Dezelfde reis naar binnen
Als kind las mijn moeder op zondagavond De Christenreis naar de eeuwigheid (1678) van John Bunyan (1628–1688) voor. Ooit hoorde ik een hoorspel op een CD. Toen ik groter was, las ik de verhalen zelf, ook voor mijn Engelse literatuurlijst. Die verhalen raakten mij diep; ze waren spannend, mysterieus en tegelijk hoopvol.
Jaren later ontdekte ik De held met de duizend gezichten (1949) van Joseph Campbell (1904–1987). Tot mijn verrassing herkende ik in Campbells beschrijving van de heldenreis iets wat ik al kende uit Bunyan. Het bleek dezelfde reis — hetzelfde innerlijke proces — maar dan verteld in een andere taal, binnen een andere cultuur en tijd.
Die ontdekking intrigeerde me. Hoe kunnen twee zulke verschillende werken, geschreven eeuwen uit elkaar, dezelfde levensreis beschrijven? Wat zegt dat over menselijke ervaring, verandering en groei? En hoe verhouden de verschillen in taal en beeld zich tot de onderliggende overeenkomsten in het proces?
Dezelfde reis in een andere taal: hoe Bunyan en Campbell dezelfde weg beschrijven
Het lijkt alsof ze uit totaal verschillende werelden komen.
De een, een Engelse puritein uit de 17e eeuw, schrijft in vurige, bijbelgetinte taal over zonde, oordeel, genade en de Hemelse Stad. De ander, een 20e-eeuwse Amerikaan, spreekt over archetypen, mythen, onderwerelden en zelfrealisatie. Toch beschrijven John Bunyan en Joseph Campbell, elk op hun eigen manier, dezelfde reis.
Bunyan’s De Christenreis naar de eeuwigheid (1678) en Campbell’s The Hero with a Thousand Faces (1949) worden zelden in één adem genoemd. De eerste wordt gelezen als religieuze allegorie, de tweede als seculiere mythologische theorie. Maar wie bereid is om door de woorden heen te kijken en naar de ervaring te luisteren die eronder ligt, ontdekt iets opmerkelijks: de structuur, betekenis en beleving van de reis zijn inhoudelijk vrijwel identiek.
Beide beschrijven een mens die vertrekt uit een vertrouwde maar knellende wereld, geconfronteerd wordt met innerlijke en uiterlijke beproevingen, worstelt met twijfel, ondergaat een diepe crisis, en uiteindelijk transformeert — om vervolgens als een ander mens terug te keren. Alleen de taal verschilt: waar Bunyan spreekt over verlossing door Christus, spreekt Campbell over transformatie door individuatie. Maar de onderliggende ervaring van vervreemding, strijd, inzicht en groei is in essentie universeel menselijk.
In dit artikel loop ik stap voor stap mee met deze gedeelde reis. Niet om de verschillen te ontkennen, maar om te laten zien hoe diep de inhoudelijke overeenstemming is tussen deze twee ogenschijnlijk tegengestelde paden.
Zo ontstaat er een gelaagd beeld van de mens op reis: als pelgrim én als held, als gelovige én als zoeker, als lichaam én geest. Niet in tegenstelling, maar in samenspel.
STAP 1 — DE OPROEP / HET VERLANGEN / HET WAKKER WORDEN
Het besef: “Ik kan zo niet verder leven.”
Bunyan: Christen voelt een last op zijn rug en hoort over het komende oordeel.
Campbell: De held krijgt een ‘call to adventure’ — iets roept hem uit de comfortzone.
Elke reis begint met onrust. Niet met een routekaart, maar met een last. Met het knagende besef dat het leven zoals het nu is, niet volstaat. In De Christenreis ziet Bunyan’s hoofdpersoon, Christen, een boek lezen — de Bijbel — en ineens voelt hij een ondragelijke last op zijn rug. Hij wordt zich bewust van een diepe kloof tussen wie hij is en wat hij zou moeten zijn. Zijn omgeving verklaart hem voor gek, maar hij weet: ik moet op weg, al weet ik niet waarheen.
In The Hero with a Thousand Faces noemt Campbell dit de call to adventure. De held wordt geroepen — vaak op mysterieuze of onverwachte wijze. Soms weigert hij eerst, maar innerlijk is de beslissing al gevallen. Er is een drang naar iets anders, iets dat voorbijgaat aan het vertrouwde. Dit verlangen wordt niet altijd als verheven beleefd: het kan zich uiten als verveling, somberte, crisis, angst of een vaag gevoel van onvrede. Maar het is het begin van alle werkelijke transformatie.
Wat gebeurt er hier werkelijk, als we de metaforen achter ons laten? Wat maakt dat een mens zijn leven niet langer accepteert zoals het is?
Een psyche onder druk: wanneer het oude niet meer werkt
Psychologisch gezien is deze fase de confrontatie met het existentiële vacuüm. Viktor Frankl beschreef het als het moment waarop de mens zich bewust wordt van het ontbreken van betekenis. Carl Jung sprak over het “roepende Zelf” dat zich aandient zodra het ego niet langer volstaat. Deze fase is vaak het begin van therapie, of van een diepe innerlijke zoektocht: een mens voelt dat hij niet volledig leeft, dat hij zijn innerlijk potentieel tekortdoet.
Het verlangen naar verandering is geen luxeprobleem, maar een noodzaak: het onbewuste eist gehoord te worden. Niet zelden uit zich dit in angst, paniek, depressie of onverklaarbare vermoeidheid. De psyche dwingt de mens op weg — niet uit comfort, maar uit noodzaak.
Ontwaken in de groeicurve
Ontwikkelingstheorieën, zoals die van Erik Erikson of James Fowler, tonen aan dat dit ontwaken past binnen natuurlijke groeifasen. Denk aan de identiteitscrisis in de adolescentie, of de ‘midlifecrisis’ rond het veertigste levensjaar. In beide gevallen wordt het oude zelfbeeld problematisch en ontstaat de noodzaak om een nieuwe, meer congruente identiteit te vormen.
Jean Piaget zou zeggen: het bestaande schema volstaat niet meer — de mens moet het herschrijven. In die zin is het vertrek niet vreemd of zeldzaam, maar onderdeel van de menselijke groeicyclus. Wie blijft stilstaan, stagneert.
Het brein dat zichzelf in twijfel trekt
Neurologisch gezien ontstaat dit moment van ommekeer vaak tijdens verhoogde activiteit in het default mode network (DMN) — het netwerk dat actief is tijdens zelfreflectie, dagdromen en introspectie. Onder invloed van een existentiële prikkel (verlies, verveling, confrontatie) verandert de balans tussen het DMN en andere netwerken die gericht zijn op gewoontegedrag.
Er ontstaan momenten van cognitieve dissonantie: het brein herkent dat het bestaande gedragspatroon niet langer effectief of betekenisvol is. Tegelijk worden de hersenen gevoeliger voor signalen die duiden op alternatieven — wat Campbell beschrijft als “de roep”. Soms wordt dit getriggerd door serotoninedalingen (bijvoorbeeld bij depressie), waardoor de geest minder gehecht raakt aan het bestaande zelfbeeld.
Denken op het breukvlak
Filosofisch is dit het moment waarop de mens de absurditeit van het bestaan begint te voelen. Albert Camus opent De mythe van Sisyphus met de vraag of het leven nog wel de moeite waard is. Heidegger noemt dit Angst — niet als neurose, maar als fundamentele ontregeling die de mens wakker maakt voor zijn sterfelijkheid en vrijheid.
De oproep is hier geen romantische openbaring, maar een existentieel grensmoment: “Wat betekent het om mens te zijn?” Die vraag wordt niet beantwoord met woorden, maar met een innerlijke beweging. Je staat op, je vertrekt — omdat blijven geen optie meer is.
De ziel begint te spreken
Spiritueel is dit het begin van de innerlijke weg. De mysticus Meister Eckhart spreekt over “het ontwaakte vonkje van de ziel” dat zich losmaakt van de wereld. In oosterse tradities spreekt men van dukkha — het besef dat het leven, zoals het nu wordt geleefd, lijden in zich draagt.
Of het nu komt door het kruis (bij Bunyan) of door een droom, een verlies, of een leegte (bij Campbell), in alle spirituele tradities klinkt deze boodschap: de ziel moet op weg. De eerste stap is niet weten, maar luisteren. Niet vinden, maar zoeken. Niet verlossen, maar verlangen.
Deze eerste fase lijkt passief — een roep van buitenaf, een onverklaarbare last — maar in werkelijkheid is het het moment waarop de mens zijn autonomie terugwint. Hij erkent de breuk, en daarmee zijn vrijheid om te kiezen.
De weg begint op het moment dat je niet meer kunt blijven waar je bent.
STAP 2: HET VERTREK / DE DREMPEL
“Ik laat het oude achter, al weet ik niet wat komen gaat.”
=> Bunyan: Christen verlaat de Stad Verderf ondanks spot.
=> Campbell: De held steekt de drempel over naar het onbekende.
De oproep is gehoord, de last erkend — maar nu begint het echte werk. Je zet de eerste voet buiten de vertrouwde wereld. Dit is het moment van loslaten en angst. Christen verlaat de Stad Verderf, waar alles bekend was, ondanks het gevaar. De held bij Campbell steekt de drempel over: de grens tussen het bekende en het onbekende, tussen veiligheid en avontuur.
Dit vertrek is vaak het moeilijkste deel. De richting is nog vaag, de risico’s onbekend. Toch is het noodzakelijk. Want blijven waar je bent, is geen optie meer.
De psyche aan de rand van het vertrouwde
In psychologische termen is dit het punt waarop iemand zich bewust losmaakt van zijn oude identiteit. Die identiteit was misschien onvolledig of onecht, maar ze bood wel veiligheid. Het vertrek uit die oude versie van jezelf roept angst op, maar ook belofte: wie ben ik als ik dit achterlaat?
Dit is het moment waarop de mens zijn innerlijke autonomie activeert. Volgens Jung is dit het eerste bewuste contact met het onbewuste — met datgene in jezelf wat buiten de controle van je ego ligt. De drempel markeert het begin van een proces waarin het ik wordt losgeweekt van wat het dacht te zijn.
De rite van het begin
Vanuit ontwikkelingsperspectief is deze fase te herkennen in universele rites de passage: overgangsmomenten waarbij de oude status wordt afgelegd en de nieuwe nog niet verworven is. Denk aan de adolescent die het gezin verlaat, de volwassene die een relatie beëindigt, of de oudere die zijn carrière loslaat.
In al deze gevallen is er sprake van liminaliteit: een tussenruimte waarin oude zekerheden verdwijnen, en nieuwe betekenissen nog niet helder zijn. Deze liminale fase is instabiel — en dus groeizaam.
Angst en openheid in het brein
Neurologisch is deze fase er één van verhoogde neuroplasticiteit én stress. Het brein verlaat de bekende paden — letterlijk: neurale netwerken die jarenlang zijn ingesleten — en komt in een staat van verhoogde waakzaamheid. De amygdala, betrokken bij het detecteren van gevaar, wordt actiever.
Tegelijk worden leer- en beloningssystemen (zoals het mesolimbisch dopaminesysteem) geactiveerd om nieuwe ervaringen mogelijk te maken. Dit maakt de hersenen tijdelijk kwetsbaarder, maar ook ontvankelijker voor verandering.
Vrijheid als risico
Filosofen als Kierkegaard en Heidegger beschouwen deze fase als de ware confrontatie met vrijheid: je laat het bekende achter, en daarmee ook alle houvast. Vrijheid is niet alleen mogelijkheid, maar ook last: de last van keuze zonder garanties.
In deze toestand wordt de mens geworpen in een wereld waarin niets meer vanzelf spreekt. De drempel is daarmee ook een existentiële sprong: een keuze vóór het onbekende, ondanks het ontbreken van zekerheid. Precies dáár ontstaat authenticiteit.
De sprong in vertrouwen
Spiritueel gezien is dit het moment van overgave. In christelijke termen: wandelen “door geloof, niet door aanschouwen.” In boeddhistische zin: het loslaten van gehechtheid, zonder garantie voor wat er komt. Het vertrek is een daad van vertrouwen — niet in een exacte bestemming, maar in het bestaan van een pad.
De drempel is een heilige plek: in veel religieuze tradities is het de poort naar een nieuwe staat van zijn. Je bent nog niet herboren, maar wel al gestorven aan het oude. Zoals de mystici zeggen: “De ziel moet sterven voordat zij kan leven.”
De stap over de drempel is tegelijk het afscheid van de illusie van controle.
Je weet niet waar je naartoe gaat. Je weet alleen: ik ga.
STAP 3: DE PROEVEN / DE STRIJD
“Ik word getest — van buiten én van binnen.”
De confrontatie met obstakels, verleidingen, schaduwzijden.
=> Bunyan: Modder van Wanhoop, Apollyon, Beproeving in het kasteel van Twijfel.
=> Campbell: Monsters, testen, verleidingen, helpers en vijanden.
Zodra de drempel is overgestoken, komt de reis pas echt op gang. Hier begint het domein van beproevingen, obstakels, verleidingen en gevaren. In Bunyan’s Christenreis wordt deze fase bevolkt door personages als Apollyon, Wanhoop, Twijfel, de ijdelheidskermis en het kasteel van de Reus Wanhoop. In Campbell’s model zijn dit de monsters, helpers, testen, innerlijke demonen en verleidelijke zijwegen.
Toch zijn het geen toevallige obstakels. De proeven zijn noodzakelijk. Ze laten zien wie je was, en dwingen je om te worden wie je kunt zijn. Je wordt beproefd, niet gestraft. De strijd is geen afleiding van de reis — het ís de reis.
Schaduw in de spiegel
Jung noemde dit de confrontatie met de schaduw: de delen van jezelf die je tot nu toe hebt verdrongen, ontkend of afgekeurd. In de strijd met uiterlijke vijanden ontmoet je onvermijdelijk je innerlijke tegenstander: twijfel, schuld, trots, woede, minderwaardigheid.
Deze projecties zijn geen vergissingen, maar kansen tot integratie. Ieder obstakel op de weg dwingt je een innerlijk conflict onder ogen te zien. De strijd is dus zelden extern — het is een spiegel waarin je jouw eigen psyche leert lezen.
Therapeutisch gezien is dit het kernmoment van transformatie: het oude ik wordt uitgedaagd, getest, en stukje bij beetje ontmanteld.
Breken en bouwen in ontwikkeling
Op ontwikkelingsniveau is deze fase typisch voor de overgang van externe sturing naar innerlijk kompas. Je leert niet alleen de regels van het spel, maar begint ze ook kritisch te bevragen. Je ontwikkelt eigen waarden, overtuigingen en richtlijnen.
Lawrence Kohlberg beschreef dit als de verschuiving van conventioneel naar postconventioneel moreel bewustzijn: je handelt niet langer omdat “het zo hoort”, maar omdat je hebt nagedacht, gevoeld en gekozen.
Het zijn precies deze botsingen — met autoriteit, met groepsdruk, met verleiding — die dat proces aanwakkeren.
Het brein onder vuur
Tijdens intense uitdagingen schakelt het brein over op overlevings- en leerstand. De HPA-as (hypothalamus-pituitary-adrenal axis) activeert stresshormonen zoals cortisol, die je alert maken — maar bij herhaling ook vermoeid of uitgeput kunnen maken.
Tegelijkertijd treedt de prefrontale cortex (planning, reflectie) in werking om situaties te herinterpreteren: Wat gebeurt hier werkelijk? Wat betekent dit? Dit ‘herkaderen’ is cruciaal voor psychologische flexibiliteit en groei.
De combinatie van stress én betekenis maakt deze fase neurobiologisch gezien een moment van verhoogde neuroplasticiteit — de hersenen leren en reorganiseren zich actief.
De strijd als leermeester
Camus schreef dat de mens pas volledig mens wordt door het conflict met het absurde. De held die vecht, ondanks dat hij weet dat hij zal sterven — dat is de ware rebel. In deze strijd wordt de mens niet gered, maar gevormd.
De proeven zijn dus geen obstakels in de zin van ‘hindernissen op weg naar het goede leven’. Ze zijn het goede leven — want alleen door botsing, wrijving en crisis ontstaat autonomie, inzicht, karakter.
Zoals Nietzsche zei: “Wie geen chaos in zich draagt, kan geen dansende ster baren.”
Het vuur van zuivering
Spiritueel is deze fase vaak de donkere nacht van het ego. Hier wordt duidelijk dat zuivering geen comfortabel proces is. In vele religieuze tradities — van het christendom tot het soefisme, van het boeddhisme tot het sjamanisme — komen we deze fase tegen als een spirituele reiniging: het louteringsvuur waarin alles wat onzuiver is moet verdwijnen.
Je ontmoet hier niet alleen de duivel buiten je, maar ook de duisternis in jezelf. En juist daar, in het diepste dal, openbaart zich vaak iets nieuws: niet in de overwinning, maar in de overgave.
Deze fase is hard, chaotisch en soms uitzichtloos. Maar dat is precies de bedoeling.
Je wordt getest — niet om te falen, maar om te zien wie je werkelijk bent.
STAP 4: DE CRISIS / HET STERVEN / DE OVERGAVE
“Het oude ik sterft, en ik weet niet wat ik word.”
De diepste beproeving — waar oude zelf sterft.
=> Bunyan: Doodvallei, diepe wanhoop en verlatenheid.
=> Campbell: Symbolische dood; onderwereld; catastrofale crisis.
Na de strijd volgt het diepste dal: het moment van crisis, van verlorenheid en loutering. Christen trekt door de Doodvallei — een plek van wanhoop, eenzaamheid en verlatenheid. Hier lijkt alles verloren, de weg onvindbaar. Campbell spreekt over de symbolische dood, het afdalen in de onderwereld, een catastrofale confrontatie met het niets.
Dit is de plek waar het oude zelf sterft. De overgang wordt onomkeerbaar, maar het nieuwe is nog onzichtbaar. Het is een cruciaal kantelpunt in de heldenreis — en in iedere ware transformatie.
Catharsis en de ontmanteling van het zelf
Psychologisch gezien kan deze crisis zich uiten in dissociatie, intense innerlijke leegte, of juist catharsis: het volledig doorvoelen en loslaten van vastgeroeste patronen en overtuigingen. Het ‘oude ik’ valt uit elkaar, een noodzakelijke deconstructie om ruimte te maken voor iets nieuws.
Therapieën zoals gestalt, psychodrama of existentialistische therapie benadrukken dit proces: het ervaren van het diepste verlies om uiteindelijk heel te worden. De dood van het oude zelf is pijnlijk, maar helend.
De drempel van transformatie
In de ontwikkelingspsychologie wordt deze fase gezien als het ‘tipping point’ van verandering. Veel rituelen bevatten een symbolische dood — het afscheid van een oude status, identiteit of rol. Pas na deze ervaring kan de held worden ‘herboren’.
Erikson beschreef vergelijkbare crises als essentieel voor het bereiken van volwassenheid en integratie. Zonder het doorgaan door deze crisis blijft de ontwikkeling vaak oppervlakkig of gefragmenteerd.
Neurochemie van de inkeer
Neurologisch markeert deze fase vaak een extreme daling van serotonine en dopamine — neurotransmitters die samenhangen met stemming, motivatie en beloning. Dit verklaart de neerslachtigheid, depressie en het verlies van zin.
Tegelijkertijd creëert deze biochemische ‘reset’ een periode van verhoogde neuroplasticiteit. Het brein wordt ontvankelijk voor nieuwe patronen en verbindingen. De crisis is dus ook een biologisch moment van potentieel herstel en groei.
Aan de rand van het niets
Filosofen als Heidegger zien in deze fase de confrontatie met het ‘niets’ of de ‘nietsheid’ — een fundamentele existentiële ervaring waarin de mens wordt blootgesteld aan het wezen van zijn bestaan. Dit is de grens van het zijn, waar alle illusies vallen.
Deze confrontatie is tegelijkertijd beangstigend en bevrijdend: je sterft aan het oude, maar wordt uitgenodigd het Zijn te omarmen, zonder zekerheid, zonder houvast.
Het loslaten van het ego
Spiritueel gezien gaat deze fase over ego-ontbinding. Paulus sprak over ‘ik leef, maar niet meer ik’ — een paradox waarin het oude ego sterft en een nieuw bewustzijn geboren wordt. Ook in oosterse mystiek, zoals het zenboeddhisme, wordt deze fase gezien als het loslaten van het zelf als afgescheiden entiteit.
Dit sterven aan het oude ego opent de weg naar een dieper, universeel besef van verbondenheid en innerlijke vrijheid. Het is het spirituele hart van de heldenreis.
In deze diepste crisis wordt alles wat je kende vernietigd.
Maar precies daardoor wordt het nieuwe mogelijk.
Je sterft om te leven.
STAP 5: DE VINDING / OPENBARING / WEDERGEBOORTE
“Ik ben gestorven, en toch leef ik anders.”
=> Bunyan: Verlichting bij het kruis, bevrijding van de last.
=> Campbell: De elixer, de parel, het zwaard, de wijsheid — het cadeau van de reis.
Na de crisis volgt het keerpunt: de transformatie. Dit is het moment waarop het oude ik losgelaten is, en er iets nieuws begint te ontwaken. Christen bereikt de vergezicht — het licht aan het einde van de donkere vallei — en ervaart bevrijding. Bij Campbell is dit de fase van de wedergeboorte, het nieuwe bewustzijn, de beloning van de held.
Het is een herboren bestaan, waarin je jezelf en de wereld anders ziet, voelt en beleeft.
De wederopbouw: integratie en heelwording
Na de ontmanteling in de crisis volgt nu het proces van integratie. De psyche vormt een nieuw zelfbeeld waarin de schaduwkanten niet langer worden verdrongen, maar geaccepteerd en geïntegreerd. Dit leidt tot een gevoel van heelheid, authenticiteit en innerlijke rust.
Therapeutisch gezien is dit de fase van herstel, waarin trauma en conflicten worden verwerkt tot een coherent levensverhaal.
De voltooiing van ontwikkeling
Ontwikkelingspsychologisch is deze fase het punt waarop iemand het postconventionele stadium bereikt: een zelfgekozen, autonoom ethisch kader en een coherente identiteit. Erikson noemt dit integriteit; Fowler spreekt van geloofsstadia waarin de mens een dieper spiritueel begrip ontwikkelt.
Het kind of de jongere die vertrok, is nu een volwassen individu dat in vrijheid en verantwoordelijkheid leeft.
Neurologische herprogrammering: nieuwe neurale paden
Neurologisch gezien worden nieuwe netwerken versterkt die zorgen voor emotionele regulatie, empathie en complex denken. De neuroplasticiteit die tijdens de crisis werd opgestart, leidt nu tot stabiele, nieuwe verbindingen.
Hormonen en neurotransmitters zoals oxytocine spelen een rol in het ervaren van verbondenheid en vertrouwen, essentieel voor de nieuwe staat van zijn.
Filosofie van de hergeboorte
Filosofisch is de transformatie de bevrijding uit het absurde en het begin van authentiek bestaan. Het zelf wordt niet langer gezien als een geïsoleerd ego, maar als een dynamisch proces in verbinding met de wereld.
Denken over zijn en worden krijgt een nieuwe dimensie: het leven wordt een voortdurende schepping, een kunstwerk.
Het ontwaken
Spiritueel betekent dit moment het ontwaken tot een nieuwe realiteit, vaak beschreven als ontwaken, genade of herboren zijn. Het ego is nog aanwezig, maar het wordt gedragen door een diepere bron — eenheid met het goddelijke, het universum, of het ware zelf.
Dit is het moment waarop de held thuiskomt — niet per se fysiek, maar in het hart.
De transformatie is geen eindpunt, maar een nieuw begin.
Je bent gestorven, en toch leef je anders — vrijer, vollediger, meer jezelf.
STAP 6: DE TERUGKEER / HET NIEUWE LEVEN
“Ik breng het geleerde terug naar de wereld.”
=> Bunyan: Aankomst in de Hemelse Stad — rust, voltooiing.
=> Campbell: De held keert terug met het elixer — om de wereld te helen.
Na de transformatie begint een nieuw hoofdstuk: de terugkeer. De held gaat terug naar de wereld waar hij vandaan kwam — maar hij is niet meer dezelfde. Christen vervolgt zijn pad met nieuwe overtuiging, verlicht van zijn last, richting de Hemelstad. Hij wordt op zijn beurt een getuige voor anderen.
Bij Campbell is dit de terugkeer met het elixer: de kennis, wijsheid of kracht die de held heeft verworven, is niet bedoeld om voor zichzelf te houden, maar om te delen. Hier wordt de persoonlijke reis collectief relevant: de held wordt een brug tussen werelden.
Van innerlijk weten naar uiterlijke actie
Psychologisch is dit het moment waarop innerlijke inzichten praktisch worden. Je gaat keuzes maken die passen bij je vernieuwde zelfbeeld. Er ontstaat congruentie tussen wie je innerlijk bent en hoe je je naar buiten toe gedraagt.
Deze fase is ook kwetsbaar: het is makkelijker om ‘verlicht te zijn in de woestijn’ dan in de hectiek van het dagelijks leven. De uitdaging is om het oude systeem niet opnieuw te laten overheersen. Terugkeer vraagt moed — en vasthoudendheid.
De kring wordt rond: van individu naar gemeenschap
Ontwikkelingspsychologisch is dit het punt waarop de mens zijn persoonlijke groei in dienst stelt van iets groters. Zelfverwerkelijking maakt plaats voor zelftranscendentie — het verlangen om bij te dragen aan anderen, aan cultuur, aan de toekomst.
In deze fase ontstaat vaak een nieuwe rol: mentor, ouder, leider, gids. De held wordt drager van betekenis voor de gemeenschap, een levende brug tussen oude en nieuwe generaties.
Stabilisatie in het brein
Neurologisch vindt hier een stabilisering plaats van nieuwe hersennetwerken. De paden die gevormd zijn tijdens de transformatie worden nu routinematig geactiveerd. Er ontstaat meer cognitieve en emotionele veerkracht.
Ook zien we een toename in de capaciteit voor empathie, moreel redeneren en zelfreflectie. Functioneel gezien is dit brein nu beter toegerust om te navigeren tussen individuele authenticiteit en sociale verbinding.
Filosofie van de terugkeer
Tussen binnenwereld en samenleving
De terugkeer stelt existentiële vragen: hoe leef ik het goede leven te midden van anderen? Hoe pas ik het geleerde toe zonder mezelf te verliezen?
Volgens Levinas ligt hier de ethische kern van het bestaan: het geleerde wordt pas werkelijk als het ten dienste van de ander komt. De held wordt verantwoordelijk voor zijn kennis — en dus voor zijn handelen in de wereld.
Leven als getuigenis
Spiritueel gezien is de terugkeer niet alleen een plicht, maar een zegen. Wie werkelijk veranderd is, draagt licht — zonder dat hij het zelf hoeft uit te dragen. Leven wordt getuigenis, niet preek.
In mystieke tradities is dit de fase van stille aanwezigheid: being, niet doing. De held die terugkeert, weet dat het pad nooit af is. Maar hij leeft nu vanuit verbinding, niet vanuit hunkering.
De held die terugkeert, weet dat de reis niet alleen voor hemzelf was.
Pas als hij deelt wat hij heeft gevonden, wordt de reis voltooid.
STAP 7 — DE TERUGKEER IN DE WERKELIJKHEID
“Ik ben thuis — niet zoals het was, maar zoals het nu is.”
Thuiskomen is één ding. Thuis zíjn is iets anders.
In veel verhalen stopt het avontuur zodra de held de eindstreep haalt. Maar in het echte leven begint daar een nieuw, dieper proces: het geleerde niet alleen toepassen of delen, maar er volledig in wonen. Niet meer onderweg zijn, niet meer zoeken, niet meer vechten. Gewoon — zijn.
Christen bereikt de Hemelstad, maar dat is niet het eind van de reis. Het is het begin van een nieuw bestaan waarin hij leeft als iemand die door het donker is gegaan. Campbell beschrijft deze fase als het moment waarop de held leert leven in twee werelden tegelijk: de gewone wereld én de getransformeerde binnenwereld. Het gaat nu om blijven in balans — niet in beweging.
Het zelf is stil geworden
Na de intense dynamiek van innerlijke transformatie komt een fase van stabilisatie. Er is geen innerlijk conflict meer te winnen, geen identiteit meer te bewijzen. Het zelf is niet statisch, maar wel gecentreerd. Er ontstaat een stille kern waaruit geleefd wordt.
Dit is geen passiviteit, maar een actieve staat van innerlijke helderheid. Het is de overgang van werken aan jezelf naar zijn wie je geworden bent.
Volwassenheid voorbij groei
In veel ontwikkelingsmodellen stopt de reis bij volwassenheid. Maar juist hier begint een subtieler niveau van rijping: post-groei. Niet langer leven vanuit noodzaak, drang of ambitie, maar vanuit afstemming, vertrouwen, en verbondenheid met het grotere geheel.
De mens in deze fase voelt zich deel van een grotere orde — niet als idee, maar als ervaring. Groei maakt plaats voor aanwezigheid.
Stabiliteit zonder stagnatie
In het brein ontstaat nu een veerkrachtige rust. De stresssystemen zijn gekalmeerd, maar het vermogen tot adaptatie blijft actief. Er is geen overprikkeling meer, maar ook geen vervlakking: het brein is afgestemd op het leven zoals het is, inclusief zijn onzekerheden.
Neuraal is dit het meest duurzame punt in de reis: niet meer geleid door overlevingsreflexen, maar door integratie van emotie, cognitie en intuïtie.
Aanwezig in het alledaagse
Filosofisch raakt deze fase aan de kern van wat het betekent om in het gewone te blijven, zonder het te reduceren tot ‘gewoon’. Je hoeft niets meer te verklaren of op te lossen. Het bestaan wordt op zichzelf betekenisvol — zonder reden.
Zoals Kierkegaard het stelde: “Herhaling is herinnering vooruit.” Thuis zijn is niet terugkeren naar wat was, maar telkens opnieuw aanwezig zijn bij wat ís.
Het mysterie dragen
Spiritueel is dit de fase waarin iemand niet meer ‘op zoek is’, maar leeft vanuit een fundamenteel ja tegen het leven. Er is geen afstand meer tussen de pelgrim en de bestemming. Hij draagt het mysterie met zich mee — zonder er woorden aan te hoeven geven.
In veel mystieke tradities wordt dit omschreven als de fase van het leeg-zijn én vol-zijn, het ware thuiskomen: niet in de hemel, niet in de extase, maar in het dagelijkse leven — precies zoals het is.
Wie werkelijk thuiskomt, hoeft nergens meer heen.
Niet omdat alles perfect is, maar omdat het leven zelf —
in al zijn eenvoud, tegenstrijdigheid en alledaagsheid —
voldoende is.
maar met thuiskomen — in jezelf, in de wereld, in het leven zoals het is.
Ik weet niet precies wanneer ik zelf begonnen ben aan deze reis. Misschien werden de zaadjes gelegd op die zondagavonden, toen mijn moeder ons voorlas uit Bunyan. Misschien toen ik Campbell voor het eerst las, jaren later.
Wat ik wel weet: ik herken de weg. Niet als theorie, maar als ervaring.
En nu, door deze twee stemmen — Bunyan en Campbell — samen te brengen, zie ik scherper dan ooit: hoe verschillend ook in taal en tijd, het is één en dezelfde uitnodiging.
Voor mij. Voor jou. Voor wie durft te vertrekken.