De Adem van de Geest
In drie visionaire beelden uit het boek Ezechiël ontdekken we een weg van innerlijke transformatie: van verstarring naar beweging, van dorheid naar vruchtbaarheid. Elk visioen opent een nieuwe fase van het geestelijke groeiproces. Deze teksten zijn geen geschiedenis, maar levende spiegels van wat zich ook in ons eigen innerlijk kan voltrekken — wanneer we de Geest ruimte geven om te ademen, te helen en te laten stromen:
Deze serie verkent drie samenhangende visioenen uit Ezechiël als spiegel van persoonlijke ontwikkeling en geestelijke verdieping:
* De inleiding
* Het dal van de dorre doodsbeenderen
* De herleving door adem
* De tempelstroom
De levensbron tussen dood en wedergeboorte in het visioen van Ezechiël
Als kind zat ik bij mijn vader, ds. G.H. van Kooten (1919–2005), in de kerk en hoorde ik het verhaal van Ezechiël over de dorre doodsbeenderen. Eén van de beelden die mij bij stonden: het moment waarop God de adem (ruach) in de beenderen blaast, en het leven terugkeert. Dit adembenemende moment is het hart van het visioen, en vormt de brug tussen de schijnbare dood en de nieuwe levenskracht.
In dit artikel verkennen we de betekenis van die adem — in theologische, filosofische en psychologische termen — en wat deze adem ons uitnodigt te ervaren in ons persoonlijke ontwikkelingsproces.
Het visioen van de adem in Ezechiël 37
In Ezechiël 37 zien we een dal vol dorre, droge beenderen. Het is een beeld van uiterste leegte, desolaatheid en dood. Dan spreekt God tot de profeet: “Blas met je adem op deze doden, zodat ze weer levend worden.” (Ezechiël 37:9)
Deze adem, het Hebreeuwse ruach (רוח), betekent tegelijk ‘adem’, ‘wind’ én ‘geest’. Het is de onzichtbare levenskracht die het dode lichaam bezielt, die het leven inblaast in wat verlaten was.
De botten krijgen eerst weer pezen en vlees, maar zonder die adem blijft het levenloos. Pas wanneer de adem komt, staan de beenderen op en vormen ze een levend, krachtig leger.
De adem als levenskracht en Geest
Theologische betekenis: In de Bijbel staat de adem centraal als het goddelijke levensprincipe. Genesis 2:7 zegt dat God de mens tot een levend wezen maakte door adem in zijn neus te blazen. Ruach is ook de Geest van God die ons bezielt, vernieuwt en tot leven wekt (Jesaja 42:5, Johannes 20:22).
Augustinus spreekt over de geest als iets wat ons openzet voor God en ons in ons diepste wezen doet ontwaken. Zonder deze adem blijft ons bestaan dor, koud en betekenisloos.
Filosofische betekenis: Voor Aristoteles is de ziel (psyche) de ‘vorm’ die het lichaam levend maakt; zonder ziel is het lichaam slechts materie. De adem is de beweging van deze ziel in het lichaam, een stroom die energie en bewustzijn mogelijk maakt.
Stoïcijnen zagen de pneuma (adem/geest) als de universele levensvlam die alles doordringt en verbindt — het actieve principe in de passieve materie.
Psychologische betekenis: Carl Jung zag de adem als metafoor voor de beweging van het onbewuste naar het bewuste. Het is het moment van ‘ademhalen’ waarin onze innerlijke krachten, herinneringen, emoties en trauma’s worden opgenomen en geïntegreerd in ons bewustzijn. Zonder deze beweging blijven we opgesloten in doodsstand, verstard in oude patronen.
De mystieke betekenis van adem (ruach in het Hebreeuws, pneuma in het Grieks) is in de Bijbel diep verweven met het wezen van het leven zelf — en met de ervaring van Gods directe aanwezigheid in de mens. Hier volgt een bijbelbrede, diepere benadering van adem in theologisch, mystiek en existentieel perspectief:
Adem als mystiek principe: leven dat van God komt en naar God terugkeert
Van Genesis tot Openbaring is adem nooit slechts een fysiologisch feit. Het is het geheimzinnige kanaal waardoor Gods leven in de schepping stroomt. Adem is de interface tussen het zichtbare en het onzichtbare, tussen stof en geest, tussen de mens en God. Adem is geïnspireerd leven.
1. Adem is de oorsprong van leven — en het teken van Gods nabijheid
In Genesis 2:7 staat: “Toen formeerde de HEER God de mens uit stof van de aarde, en Hij blies de levensadem in zijn neus; zo werd de mens tot een levend wezen.”
Hier ontstaat de mens pas echt wanneer de adem van God (nishmat chayim) hem doordringt. Hij is stof, maar wordt pas mens wanneer de adem komt. Mystiek gezien is dit het moment van incarnatie: wanneer de ziel zich hecht aan het lichaam. Adem is dus niet van de mens zelf — het is een gave, een geleend leven dat voortdurend gevoed moet worden door de Geest.
Job 33:4 bevestigt dit: “De Geest van God heeft mij gemaakt, de adem van de Ontzagwekkende doet mij leven.”
2. Adem is Geest — de onzichtbare tegenwoordigheid van God
In het Hebreeuws is ruach tegelijk adem, wind én geest. Dat is geen toeval: wat niet zichtbaar is maar beweegt, leven geeft en richting bepaalt, wordt in de Bijbel altijd mystiek begrepen.
In Ezechiël 37 is het exact deze ruach die de doden opwekt — niet zomaar lucht, maar de Geest van God die inblaast wat levenloos was.
“Ik zal Mijn geest (ruach) in u geven, en gij zult leven.” (Ez. 37:14)
In het Nieuwe Testament wordt dit overgenomen met het woord pneuma. Jezus blaast de Geest in de leerlingen: “En Hij blies op hen en zei: ‘Ontvang de Heilige Geest.’” (Johannes 20:22)
Dat is een bewuste echo van Genesis 2:7. Hier blaast God opnieuw leven in de mens — nu niet als biologische schepping, maar als geestelijk wezen. Mystiek gezien is dit wedergeboorte.
3. Adem is het ritme van Gods handelen — wind, fluistering, kracht
De adem is niet alleen zachte wind, maar ook storm, fluistering, stem, kracht. Denk aan:
– 1 Koningen 19:11-12: Elia herkent God niet in aardbeving of vuur, maar in de “zachte stilte” — letterlijk: de “stem van dunne stilte” (qol demamah daqqah). Ademachtig, teder, innerlijk.
– Handelingen 2:2: de Geest komt als een “ruisende wind” — een adem die een hele gemeenschap tot leven blaast.
– Johannes 3:8: “De wind blaast waarheen hij wil… zo is het met ieder die uit de Geest geboren is.”
Mystiek gezien is dit de ontdekking dat Gods aanwezigheid zich niet laat vastleggen, maar zich beweegt door ons heen — als ademhaling: in en uit, komen en gaan, roepen en antwoorden.
4. Adem als mystieke toegangspoort — van het uiterlijke naar het innerlijke
In de bijbelse mystiek (zoals bij de psalmen, de profeten, en in de contemplatieve stromingen) wordt adem de plek waar je God ervaart in het diepste binnenste:
* Psalm 104:29–30: “Trek Gij Uw adem terug, dan sterven zij… Zend Gij Uw adem uit, dan worden zij geschapen.”
Hier is de adem de dagelijkse instandhouding van al wat leeft.
* Psalm 150:6: “Laat alles wat adem heeft de HEER loven.”
Ademen is hier lof: elke ademhaling is een gebed, een liturgische daad.
In mystieke tradities zoals bij de woestijnvaders, Johannes van het Kruis of de Oosterse kerk, werd adem ook letterlijk gebruikt als weg tot God: via de gebedsademhaling (hesychia), waarin de adem samengaat met het gebed (zoals in het Jezusgebed).
5. Adem als terugkeer tot God — de cirkel van het leven
Prediker 12:7 zegt: “Het stof keert terug naar de aarde zoals het was, en de geest (of adem) keert terug tot God die haar gegeven heeft.”
Mystiek bezien is de adem een cirkel: wat van God kwam, keert tot Hem terug. Ons hele leven is één lange ademhaling van God in ons — en onze geestelijke groei bestaat erin steeds minder obstructie te geven aan die adem.
De adem is God in beweging in ons.
Wat betekent dit voor ons persoonlijk?
De adem als spirituele werkelijkheid: een diepere uitwerking
1. De adem herinnert ons eraan dat we geen autonoom project zijn. Ons leven is gegeven, ingeblazen.
Vanuit Genesis 2:7 horen we hoe God de mens vormde uit stof, maar pas tot leven bracht toen Hij de adem des levens inblies. Dit symboliseert dat ons bestaan niet uit onszelf komt, maar een gave is van God — een voortdurende gift die ons verbindt met de Bron van het leven.
Augustinus verwoordde het treffend: “Onze harten zijn onrustig totdat zij rusten in U” — zonder deze adem, deze goddelijke levensstroom, is ons bestaan leeg en fragmentarisch.
De mystieke traditie nodigt ons uit om deze afhankelijkheid niet als zwakte te zien, maar als diepe vrijheid: bevrijd van de illusie van zelfredzaamheid, ontvangen wij het leven als een kostbaar geschenk dat ons vormt en draagt.
2. Elke ademhaling kan een gebed worden. Ademen is niet neutraal — het is een vorm van openstaan voor de Geest.
Psalm 150:6 roept ons op: “Alles wat adem heeft, loof de HEER.” Dit betekent dat onze adem een heilige kracht kan zijn — een voortdurend gebed dat niet uit woorden bestaat, maar uit bewuste ontvankelijkheid.
De mystici zoals Johannes van het Kruis en de woestijnvaders kenden de kracht van de ‘gebedsadem’: het ritmisch samenbrengen van ademhaling en gebed, waarbij lichaam en geest één worden in het stille loflied.
Dit is een leven waarin elke in- en uitademing een moment wordt van verbinding met God, een heilige dans van geven en ontvangen, die ons ontvankelijk maakt voor de beweging van de Geest.
3. Wanneer we vastzitten in angst, verstarring of zelfbeheersing, ademen we oppervlakkig. De Geest wil dieper in ons wonen.
Als we leven vanuit angst, controle of verstarring, vernauwt onze adem zich. Dit herkennen we ook in psalm 34:18: “De HEER is nabij de gebrokenen van hart” — het is juist in onze kwetsbaarheid en gebrokenheid dat de adem van de Geest ons kan bereiken.
Psychologisch gezien is een oppervlakkige adem een teken van spanning, en spiritueel een teken dat de levensstroom wordt geblokkeerd. De Geest verlangt om diep in ons te wonen en door ons heen te stromen (Johannes 14:17).
Het vraagt moed om die verstarring los te laten, om ons te openen en ruimte te maken voor de helende adem, die ons bevrijdt uit de doodsverlamming en ons tot volle levendigheid brengt.
4. Mystieke ontwikkeling is vaak: terugkeren tot de adem. Stilte. Ritme. Ruimte maken. De adem toestaan ons binnenste te herscheppen.
De weg van mystiek en innerlijke groei leidt terug naar de essentie: het bewuste contact met onze adem, het stil worden en luisteren.
Psalm 46:11 zegt: “Wees stil en weet dat Ik God ben.” Stilte en adem zijn onlosmakelijk verbonden.
Door ritmisch ademen en de ruimte geven aan de adem leren we een dieper bewustzijn van onszelf en God. Het is een proces van transformatie waarin het oude vergaat en het nieuwe geboren wordt — zoals Ezechiël 37 laat zien, waar de Geest de droge botten nieuw leven inblaast.
Deze innerlijke herschepping is een voortdurende beweging: niet één moment, maar een levenslange oefening in ontvankelijkheid, herstel en groei.
Wat betekent deze adem voor jouw persoonlijke ontwikkeling?
Wanneer je de tempel van je innerlijke zelf beschouwt, is de adem het moment waarop de Geest je innerlijke ruimte betreedt. Dit is wat het ademen betekent in het diepste van ons wezen:
1. Een uitnodiging tot ontvankelijkheid
De adem van de Geest laat zich niet grijpen of controleren. Zij komt niet voort uit menselijke wil, maar vraagt een houding van overgave, ontvankelijkheid en vertrouwen. Zoals het lichaam zich opent voor de inademing zonder haar te kunnen afdwingen, zo wordt ook het innerlijke leven slechts vernieuwd wanneer we ruimte maken — wanneer we toestaan dat het Leven ons vindt.
Het is het heilige moment waarop we niet doen, maar laten gebeuren. Waarin het ‘ik’ niet produceert, maar ontvangt. In bijbelse taal is dit het moment waarop de Geest blaast waarheen zij wil (Johannes 3:8), en wij worden wie we in waarheid zijn.
2. Een teken van wedergeboorte
Waar adem komt, daar begint het leven opnieuw. In de dorre zones van ons bestaan — vastgevroren door verlies, schaamte, vermoeidheid of oude trauma’s — kan de adem licht en beweging brengen. Het is het moment waarop het doodverklaarde innerlijk weer begint te leven, niet omdat het probleem is opgelost, maar omdat er iets diepers aangeraakt wordt: een vonk, een nieuwe zielsdynamiek.
De adem is in deze zin paasachtig: een opstanding uit innerlijke graven. Een begin dat niet teruggrijpt op het oude, maar opent naar een andere kwaliteit van bestaan: levender, ruimer, meer verbonden met het goddelijke.
3. De kracht van verbinding en incarnatie
De adem verbindt. Zij is de brug tussen het lichamelijke en het geestelijke, tussen het zichtbare en het onzichtbare. In het visioen van Ezechiël is zij datgene wat de losse delen tot één levend lichaam maakt.
Zo ook in ons: waar adem is, daar vallen innerlijke fragmenten samen tot een geheel. Ziel, lichaam, geest, verlangen — wat verbrokkeld was, vindt een ritme. De adem is het mystieke punt van incarnatie: waar het hogere en het aardse elkaar aanraken, en het innerlijke een belichaamd bestaan krijgt.
In die zin is adem ook de tempel van de Geest in ons (1 Kor. 6:19): het levende centrum waarin Gods aanwezigheid niet meer ‘elders’ is, maar hier, in dit lichaam, deze ziel, dit moment.
4. De bron van creativiteit en transformatie
Adem is beweging — en waar beweging is, is leven. De adem van de Geest wekt iets op uit ons dat groter is dan wijzelf: verlangen, inspiratie, scheppingskracht. Zij is niet alleen helend, maar ook scheppend.
In geestelijke zin is dit de Ruach Elohim uit Genesis 1:2 — de Geest van God die zweeft over de chaotische wateren en orde, schoonheid en leven schept.
Zo werkt zij ook in ons: als creatieve energie die niet uit onszelf komt, maar door ons heen stroomt. Zij maakt ons tot co-creators, medewerkers aan de vernieuwing van onszelf, van de wereld, en van de toekomst.
Zonder adem blijft alles doods en statisch — zoals de dorre botten. Met adem worden we wakker, vinden we kracht en kunnen we weer staan, bewegen en leven.
De adem is niet alleen ‘ademhalen’, maar leven ontvangen
Ezechiël leert ons dat het leven dat God geeft niet automatisch komt door menselijke wil of kracht. Het is een geschenk, een mysterie. Het vraagt een innerlijke overgave — het openstellen van het hart en de geest.
De adem symboliseert deze openheid, dit ontvangen, dit ont-vangen van leven zelf. In dit ontvangen ligt de kracht van transformatie besloten.
De adem als schakel tussen het dal en de stroom
In de volgorde van de visioenen van Ezechiël is de adem de onmisbare schakel:
* Eerst is er het dal vol dorre beenderen — het moment van confrontatie met wat dood en kapot is.
* Dan komt de adem — de Geest die leven blaast in dat dode geraamte, waardoor het opstaat.
* En vervolgens stroomt het water vanuit de tempel — de vruchtbare energie die voortkomt uit het herstelde innerlijk.
Zo is de adem de poort waarlangs dood overgaat in leven, wanorde in harmonie, dood in vruchtbaarheid.
Slot
De adem van de Geest is een beeld dat diep resoneert:
Het is de levensbron die, als wij ons er voor openen, ons opneemt in het grote mysterie van wedergeboorte en innerlijke vernieuwing.
De dorre beenderen hebben adem nodig. Zonder adem blijft de ziel droog, zonder stroom.
Lees verder: De tempelstroom