De Gever van Gaven en Gezag: Een innerlijk conflict – 1
Ergens moet het wringen. Wanneer een mens gelooft dat zijn gaven van God komen, en tegelijk leert dat gehoorzaamheid aan leidinggevenden de hoogste deugd is, ontstaat een innerlijke spanning die niet zomaar verdwijnt. Zeker binnen meer orthodoxe kringen, waar gezag hoog gewaardeerd wordt, kan de roeping om je gaven te gebruiken al snel botsen met het verlangen om gehoorzaam te zijn aan wie boven je gesteld zijn.
In deze twee artikelen wordt onderzocht wat er gebeurt wanneer die twee lijnen — die van het ontvangen van gaven, en die van het gehoorzamen aan gezag — elkaar lijken te kruisen. Is het werkelijk zo dat gehoorzaamheid boven roeping gaat? Of is ware gehoorzaamheid misschien juist gelegen in het trouw zijn aan wat je gegeven is?
Met bijbelse voorbeelden, innerlijke overwegingen en theologische ondertoon wordt het spanningsveld niet gladgestreken, maar juist serieus genomen — als ruimte voor eerlijk onderzoek en geestelijke volwassenheid.
deel 1: de-gever-van-gaven-en-gezag-1/ Gehoorzaamheid die opstaat
– In het eerste artikel staat de basisvraag centraal: hoe verhouden gaven en gehoorzaamheid zich tot elkaar? Het verkent het innerlijke conflict dat ontstaat wanneer gehoorzaamheid als onderwerping wordt beleefd, en gaven als iets wat je eigenlijk zou moeten verbergen. Wat vraagt God werkelijk? En is het mogelijk dat gehoorzaamheid juist vraagt om tevoorschijn te komen — in plaats van jezelf te verbergen?
deel 2: de-gever-van-gaven-en-gezag-2/
– Het tweede artikel verdiept de thematiek verder aan de hand van bijbelse voorbeelden. Het laat zien dat God niet alleen spreekt over ongehoorzaamheid als overtreding, maar ook als het verwaarlozen van roeping en gaven. Aan de hand van drie fundamentele menselijke drijfveren — hebzucht, eerzucht en lust — en hun gezonde tegenhangers — authenticiteit, zelfwaardering en zelfzorg — wordt zichtbaar hoe gehoorzaamheid en verantwoordelijkheid samen kunnen gaan, in plaats van elkaar tegen te spreken.
Gehoorzaamheid die opstaat
Er bestaat een diepe schoonheid in het leven vanuit toewijding. Voor velen in orthodox-christelijke kringen is het een levenshouding om zich te onderwerpen aan mensen die over hen zijn gesteld — voorgangers, oudsten, geestelijke leiders. “Gehoorzaam uw voorgangers,” zegt Hebreeën 13:17, “want zij waken over uw zielen.” Deze gehoorzaamheid wordt gezien als een geestelijke deugd, een uitdrukking van nederigheid en eerbied voor Gods orde.
Toch knaagt er bij sommigen een stille, innerlijke spanning. Want als God werkelijk de Gever is van zowel gezag als gave — waarom voelt het dan soms alsof die twee tegenover elkaar staan? Paulus schrijft in 1 Korinthiërs 12 dat “aan ieder de Geest een gave geeft, tot nut van de ander.” Waarom ervaren dan juist begaafde mensen in zulke kringen dat hun gave moet worden ingehouden, verdacht gemaakt, of zelfs onderdrukt?
Wat als gehoorzamen aan leiders betekent dat je moet zwijgen over wat er in jou leeft? Wat als je creativiteit, leiderschap of roeping wordt ingehouden — niet omdat ze ongeestelijk zijn, maar omdat ze afwijken van de gevestigde lijn?
Voor veel mensen in streng-orthodoxe gemeenschappen is dit geen abstracte overdenking, maar een reële worsteling. De gelijkenis van de talenten (Mattheüs 25) leert ons dat we onze gaven niet moeten begraven uit angst. Tegelijk zegt 1 Petrus 5 dat nederigheid ons siert en dat we ons aan elkaar moeten onderwerpen. Hoe verhouden die twee zich tot elkaar?
Dit artikel is geen aanklacht tegen geloof, leiderschap of gehoorzaamheid. Het is een uitnodiging tot persoonlijke bezinning. Want als God werkelijk de Gever is van beide — van gezag én gave — hoe kunnen wij dan leren leven in die spanning, zonder onszelf of onze roeping te verliezen?
Gewild, Gevormd, Geroepen: Over de gave die al vóór de tijd begon
Ergens diep in het hart van het bestaan ligt een geheim besloten: dat niemand zomaar is. Geen mens kwam toevallig ter wereld. Geen ziel is per ongeluk ontstaan.
Nog vóór licht en tijd werden geschapen, klonk er al een stem die riep — en die riep bij naam. In die roep was al alles besloten: de plaats, de tijd, de kleur van het leven, en ook de unieke vorm van wat alleen in dit ene bestaan zichtbaar zou worden.
“Hij heeft ons in Hem uitverkoren vóór de grondlegging van de wereld.”
— Efeziërs 1:4
Er zit troost in die wetenschap. Maar ook verantwoordelijkheid.
Wie met die blik kijkt, begint te beseffen: het leven is toevertrouwd. Niet in het algemeen, maar tot in detail. De stem die riep, is dezelfde die weefde. Elke gave, elk vermogen tot liefde, denken, scheppen, spreken of dienen — niets is willekeurig. Alles is bedoeld.
“U hebt mij in de buik van mijn moeder geweven. Uw ogen zagen mijn vormeloos begin.”
— Psalm 139
De gaven die in een mens zijn gelegd, zijn niet zomaar hobby’s of voorkeuren. Ze zijn afdrukken van de Hand die vormde. Niet bedoeld om te vergelijken, maar om te dragen. Niet om te verbergen, maar om vrucht te dragen, precies daar waar het leven is neergezet.
Daarom klinkt er in de Schrift steeds diezelfde lijn: ieder ontvangt, ieder draagt, ieder bouwt mee. In de één straalt leiding, in een ander troost. Hier klinkt inzicht, daar groeit barmhartigheid. En nergens is iemand overbodig.
“Aan ieder wordt de openbaring van de Geest gegeven tot wat nuttig is.”
— 1 Korinthiërs 12:7
Toch gebeurt het soms dat dat wat ontvangen is, stil blijft. Niet uit ongehoorzaamheid, maar uit voorzichtigheid. Niet uit onwil, maar uit angst. Of uit overtuiging dat zwijgen nederiger is dan spreken. Toch blijft iets knagen. Want wat in stilte is ontvangen, lijkt ook ruimte te vragen om naar buiten te komen.
De gelijkenis van de talenten (Mattheüs 25) vertelt over een meester die toevertrouwt, en over knechten die kiezen wat ze doen met wat ze kregen. Eén van hen begraaft zijn gave, uit angst om het verkeerd te doen. Hij kiest veiligheid boven verantwoordelijkheid. Maar de Meester noemt dat geen voorzichtigheid — Hij noemt het luiheid. En verlies.
Het beeld is duidelijk: wat toevertrouwd is, vraagt om beweging. Om moed. Niet om groot te zijn, maar om trouw te zijn. Om dat wat gegeven is niet te bezitten, maar te gebruiken — voor Hem die gaf, en voor hen die het nodig hebben.
“Wij zijn Zijn maaksel, geschapen in Christus Jezus om goede werken te doen, die God van tevoren heeft bereid.”
— Efeziërs 2:10
In dat besef ontstaat een vraag. Geen dwingende, maar een stille:
Wat is er eigenlijk toevertrouwd? En wat gebeurt er als dat ongebruikt blijft?
Tussen Gehoorzaamheid en Roeping: Wat weegt het zwaarst?
Er is in het geloofsleven een oud en vertrouwd woord: gehoorzaamheid. Het klinkt als overgave, als rust, als de erkenning dat het leven niet om zichzelf draait. Het is een woord dat appelleert aan iets heiligs: het buigen voor Iemand die groter is, wijzer, zuiverder dan elk mens ooit zal zijn.
In de Schrift wordt gehoorzaamheid geprezen, gedragen, doorgegeven. Abraham ging op weg zonder te weten waarheen. Mozes keerde terug naar een land waar hij ooit gevlucht was. Maria sprak slechts: “Mij geschiede naar Uw woord.” En Jezus zelf werd gehoorzaam tot in de dood. Wie luistert, wie zich buigt, wie zich toevertrouwt — die staat dicht bij Gods hart.
Maar gehoorzaamheid is zelden passief. En ook zelden eenvoudig.
Want ergens kruist het gehoorzame hart de weg van de gave. En daar ontstaat een spanning. Een innerlijke wrijving tussen volgen en opstaan. Tussen wachten en spreken. Tussen luisteren en handelen.
In de loop van de Schrift verschijnen mensen die zich niet alleen voegen, maar ook durven staan. Niet uit rebellie, maar uit trouw. Niet tegen gezag, maar voor de Gever. Esther zwijgt niet. Debora zwicht niet. Jeremia spreekt, ook als het niet meer kan. Petrus zegt: “Men moet God meer gehoorzaam zijn dan mensen.” (Hand. 5:29)
De gave wordt niet altijd zichtbaar binnen de lijnen. Soms breekt zij erdoorheen.
En dan schuurt het. Want wie gehoorzaam wil zijn aan God, maar merkt dat Zijn stem iets vraagt wat mensen niet begrijpen of verdragen, staat voor een keuze. Niet zwart-wit, maar wel scherp: zwijgen of spreken. Inhouden of geven. Achterblijven of gaan.
Toch wijst de rode draad in de Bijbel steeds weer deze richting: dat wat van God komt, mag niet begraven blijven. De gave is niet van de mens — zij is aan hem toevertrouwd. En wat ontvangen is, moet vrucht dragen. Niet omdat het veilig is. Maar omdat het goed is.
“Wees niet lui in het gebruik van de gave die in u is.”
— vgl. 1 Timotheüs 4:14
De gehoorzame knecht in Mattheüs 25 is niet degene die alles intact houdt, maar degene die zijn talent laat groeien. De ander — die zijn gave begraaft uit angst om het verkeerd te doen — wordt niet geprezen, maar ter verantwoording geroepen.
Het hart van God lijkt niet te zoeken naar slaafse volgzaamheid. Maar naar mensen die luisteren, liefhebben en handelen. Naar harten die zich afstemmen op Zijn stem, en dan durven gaan. Ook als dat betekent dat de weg minder zeker voelt. Of minder goed past in bestaande kaders.
Gehoorzaamheid aan God blijkt zelden alleen buigen. Soms is zij ook: rechtop gaan staan.
Gehoorzaamheid die draagt
Er is een soort gehoorzaamheid die licht voelt, vol vrede. Die zich niet krom buigt, maar zich innerlijk opricht. Die niet vraagt: “Wat moet ik doen?” maar eerder: “Wat mag ik dragen?”
Niet elke gehoorzaamheid is van die soort.
Soms wordt gehoorzaamheid een omhulsel voor iets anders: voor angst, voor uitstel, voor afhankelijkheid. Ze neemt dan de vorm aan van afwachten, terugtrekken, toestemmen — zonder werkelijke instemming van het hart. De beweging wordt dan naar beneden, niet naar voren. Het hoofd knikt, maar het hart blijft op afstand.
In de Schrift is gehoorzaamheid zelden lijdelijkheid. Wie God volgt, wordt geroepen tot verantwoordelijkheid. Tot mede-dragen. Tot volwassen reageren op een Woord dat niet dwingt, maar uitnodigt. Niet van buiten af, maar van binnen uit.
“Wie Mijn woorden hoort en ze doet, die is als een wijze man die zijn huis bouwde op de rots.”
— Mattheüs 7:24
Daar ligt het geheim: dat gehoorzaamheid niet tegenover verantwoordelijkheid staat, maar eruit voortkomt. De ware gehoorzame mens leeft niet uit gewoonte, of onder druk, maar uit een verlangen om te beantwoorden aan wat ontvangen is. Om betrouwbaar te zijn tegenover de Gever.
Bijbelse voorbeelden:
* Mozes
Hij gehoorzaamde de roepstem van God om zijn volk uit Egypte te leiden. Maar dat was geen passief volgen. Mozes nam verantwoordelijkheid, sprak namens God, trad op tegen farao, organiseerde het volk, en droeg de lasten van zijn mensen. Zijn gehoorzaamheid was een daad van moed en leiderschap — geen lijdelijkheid. (Exodus 3–14)
* Debora
Zij was profetes en rechter in Israël. Haar gehoorzaamheid aan God bracht haar in een leiderschapsrol die ongewoon was in haar tijd. Ze sprak, ze leidde, ze riep het volk op tot actie. Haar gehoorzaamheid ging gepaard met actief opstaan en verantwoordelijkheid nemen. (Rechters 4–5)
* Esther
Toen haar volk bedreigd werd, koos Esther ervoor niet te zwijgen, ook al was dat riskant. Haar gehoorzaamheid aan God en haar volk betekende dat ze durfde te spreken en te handelen. Haar moed werd beloond, omdat zij verantwoordelijkheid nam voor wat op haar lag. (Esther 4:12–16)
* Petrus en de apostelen
Toen de religieuze leiders hen verboden om in Jezus’ naam te spreken, antwoordden ze vastberaden: “Men moet God meer gehoorzaam zijn dan mensen.” (Handelingen 5:29) Hun gehoorzaamheid was trouw aan God en moedige verantwoordelijkheid in hun bediening, ook al leverde dat tegenstand op.
Gehoorzaamheid die gedragen wordt door verantwoordelijkheid is een levendige kracht. Het is niet het stilzwijgen van de slaaf, maar de daad van de dienaar die weet wat hem is oevertrouwd en durft te antwoorden.
“Want God heeft ons niet gegeven een geest van vreesachtigheid, maar van kracht, liefde en bezonnenheid.”
— 2 Timotheüs 1:7
Wanneer gehoorzaamheid niet langer gelijkstaat aan inhouden of afwachten, maar gedragen wordt door innerlijke verantwoordelijkheid, krijgt het geloof iets stevigs. Dan wordt gehoorzamen geen verloochening van wie iemand is, maar juist een bekrachtiging van wat gegeven is. Waar roeping en gezag elkaar niet langer uitsluiten maar aanvullen, ontstaat ruimte. Ruimte om te spreken vanuit toevertrouwen. Om te handelen vanuit verbondenheid. En om te gehoorzamen — niet met gebogen hoofd, maar met een hart dat rechtop staat.
Casussen
Anna (32), docent en gemeentelid
Anna is opgegroeid in een orthodoxe kerk waar gehoorzaamheid aan leiders als een teken van geestelijke rijpheid wordt gezien. Ze is getalenteerd in onderwijs en communicatie en voelt een sterke innerlijke roeping om bijbelonderwijs te geven aan vrouwen en jongeren. Toch houdt ze zich stil. Haar voorganger heeft ooit gezegd dat “leren” niet de plaats van een vrouw is in de gemeente. Anna gehoorzaamt — met haar lippen — maar innerlijk droogt ze op. Totdat ze tijdens een retraite ervaart dat haar gave geen zelfbedacht verlangen is, maar een goddelijke toevertrouwing. De vraag die blijft hangen: is zwijgen werkelijk nederig, als het ten koste gaat van wat God gegeven heeft?
Mark (38), technisch adviseur en actief gemeentelid
Mark is een bedachtzame man, trouw in zijn werk, zijn gezin en zijn kerk. Hij heeft een sterk strategisch inzicht en een natuurlijke gave om ingewikkelde problemen terug te brengen tot heldere lijnen. Regelmatig ziet hij hoe besluitvorming in de kerkenraad stroef loopt en leden afhaken bij gebrek aan richting. Hij voelt de innerlijke roep om bij te dragen aan vernieuwing en visie. Maar zijn leiderschapsstijl is anders dan die van de voorganger, die vooral rust en behoud wil bewaren. Uit respect kiest Mark voor stilte. Hij wil niet de schijn van ongehoorzaamheid wekken. Toch knaagt het. In gebed merkt hij dat zijn gave geen concurrentie is van gezag — maar een aanvulling erop. Dan beseft hij: misschien is gehoorzaamheid niet altijd zwijgen, maar soms juist het trouw volgen van wat in hem gelegd is.
Thomas (41), projectleider in de zorgsector
Thomas heeft jarenlange ervaring en ziet dat een nieuw zorgtraject veel efficiënter ingericht kan worden. Hij ontwikkelt een voorstel dat tijd en geld zou besparen én de kwaliteit van zorg verhoogt. Maar zijn teamleider geeft aan dat “de organisatie nog niet klaar is voor zulke stappen.” Thomas kiest ervoor zich te voegen, uit loyaliteit. Maar vanbinnen groeit frustratie: hij weet dat zijn inzicht niet uit eigenbelang komt, maar uit een verlangen om goed te doen. Hij begint zich af te vragen of gehoorzaamheid hier trouw is — of angst om te botsen.
Sophie (34), communicatieadviseur bij een onderwijsinstelling
Sophie merkt dat de officiële communicatie naar studenten vaak ontwijkend is en niet aansluit bij hun leefwereld. Ze voelt zich geroepen om eerlijker, opener te communiceren, maar haar directeur blijft vasthouden aan formele formuleringen “om risico’s te vermijden.” Sophie is loyaal aan haar functie, maar voelt zich innerlijk verdeeld: gehoorzaamheid aan de hiërarchie betekent ontrouw zijn aan wat ze als haar professionele en morele verantwoordelijkheid ervaart. Ze staat voor de vraag: gehoorzamen aan structuur — of trouw zijn aan waarheid?
Bijbelse onderbouwing per thema:
1. Gehoorzaamheid aan geestelijk gezag
- Hebreeën 13:17 – “Gehoorzaam uw voorgangers en wees hun onderdanig; zij waken immers over uw zielen, omdat zij rekenschap zullen moeten afleggen.”
- Romeinen 13:1 – “Ieder mens moet zich onderwerpen aan de gezagsdragers die boven hem gesteld zijn.” (Hoewel deze tekst vaak over burgerlijk gezag wordt gelezen, wordt hij in bredere zin toegepast.)
- 1 Petrus 5:5 – “Wees allen eensgezind, wees nederig, want God keert Zich tegen de hoogmoedigen, maar aan de nederigen geeft Hij genade.”
2. Gaven en roepingen van God
- 1 Korinthiërs 12:4–7 – “Er is verscheidenheid van genadegaven, maar het is dezelfde Geest. […] Aan ieder wordt de openbaring van de Geest gegeven tot wat nuttig is voor de ander.”
- Romeinen 12:6–8 – “Wij hebben verschillende gaven, onderscheiden naar de genade die ons is gegeven.”
- Efeziërs 2:10 – “Want wij zijn Zijn maaksel, geschapen in Christus Jezus om goede werken te doen, die God van tevoren bereid heeft.”
3. De spanning en verantwoordelijkheid
- Galaten 5:1 – “Voor de vrijheid heeft Christus ons vrijgemaakt. Houd dan stand en laat u niet weer een slavenjuk opleggen.”
- Handelingen 5:29 – “Men moet God meer gehoorzaam zijn dan mensen.” (Belangrijk bij conflicterende richtlijnen.)
- Mattheüs 25:14–30 – De gelijkenis van de talenten: de gave moet niet begraven worden uit angst.