Dat beloof ik!
De magie van de belofte
Waarom voelt een belofte soms als liefde, en soms als last?
Die vraag houdt mij al een tijd bezig. Niet omdat ik twijfels heb over de waarde van een belofte — integendeel. Juist omdat ik haar kracht herken. Een uitgesproken belofte heeft de potentie om werelden te openen: een toekomst te markeren, een relatie te verdiepen, een onzeker leven houvast te geven. De belofte is, in haar zuiverste vorm, een daad van vrijheid. Niemand verplicht je om iets te beloven. Je doet het uit eigen wil. Je maakt zichtbaar dat je je verbindt — met woorden, met aandacht, met intentie.

En toch...
Wat begint als een vrije daad, eindigt soms als een verplichting. Wat bedoeld was als een uitdrukking van verlangen, wordt een last om te dragen. De belofte — ooit sprankelend, levend, gedragen door verlangen — verhardt. Ze wordt rigide, star, een morele last die niet meer past bij wie je geworden bent of bij wat de relatie vraagt. Er ontstaat een innerlijk conflict: trouw blijven aan je belofte, of trouw blijven aan jezelf; trouw blijven aan de inhoud, of trouw blijven aan de vorm?
In onze cultuur wordt de belofte vaak verheerlijkt. We beschouwen het als een teken van integriteit om je woord te houden, als een morele deugd om je vast te houden aan wat je ooit beloofd hebt. In liefdesrelaties, in werkverbanden, in politiek en vriendschap — overal waar vertrouwen een rol speelt, wordt de belofte gezien als fundament. En wellicht is dat ook terecht. Maar er is een andere kant, die zelden wordt benoemd: dat een belofte, juist door haar bindende karakter, kan verstarren. Dat zij niet alleen vertrouwen kan scheppen, maar ook angst — voor verandering, voor falen, voor vrijheid.
In dit artikel wil ik die paradox blootleggen.
Ik wil onderzoeken hoe een belofte — ogenschijnlijk een daad van liefde — kan verworden tot een harnas. Hoe zij, die voortkomt uit het verlangen om je te verbinden, je uiteindelijk gevangen kan houden in datzelfde verlangen. Ik wil de belofte ontdoen van haar morele aura, en haar bekijken als menselijk fenomeen: complex, dubbelzinnig, vol spanning tussen vrijheid en verplichting. Want pas als we die spanning erkennen, kunnen we beloftes opnieuw gaan verstaan — niet als rigide contracten, maar als levende uitdrukkingen van wat we hopen, vrezen, en verlangen.
Wat is een belofte eigenlijk?
Wat bedoelen we eigenlijk, wanneer we iets beloven? Het lijkt een eenvoudige handeling: we spreken uit dat we iets zullen doen — of laten — in de toekomst. Maar wie dieper kijkt, ziet dat een belofte een complex, gelaagd en fundamenteel menselijk fenomeen is. Filosofen als Nietzsche, Arendt, Ricoeur en Levinas hebben zich eraan gewaagd, ieder vanuit een ander gezichtspunt. De belofte blijkt dan geen vrijblijvende uitspraak, maar een daad met ethische, existentiële en sociale dimensies.
Filosofisch: De belofte als tijd-gebonden daad van vrijheid
In filosofische zin is een belofte een bewuste uitspraak over toekomstig gedrag. Je zegt niet wat je nú doet, maar wat je zúlt doen — straks, morgen, misschien zelfs tot aan je dood. Daarmee verhoudt de belofte zich per definitie tot de tijd: het is een brug die de spreker probeert te slaan tussen het heden en een nog onbepaalde toekomst.
Friedrich Nietzsche was een van de eersten die de belofte analyseerde als een teken van het vermogen van de mens om zich aan afspraken te houden — als een vorm van zelfbeheersing. In Zur Genealogie der Moral schrijft hij dat de mens zich onderscheidt van het dier doordat hij “das Versprechen geben kann” — in staat is tot het doen van een belofte. Maar Nietzsche is ook scherp: het vermogen te beloven is niet louter moreel, het is ook iets wat tegen je kan keren. Want wat gebeurt er als je verandert? Ben je dan nog wel hetzelfde subject dat die belofte deed?
Hannah Arendt vult dit aan met haar idee dat beloven een manier is om vrijheid te stabiliseren. In een wereld vol onzekerheid en pluraliteit, waarin mensen samenleven zonder dat hun handelen volledig voorspelbaar is, biedt de belofte een zekere houvast. Het is, volgens Arendt, een van de manieren waarop we het “menselijk handelen” — dat altijd met onzekerheid gepaard gaat — proberen te temmen. Maar juist daardoor is de belofte ook kwetsbaar: ze wordt uitgesproken in vrijheid, maar moet vervolgens standhouden in een werkelijkheid die zich daaraan niets gelegen laat liggen.
Psychologisch: De behoefte aan zekerheid en controle
Psychologisch gezien vervult de belofte een diep menselijke behoefte aan zekerheid. Zowel de spreker als de ontvanger vindt rust in het idee dat “iets vastligt”. We hebben de neiging om ons aan beloften vast te klampen, juist omdat de toekomst onvoorspelbaar is. Iemand die iets belooft, geeft ons het gevoel dat er tenminste íets zeker is — in relaties, in werk, in liefde.
Maar die behoefte aan zekerheid kan ook omslaan in controle. Een belofte geeft de ander niet alleen houvast, maar ook een machtsmiddel: “Je hebt het beloofd.” Er ontstaat een psychologisch spanningsveld tussen vrijheid en verwachting. Wie een belofte doet, geeft de ander toestemming om je eraan te houden. En daarmee ontstaat een innerlijke druk: ik moet voldoen aan het beeld dat ik zelf heb opgeroepen.
De belofte is dus niet alleen een instrument van vertrouwen, maar ook een bron van innerlijke spanning. Zeker wanneer verlangens, omstandigheden of relaties veranderen.
Sociaal: Vertrouwen als fundering van menselijke relaties
In sociale zin is de belofte een fundament van vertrouwen. Samenlevingen draaien op afspraken — impliciet of expliciet — en beloftes vormen een van de duidelijkste manieren waarop mensen hun intenties kenbaar maken en zich aan elkaar verbinden.
Zonder de mogelijkheid om te beloven, zouden veel sociale structuren instorten: huwelijken, vriendschappen, samenwerking, rechtssystemen, politiek. De belofte is de manier waarop wij onze onderlinge afhankelijkheid vormgeven. Niet toevallig zijn contracten juridisch afdwingbare beloften, en zijn geloften in religieuze contexten sacrale beloften: in beide gevallen is er sprake van iets heiligs — hetzij in de ogen van de wet, hetzij in de ogen van God.
Maar tegelijk is juist die sociale functie van de belofte ook wat haar verstart. Wanneer het nakomen van de belofte belangrijker wordt dan de waarheid waarin zij werd uitgesproken, verandert het sociale vertrouwen in een sociale dwang. De belofte is dan niet langer een uiting van verbinding, maar een instrument van handhaving. Ze fungeert als moreel contract, als een plicht — los van de oorspronkelijke intentie.
Emotioneel: De belofte als uitdrukking van verlangen
Op emotioneel niveau is de belofte vaak een uiting van verlangen, hoop, liefde of toewijding. Niemand belooft iets waar hij niet tenminste íets bij voelt. De belofte komt voort uit een innerlijk vuur: “Ik wil er zijn voor jou,” “Ik wil dit werk afmaken,” “Ik beloof dat ik zal blijven.”
Maar precies daar zit ook de tragiek: verlangens zijn niet statisch. Ze veranderen. Ze kunnen slijten, verschuiven, verdwijnen. En als dat gebeurt, blijft de belofte achter als een lege jas — ooit passend, nu te krap of te ruim.
Een belofte is, zoals jij het zelf treffend zei:
“Een verlangen waar de ander je aan mag houden.”
Maar wat als dat verlangen verdwijnt? Wat blijft er dan over?
Taalfilosofisch: De performatieve kracht van het beloven
Vanuit de taalfilosofie (denk aan J.L. Austin en John Searle) is een belofte een zogeheten performatieve uitspraak. Dat betekent: je doet niet alleen een uitspraak over iets — je doet iets met woorden. Als je zegt “Ik beloof het,” dan is dat geen beschrijving, maar een daad. De taal schept een werkelijkheid: jij bent nu een belovend subject.
Maar die performativiteit is kwetsbaar. Ze rust op vertrouwen, op geloof. Als niemand je gelooft, of als je eigen innerlijke overtuiging ontbreekt, valt de kracht van de belofte weg. De belofte is dan als een gelofte zonder geloof — een lichaam zonder ziel.
Actief: de belofte als handeling die verantwoordelijkheid op zich neemt
Een belofte is een moreel performatieve daad: door te beloven handel je.
Hierin is de belofte vergelijkbaar met:
– Een eed afleggen
– Iemand tot iets erkennen
– Ja zeggen bij een huwelijk
– Jezelf binden aan een ander of een ideaal
De kracht zit erin dat je niet alleen iets zegt, maar ook iets doet:
Je verandert de wereld een beetje, door te spreken.
Zonder het vermogen tot beloven — en het nakomen ervan — zou vrijheid omslaan in chaos. Want alleen door te beloven kunnen we de toekomst enigszins vormgeven, verbinden, betekenis geven. Een belofte is dus:
– een vrije daad,
– die vrijheid probeert te stabiliseren,
– en tegelijkertijd verantwoordelijkheid accepteert.
De belofte is niet alleen een vorm van spreken over wat zal zijn — het ís al een daad.
Ze creëert verwachtingen, verantwoordelijkheden, verbinding.
Daarmee behoort de belofte tot het domein van het ethisch handelen.
Ze is een daad in taal — en tegelijk een daad die verankerd wordt in het leven.
Belofte en Trouw: een complexe verbondenheid
De vraag die hieruit voortvloeit is fundamenteel:
Wat betekent het om trouw te blijven aan een belofte — en wat betekent het om trouw te blijven aan jezelf?
Belofte en trouw: twee gezichten van één fenomeen?
In onze taal en cultuur zijn belofte en trouw nauw met elkaar verbonden. We beschouwen trouw zijn aan een belofte als een morele deugd. Iemand die zich aan zijn woord houdt, is betrouwbaar, verantwoordelijk, integer. Trouw maakt de belofte geloofwaardig. Een belofte zonder trouw is een loze uitspraak; trouw zonder belofte lijkt richtingloos.
Maar als we preciezer kijken, zien we dat belofte en trouw niet identiek zijn.
Een belofte is een vormelijke uitspraak. Zij legt iets vast in taal, vaak binnen een ritueel of context.
Trouw is een levende houding: een innerlijke bereidheid om de belofte daadwerkelijk te dragen — ook als dat moeilijk wordt.
Trouw is dus niet simpelweg gehoorzaamheid aan de letter van de belofte, maar een ethische relatie tot haar geest. Je kunt je perfect houden aan de woorden van een belofte, en toch ontrouw zijn aan haar bedoeling. En andersom: je kunt een belofte herroepen of aanpassen, maar daarin juist een diepere vorm van trouw belichamen — trouw aan de waarheid, aan het oorspronkelijke verlangen, aan jezelf of de ander.
Trouw aan je belofte, of trouw aan jezelf?
Dit is de centrale paradox : “Trouw blijven aan je belofte, of trouw blijven aan jezelf?”
Want wie jij bent verandert. Jij bent niet dezelfde als wie je was toen je de belofte deed. Je groeit, ervaart, verandert van perspectief. Wat als de jij-van-nu iets anders verlangt dan de jij-van-toen?
Hier botsen twee morele systemen:
– Het systeem van consistente trouw aan het woord (plichtsethiek)
– Het systeem van waarheidsgetrouwe betrokkenheid (existentiële ethiek)
De eerste zegt: je hebt iets beloofd, dus je moet het doen.
De tweede vraagt: klopt het nog wat je beloofd hebt? Leef je nog in waarheid?
Trouw aan de vorm, of trouw aan de inhoud?
Een verwante spanning: “Blijf ik trouw aan de vorm van de belofte, of aan de inhoud ervan?”
– De vorm: de expliciete uitspraak, de afspraak, het contract.
– De inhoud: het oorspronkelijke verlangen, de gevoelsmatige waarheid achter de woorden.
Soms blijf je trouw aan de vorm, maar ben je innerlijk al vertrokken. En soms kun je de vorm niet langer volhouden, juist omdat je trouw wilt blijven aan de inhoud.
Hier ontstaat ruimte voor herijking: een volwassen, reflectieve omgang met beloftes vraagt om durven herinterpreteren, heronderhandelen, of zelfs loslaten.
Beloven in waarheid
Wat is een belofte dus eigenlijk? Ze is geen simpele uitspraak, geen morele plicht, geen sociaal contract. Ze is een levende, tijd-gebonden daad van verlangen, vertrouwen, toewijding. Ze is een uitdrukking van hoop — maar ook een uitnodiging tot verantwoordelijkheid.
Maar een belofte moet gedragen worden door trouw. Niet blinde trouw aan de vorm, maar levende trouw aan de betekenis, aan de waarheid zoals die zich ontvouwt in de tijd.
De belofte vraagt om herhaling, herziening, herbezinning. Ze vraagt om eerlijkheid tegenover jezelf, tegenover de ander, tegenover de werkelijkheid. Alleen dan kan ze een bron van kracht blijven, in plaats van een harnas dat knelt.
De belofte als verlangen
De oorspronkelijke energie van een belofte komt vaak voort uit een moment van intens verlangen: liefde, inspiratie, verbondenheid. Op dat moment voelt het als waarheid. Niet omdat het rationeel doordacht is, maar omdat het innerlijk klopt. Je voelt: dit wil ik geven, dit wil ik zijn, dit wil ik waarmaken. En precies dat verlangen vindt zijn vorm in taal.
Denk aan uitspraken als:
– “Ik wil er voor je zijn.”
– “Ik beloof dat ik dit nooit loslaat.”
– “Ik zal dit met hart en ziel doen.”
Deze zinnen zijn geladen met emotionele waarheid. Ze zijn geen loze beloften, geen strategisch gedrag. Ze komen voort uit een innerlijke staat van oprechtheid. Op dat moment is de belofte niet slechts een afspraak over gedrag — ze is een expressie van het hart.
De belofte is dan een bekrachtiging van het verlangen: “Ik voel dit zó sterk, dat ik het wil vastleggen — voor straks, voor morgen, voor later.”
In dat moment vindt er een symbolische handeling plaats:
Je verbindt het vluchtige verlangen met de duurzame daad.
Je maakt van iets levends — iets dat je nu voelt — iets blijvends.
En dat is zowel prachtig als precair.
Maar… het verlangen beweegt.
Hier komt de spanning. Want verlangen is vloeibaar. Het is geen vaste grond. Het is veranderlijk, gevoelig, levend. Wat je vandaag vol overgave belooft, kan morgen botsen met hoe je je werkelijk voelt.
Een belofte die ooit een uitdrukking van vrijheid was, wordt dan een herinnering aan iets dat je niet meer kunt of wilt voelen.
Wat gebeurt er dan?
– De belofte wordt een plicht in plaats van een keuze.
– Het verlangen wordt vervangen door schuld of plichtsbesef.
– Het moment van verbinding transformeert in een ervaring van vervreemding.
Je vraagt je af:
Ben ik nu ontrouw — of ben ik gewoon eerlijk?
Is het ethisch om vol te houden wat ik niet meer voel?
Of is het ethischer om de waarheid te erkennen, zelfs als die de belofte breekt?
Verlangen leeft in het nu — beloftes richten zich op later
Hier wordt het filosofisch. Want je raakt aan een fundamenteel spanningsveld:
– Verlangen is een ervaring in het heden: het is een toestand van het hart, het lijf, de ziel.
– Een belofte is een uitspraak over de toekomst: iets dat je vastlegt, om er morgen op te kunnen bouwen.
Je gebruikt de kracht van het nu om iets te zeggen over straks. Maar zodra het nu verandert — en dat doet het altijd — komt de belofte onder druk te staan.
Dit is de tragiek van de belofte als verlangen: Ze probeert een levend iets vast te zetten in vaste vorm.
En zodra het verlangen verschuift, wordt de vorm een harnas.
Waarom we het verlangen willen vastleggen
Toch is het begrijpelijk — bijna menselijk noodzakelijk — dat we dit doen.
We weten dat het leven verandert. Daarom zoeken we houvast. In een belofte proberen we:
– De ander gerust te stellen: “Ik ben er, en ik blijf.”
– Onszelf richting te geven: “Ik kies dit, en ik blijf kiezen.”
– Het toeval te bezweren: “Wat ik nu voel, zal blijven bestaan.”
In feite is de belofte een poging om te zeggen: “Dit moment van liefde of helderheid moet bewaard blijven — tegen de tand des tijds, tegen de grilligheid van het bestaan.”
En precies daarin ligt haar schoonheid én haar tragiek.
Hoe verlangen een harnas wordt
De belofte is vaak geboren uit een oprechte impuls: liefde, toewijding, verlangen. Maar verlangen is levend, veranderlijk, gevoelig voor tijd, ervaring, context. De belofte daarentegen is statisch: ze ligt vast in woorden, herhaalbaar, herroepbaar slechts met morele of sociale consequenties.
Hierin schuilt een fundamentele spanning: Het leven beweegt. De belofte niet.
We beloven iets in een moment van helderheid of overgave, maar dat moment stroomt door, terwijl de belofte blijft staan als een monument — een stilstaand beeld in een bewegende rivier. En vroeg of laat begint dat beeld te wringen.
De belofte als verplichting in plaats van keuze
Wat ooit voelde als een vrije daad van verbinding, verandert langzaam in een verplichting.
Niet omdat we willen dwingen, maar omdat we bang zijn iets los te laten dat ooit betekenis had.
Zo wordt trouw niet langer een expressie van liefde, maar een symbool van morele hardnekkigheid.
“Ik moet het volhouden.”
“Ik mag niet opgeven.”
“Als ik dit verbreek, faal ik.”
Maar deze houding maskeert een dieper, pijnlijker besef: “Wat ik ooit met mijn hart beloofde, voelt nu als een last die ik met mijn schouders draag.”
Trouw wordt dan geen vrije herbevestiging, maar een automatisme — een dwangmatige herhaling van een keuze die misschien allang herzien had moeten worden.
Van innerlijke kracht naar innerlijke druk
De belofte, oorspronkelijk een bekrachtiging van iets positiefs, keert zich dan langzaam tegen ons:
– Ze wordt een middel van zelfdruk:
“Je hebt het gezegd, dus je móet.”
– Ze wordt een instrument van sociale controle:
“Maar je hebt het beloofd — dus houd je eraan.”
– Ze wordt een bron van innerlijke schaamte:
“Wat zegt het over mij als ik dit niet meer kan?”
Wat ooit bedoeld was om te verbinden, wordt een vorm van zelfvervreemding.
Je leeft naar een versie van jezelf die je misschien niet meer bent.
De belofte verandert van belichaming van verlangen naar een symbolisch juk.
Wanneer wordt trouw ontrouw?
Dit leidt tot een pijnlijke maar onvermijdelijke vraag: Wanneer wordt trouw aan een belofte ontrouw aan jezelf?
Dat is de paradoxale kern van dit alles. Want de belofte belichaamt iets van waarde — maar zodra zij botst met je actuele waarheid, komt er een moment van keuze:
– Vasthouden aan de vorm (uit loyaliteit aan het verleden)?
– Of trouw zijn aan de inhoud (zoals die zich nu in jou aandient)?
Beide keuzes hebben hun eigen morele prijs. En vaak voelen we ons schuldig, wat we ook kiezen. Dát is de tragiek van de belofte: Ze is tegelijk een baken van integriteit én een potentiële bron van innerlijke vervreemding.
De belofte als harnas
En zo wordt de belofte een harnas:
– Een structuur die bedoeld was om te beschermen, maar nu knelt.
– Een vorm die ooit beweging mogelijk maakte, maar nu beweging verhindert.
– Een bewijs van liefde dat nu haar schaduw werpt over de vrijheid.
Wat ooit stroomde, wordt nu gehouden in de contouren van een vorm die niet meer past.
We zijn geneigd dat harnas te blijven dragen, omdat het verbonden is met wie we waren, met wie we liefhadden, met wat we ooit belangrijk vonden. Maar als we niet oppassen, beschermen we daarmee niet het verlangen — maar alleen de herinnering eraan.
Waarom we moeite hebben om beloftes los te laten
Als het verlangen verdwijnt, het leven verandert, of de relatie waarin een belofte werd uitgesproken niet meer leeft — waarom blijven we dan toch vasthouden? Waarom is het zo moeilijk om een belofte los te laten, zelfs als ze ons belemmert, pijn doet of leeg geworden is?
Het antwoord is niet eenduidig, maar raakt aan verschillende lagen van ons mens-zijn: relationeel, sociaal, existentieel en cultureel.
Loyaliteit: We willen de ander niet teleurstellen
Op het meest menselijke niveau willen we trouw zijn — niet alleen aan woorden, maar aan mensen.
“Ik wil je geen pijn doen.”
“Je rekent op mij.”
“Ik was er toen met hart en ziel bij — wie ben ik als ik dat nu loslaat?”
Deze vorm van loyaliteit is diep verankerd in ons sociale bewustzijn. We ervaren een belofte niet als een losstaand feit, maar als een verbond met een ander.
En die ander — partner, vriend, ouder, collega — blijft bestaan, blijft kijken, blijft misschien hopen. Dat maakt loslaten zwaar. Want je verbreekt niet alleen een uitspraak, maar mogelijk ook een gevoel van verbondenheid.
Loyaliteit maakt beloftes tot morele ankers, zelfs als de boot al allang een andere koers vaart.
Zelfbeeld: “Ik ben iemand die zijn woord houdt”
De belofte is niet alleen een verbinding met de ander, maar ook met jezelf.
Ze is een uitdrukking van je zelfbeeld — wie je denkt te zijn.
“Ik ben betrouwbaar.”
“Ik geef niet zomaar op.”
“Ik hou mij aan mijn woord.”
Dit is de ethiek van integriteit — maar ook van rigiditeit.
Want zodra je gevoel en gedrag beginnen af te wijken van wat je ooit zei, komt er spanning in je identiteit.
Je stelt jezelf voor een pijnlijk dilemma:
– Ofwel je houdt de belofte, tegen je innerlijke waarheid in.
– Ofwel je breekt de belofte, en moet het beeld van jezelf herzien.
In dat laatste schuilt iets fundamenteel ontregelends: Wat als ik niet meer ben wie ik dacht dat ik was?
Daarom klampen we ons vast aan beloftes — niet uit hypocrisie, maar uit identiteitsbehoud.
Angst: Wat gebeurt er als ik breek met wat ik ooit beloofde?
Het loslaten van een belofte voelt als springen zonder parachute.
Want wat volgt er als je de belofte verbreekt?
– Verlies van verbinding — misschien verliest de ander het vertrouwen.
– Oordeel van buitenaf — je wordt als onbetrouwbaar gezien.
– Oordeel van binnenuit — je schaamt je, voelt schuld.
– Existentiële verwarring — als je dit loslaat… wat blijft er dan nog staan?
De angst is niet altijd concreet. Soms is ze vaag en diffuus, maar diep. Het is de angst voor de gevolgen van eerlijkheid, voor de wrijving die volgt op waarheid. Want wat veilig was, is nu onzeker. Wat helder leek, wordt complex.
Veel mensen houden dan liever vast aan een ongemakkelijk vertrouwd script, dan dat ze het risico nemen van innerlijke of relationele chaos.
Culturele verwachtingen: trouw, plicht, verantwoordelijkheid
Onze cultuur — vooral in westerse, postreligieuze samenlevingen — is diep doordrongen van het ideaal van persoonlijke verantwoordelijkheid.
“Zeg wat je doet. Doe wat je zegt.”
“Eén woord is één woord.”
“Een man/vrouw is zijn/haar belofte waard.”
Deze uitspraken klinken nobel, en ze hebben ook morele waarde. Maar ze kunnen ook verstarren tot moreel absolutisme.
In religieuze tradities wordt trouw vaak verheven tot sacramentele deugd. In seculiere contexten wordt het moreel verheven tot bewijs van karakter. In beide gevallen geldt: trouw is goed, breken is fout. Punt.
Maar deze binariteit houdt geen rekening met complexiteit:
– Dat verlangens kunnen veranderen zonder kwaadwillendheid.
– Dat beloftes soms voortkomen uit emotie, niet uit inzicht.
– Dat trouw aan het leven soms ontrouw aan de belofte vereist.
Toch voelen we de druk. Culturele normen zijn als onzichtbare jurypanels die meekijken in ons handelen. Zelfs als niemand het je kwalijk neemt, voel jij het tóch.
“Wat zegt het over mij, als ik dit niet meer waarmaak?”
En toch… wat als de oplossing niet ligt in het terugnemen van beloftes, maar in het herzien ervan?
Wat als we trouw niet langer begrijpen als het eeuwig vasthouden aan een uitspraak, maar als de bereidheid om die uitspraak steeds opnieuw te bevragen — en opnieuw te kiezen?
Want beloven is misschien niet iets wat je één keer doet.
Het is iets wat je blijft doen, of loslaat, in afstemming op wat waar is geworden.
Daar begint de kunst van het herijken. LEES VERDER
Deel 1 – Dat beloof ik!
Deel 2 – Dat beloof ik – de kunst van het herijken
Deel 3 – Dat beloof ik – de tussenruimte als existentieel werkveld