijke uitspraak niet overeenkomt met de innerlijke waarheid).
De begeleider moet daarom:
– én de veiligheid van de omgeving garanderen.
– het tempo bewaken (traag genoeg dat alles gezegd kan worden),
– het proces bewaken (dat geen enkele stem wordt overgeslagen)
De kracht van GETUIGEN
Omdat dit proces zich afspeelt in aanwezigheid van anderen, wordt het oordeel niet alleen intern gevoeld, maar extern bekrachtigd.
– De getuigen zijn geen rechters, maar getuigen van de transformatie.
– Ze symboliseren de samenleving, het collectief, de mensen die ooit geoordeeld hebben — en die nu getuige zijn van iemands terugkeer in integriteit.
Daarom is dit ritueel zo krachtig: het verandert niet alleen het innerlijk verhaal, maar ook de plaats die iemand inneemt binnen het grotere geheel.
Waarom het werkt
Het tribunale ritueel is geen vrijblijvende oefening, maar een diep transformerend proces dat op verschillende lagen tegelijk werkt: cognitief, emotioneel, lichamelijk en existentieel. Het ritueel heeft kracht doordat het de impliciete, innerlijke strijd externaliseert, doorleeft, en vervolgens integreert binnen een doorleefd besluit.
Hieronder lichten we toe waarom dit proces zo effectief werkt — mits zorgvuldig begeleid.
Externalisatie: de innerlijke stemmen krijgen een plaats buiten jezelf
Wanneer schuld zich innerlijk ophoopt, ontstaat er vaak een onzichtbare, chaotische strijd tussen tegenstrijdige stemmen:
– De aanklager: “Je hebt gefaald. Je bent onwaardig.”
– De verdediger: “Je wist niet beter. Laat me met rust.”
– De vermijder: “Denk er maar niet meer aan.”
– De innerlijke rechter: “Je verdient straf, geen liefde.”
Zolang deze stemmen geen vorm krijgen, blijven ze op de achtergrond actief. Ze beïnvloeden keuzes, relaties en zelfbeeld, zonder dat je precies weet waarom je vastzit.
Het tribunale ritueel maakt deze stemmen expliciet:
– De deelnemer geeft stem aan de innerlijke aanklager (OM)
– Herkent de noodzaak van menselijke verzachting (advocaat)
– En vindt een afgewogen conclusie (rechter)
Door deze delen te benoemen en belichamen, ontstaat er afstand tussen het “ik” en de stemmen. De deelnemer wordt geen speelbal meer van innerlijke strijd, maar neemt bewust eigenaarschap over zijn of haar innerlijke narratief.
Externalisatie is een kernprincipe in narratieve therapie:
“The problem is the problem — not the person.”
Door het probleem (de schuld, de aanklacht) buiten het zelf te plaatsen, wordt het hanteerbaar en herzienbaar.
Doorleving: schuld wordt in alle lagen benoemd en aangekeken
Echte bevrijding ontstaat niet door te begrijpen wat er is gebeurd, maar door het te voelen, te dragen en vervolgens te besluiten.
In het tribunale ritueel:
– Wordt de schuld niet alleen rationeel benoemd, maar ook lichamelijk en emotioneel doorleefd.
– Komt de deelnemer niet weg met enkel spijt, uitleg of cognitieve analyses.
– Wordt de volledige menselijke ervaring van daad, gevolg, pijn en verlangen erkend.
Dit is cruciaal omdat schuld zich vaak vastzet in het lijf — als spierspanning, beklemming, vermijding of zelfs fysieke klachten. Door de drie rollen van het tribunaal te doorlopen, wordt het lichaam actief betrokken bij het proces. De woorden komen uit de mond, de spanning uit de borst, de tranen uit het hart.
Deze doorleving maakt dat de ervaring niet alleen mentaal maar ook fysiek verwerkt wordt, waardoor integratie werkelijk mogelijk wordt.
Onverwerkte schuld blijft ‘hangen’ als een onaf verhaal.
Het ritueel zorgt dat het verhaal tot het einde verteld wordt.
Symbolische herpositionering: de innerlijke plek verschuift — en blijft verschoven
Het tribunaal is geen cognitieve dialoog of herhaling van oude schuld, maar een ritueel van positionering. De deelnemer beweegt zich — letterlijk en innerlijk — van de plek van:
– de onuitgesproken schuld
– naar de publieke erkenning
– naar de weging
– naar de uitspraak
– naar de herpositionering in het leven.
Die nieuwe plek is niet vrijblijvend. Het is niet “ergens halverwege het oude en het nieuwe”, niet “werk in uitvoering”, en niet “onder voorbehoud”.
Het is een symbolische grensoverschrijding: deze daad behoort vanaf nu tot het verleden, en dat is onomkeerbaar.
Daarom is het tribunaal geen therapie in de klassieke zin, maar een rites de passage:
een overgang van het oude zelfbeeld naar een nieuwe identiteit waarin de daad een plek krijgt — maar niet langer het centrum vormt.
Na de uitspraak mag er nooit meer op worden teruggekomen.
Dat is geen dogma, maar een voorwaarde voor heling. Zolang het narratief heropend kan worden, blijft het ‘levend’. Het zenuwstelsel krijgt dan geen rust, de psyche geen helderheid, de mens geen vrijheid.
De daad is erkend. De schuld is gewogen. De uitspraak is gedaan. Punt.
Als er opnieuw twijfel komt (“maar misschien was het toch niet genoeg…”), heropen je het dossier — en daarmee het lijden. De kracht van het ritueel zit in de finaliteit: dit is het moment waarop je je eigen vonnis niet langer herhaalt.