“Wie zal haar vinden?” (1)
De zoektocht begint
Dit artikel is het eerste deel van een serie over de eshet chayil — de “sterke vrouw” uit Spreuken 31.
Het is een tekst die vaak is gebruikt als ideaalplaatje van vrouwelijke deugd,
maar veel minder vaak is onderzocht als bron van kracht, autonomie en leiderschap.
In deze serie kijk ik opnieuw naar deze eeuwenoude passage, met behulp van Bijbelse teksten en klassieke Joodse interpretaties. Niet om vrouwen voor te houden hoe ze zouden moeten zijn, maar om zichtbaar te maken wat generaties lang onderbelicht is gebleven.
De centrale vraag uit Spreuken 31 — “Wie zal haar vinden?” — staat in deze reeks niet voor zeldzaamheid, maar voor ontbreken van zicht.
Waarom herkennen we vrouwelijke kracht zo slecht? Waarom blijft ze vaak verborgen?
En wat betekent het dat onze generatie meer ruimte heeft om die kracht wél te ontwikkelen en te tonen?
In elk artikel onderzoeken we een ander aspect van deze vraag, steeds vanuit twee lijnen: de tekst zelf, en de historische, sociale en psychologische werkelijkheid van vrouwen nu.
Dit eerste artikel gaat over de basis: wat bedoelt de bijbeltekst werkelijk met “een sterke vrouw”?
Waarom is ze moeilijk te vinden?
En waarom zegt dat meer over onze blik dan over haar bestaan?
De vraag die door eeuwen heen klinkt
“Een sterke vrouw, wie zal haar vinden?” (Spreuken 31:10)
Deze zin wordt vaak geïnterpreteerd alsof sterke vrouwen uitzonderlijk zouden zijn.
Maar in de Hebreeuwse context is dat niet de bedoeling.
De tekst stelt geen vraag uit wanhoop, maar uit aandacht: kun jij opmerken wat al aanwezig is?
Het Hebreeuwse woord voor “sterke vrouw” is eshet chayil.
Chayil betekent kracht, moed, vastberadenheid — dezelfde term die elders wordt gebruikt voor dappere krijgers.
Het gaat dus om een breed begrip van kracht, niet om een smal, traditioneel vrouwelijk rolpatroon.
De vraag “Wie zal haar vinden?” nodigt uit om beter te kijken.
Niet om te concluderen dat ze er niet is.
Het grote misverstand
Wie de Bijbel leest, ziet dat krachtige vrouwen er volop zijn.
Alleen zijn ze historisch gezien minder zichtbaar gemaakt.
Een paar voorbeelden:
* Mirjam leidt het volk Israël met muziek, ritme en profetie (Exodus 15:20).
* Debora is rechter, politieke leider en strateeg (Richteren 4–5).
* Ruth neemt initiatief en draagt bij aan een nieuwe dynastie (Ruth 4).
* Abigaïl voorkomt geweld door scherp inzicht en snel handelen (1 Samuel 25).

De Talmud gaat nog verder: “Door de verdienste van de rechtvaardige vrouwen werd Israël verlost.” (Sotah 11b)
Met andere woorden: zonder hun initiatief en kracht was bevrijding onmogelijk geweest.
Maar in veel perioden van de geschiedenis waren vrouwen niet vrij om hun invloed en deskundigheid expliciet te tonen.
Ze handelden achter de schermen.
Ze gebruikten taal, timing en intuïtie als strategische instrumenten.
Niet omdat ze minder waren, maar omdat openlijk leiderschap sociaal en cultureel ontmoedigd werd.
Dit vormt het grote misverstand: sterke vrouwen ontbraken niet —
we zijn alleen niet getraind om hun kracht te herkennen.
De sterkte die niet opvalt
De Bijbel beschrijft de eshet chayil niet als iemand die domineert of in het centrum staat.
Haar kracht werkt vooral via:
* organisatievermogen
* relationele intelligentie
* stabiliteit
* inzicht
* zorg voor de langere termijn
“Spreuken 31” schetst iemand die onderhandelt, plant, koopt, verkoopt, leiding geeft en onderwijst.
Ze is economisch actief en sociaal intelligent tegelijk.
Maar ze doet dit zonder de nadruk op zichzelf te vestigen.
In de joodse traditie lezen veel gezinnen op vrijdagavond Spreuken 31:10–31 (“Eshet Chayil” – De sterke vrouw) als onderdeel van de Sjabbat-maaltijd.
Het wordt vooral gedaan omdat het een lofgedicht is – zowel voor de vrouw als voor de Sjabbat – en omdat het helpt om spiritueel en emotioneel de Sjabbat binnen te gaan.
In veel Joodse uitleg wordt gezegd dat haar kracht vergelijkbaar is met de menorah: niet fel of confronterend, maar constant.
Zichtbaar voor wie goed kijkt, maar niet schreeuwerig.
Dat soort kracht is makkelijk te missen in een cultuur die vooral luistert naar wie het hardst praat.
Onze generatie als overgangsgeneratie
Wij zijn de eerste generatie vrouwen met relatief veel vrijheid om:
– beroepskeuzes te maken
– onze stem publiekelijk te gebruiken
– grenzen te stellen
– autonoom beslissingen te nemen
Maar tegelijkertijd dragen we patronen die ontstaan zijn in tijden waarin die vrijheid er niet was.
Veel vrouwen herkennen dit dubbele:
– We kunnen meer dan onze moeders.
– Maar we voelen nog vaak de rem die zij noodgedwongen internaliseerden.
Dat maakt onze generatie een overgangsgeneratie: we erven kracht én voorzichtigheid.
We hebben nieuwe kansen, gekoppeld aan oude reflexen.
En precies daar wordt de vraag uit Spreuken relevant.
Het gaat niet om “vinden” in de zin van speuren, maar om bewust worden van wat er al is.
Persoonlijke uitnodiging
De zoektocht naar de “sterke vrouw” begint niet bij een ideaalbeeld, maar bij introspectie.
De Bijbel vraagt niet: “Bestaat zij wel?” maar: “Wie ziet haar?”
Dit maakt het een persoonlijke opdracht.
De eerste stap is onderzoeken:
– Wat heb ik meegekregen van vrouwen vóór mij, van mijn moeder, mijn 2 grootmoeders, mijn 4 overgrootmoeders en mijn 8 over-overgrootmoeders?
Hoe hebben zij geleefd? Wat hebben ze meegemaakt?
– Welke vormen van kracht heb ik zelf klein gehouden?
– Welke kennis, intuïtie of vastberadenheid is al aanwezig, maar nog niet zichtbaar?
In de Joodse traditie wordt wijsheid vaak gekoppeld aan het hart (Spreuken 4:23).
Herkennen van kracht begint dus niet met spiegelen aan verwachtingen, maar met luisteren naar dat innerlijke kompas.
Vragen voor reflectie:
* Waar in je leven merk je dat je meer kracht hebt dan je laat zien?
* Welke overtuigingen of gewoontes heb je overgenomen van eerdere generaties?
* Wat zou er veranderen als je jouw sterke kanten structureel serieus neemt?
* Welke aspecten van jezelf zijn klaar om naar het licht te komen?
De serie: de-sterke-vrouw-wie-zal-haar-vinden/
Artikel 2 – de-innerlijke-potentie-van-de-sterke-vrouw/