Dissociatie en/of herbeleving
Een ervaring die velen kennen, maar zelden herkennen
“Ik zat in de tram en ineens – toen er een man de tram in kwam – was ik er niet meer. Ik zag de mensen om me heen wel, maar het voelde alsof ik achter glas zat. Alsof ik naar mezelf keek van een afstand. Mijn lichaam was aanwezig, maar ikzelf niet.”
— Samira (34), over een dissociatief moment na jeugdtrauma
Het zijn ervaringen die moeilijk onder woorden te brengen zijn. Momenten waarin je brein iets doet zonder dat je het doorhebt. Waarin de tijd lijkt stil te staan of juist versneld wordt. Waarin je wéét dat je veilig bent, maar alles in je lichaam zegt van niet. Voor de buitenwereld zie je er normaal uit — je werkt, je zorgt, je praat — maar vanbinnen voel je je verdwaald. Of opgesloten. Of leeg.
Veel mensen die trauma hebben meegemaakt, herkennen zichzelf in dit soort ervaringen, zonder te weten dat er een naam voor is. Of dat wat hen overkomt, juist een diep menselijke reactie is op onmenselijke omstandigheden. Ze denken dat ze gek worden, of zwak zijn, of ‘het gewoon achter zich moeten laten’. Maar wat als het verleden zich niet laat begraven? Wat als het zich een weg baant naar het heden — via je lijf, je zenuwstelsel, je bewustzijn?
Want wat gebeurt er eigenlijk met lichaam en geest wanneer het verleden zich aandient alsof het nooit is weggeweest?
Wat gebeurt er bij een herbeleving, en wat gebeurt er bij dissociatie?
Twee reacties, ogenschijnlijk tegengesteld, maar allebei geworteld in dezelfde kern: een systeem dat zich probeert te beschermen tegen overweldiging. De een zet alles open — herinnering, gevoel, lichaamssensaties — alsof je opnieuw midden in het trauma zit. De ander trekt alles dicht — bewustzijn, emotie, verbinding — alsof je er even niet meer bent.
In dit artikel verkennen we deze twee verschijnselen. Niet als stoornissen, maar als overlevingsstrategieën. Als manieren waarop ons zenuwstelsel zich aanpast wanneer het ondragelijk wordt. Wat vertellen herbeleving en dissociatie ons over trauma, en over de manier waarop we als samenleving met pijn omgaan?
Wat gebeurt er als je brein overweldigd raakt?
Trauma is geen gebeurtenis, zeggen veel therapeuten, maar een reactie. Het is wat er in je gebeurt, als het buiten je te veel is. Wanneer vluchten of vechten niet mogelijk is, schakelt het lichaam over op iets anders: bevriezen, verstijven, verdwijnen. Het zenuwstelsel kiest dan niet bewust – het overlevingssysteem neemt het over.
Dissociatie is zo’n overlevingsreactie. Het zorgt ervoor dat je niet meer volledig aanwezig hoeft te zijn bij wat ondraaglijk is. Het maakt je minder voelbaar, minder verbonden met je lichaam, je emoties, je omgeving. Soms zo subtiel dat je het nauwelijks merkt, soms zo allesomvattend dat je jezelf verliest.
Maar: wat ooit bescherming bood, kan later in de weg gaan zitten.
Want wanneer je als volwassene teruggaat naar wat je hebt meegemaakt — bijvoorbeeld in therapie, of simpelweg doordat iets je triggert — dan kun je het niet alleen herinneren, maar ook weer herbeleven. Niet als een neutraal feit, maar met alle bijbehorende emoties, lichaamssensaties en beelden. En vaak zelfs in de leeftijd waarin het gebeurde. Dat klopt, zeggen therapeuten: dat traumadeel is bevroren in de tijd.
Hoe herinneringen zich ontwikkelen
De manier waarop we herinneringen opslaan, hangt af van onze leeftijd:
– In de baarmoeder en de eerste maanden slaan we alleen lichaamsherinneringen op: spanning, hartslag, aanraking, geluid.
– Van 0 tot 4 jaar: vooral beelden en zintuiglijke indrukken (maar nog weinig taal of context).
– Van 4 tot 7 jaar: het brein begint herinneringen ook in taal en verhaal te gieten.

Veel mensen met vroegkinderlijk trauma “weten” dus niets, maar voelen van alles — onveiligheid, leegte, angst, dissociatie — zonder duidelijke oorzaak. Dat maakt het extra verwarrend, én extra moeilijk om hulp te vragen.
Hyperarousal en hypoarousal: overlevingsreacties van het zenuwstelsel
Het autonome zenuwstelsel probeert bij dreiging altijd balans te houden. Als het te veel wordt, schiet het in een van de twee uitersten:
– Hyperarousal: het systeem is overactief. Je voelt angst, paniek, alertheid, onrust. Dit is wat we kennen als herbeleving – je voelt alsof je terug bent in het trauma.
– Hypoarousal: het systeem trekt zich terug. Je voelt leegte, verdoofdheid, afwezigheid. Dit is dissociatie – je brein en lichaam sluiten af om je te beschermen.
Deze dynamiek wordt ook wel uitgelegd via het model van de Window of Tolerance: het spanningsgebied waarin je je ervaringen kunt voelen zonder overweldigd te raken. Trauma zorgt ervoor dat je sneller buiten dit raam valt: omhoog (herbeleving) of omlaag (dissociatie).
Polyvagaal theorie: de taal van het zenuwstelsel
Volgens de polyvagaal theorie (Stephen Porges) communiceert ons zenuwstelsel continu met de buitenwereld: Ben ik hier veilig? Als het antwoord ‘nee’ is, activeert het de overlevingsstand. Eerst via sociale signalen, dan via vecht/vlucht, en als dat niet lukt: via dissociatie of bevriezing.
Trauma verstoort dit systeem. Het lichaam blijft “gevangen” in een oud patroon, alsof het gevaar nog steeds aanwezig is. En dus herbeleef je het. Of je dissocieert. Niet omdat je dat wilt — maar omdat je zenuwstelsel denkt dat het moet.
En dus:
Wat ooit je overleving garandeerde, kan later je aanwezigheid in het hier en nu ondermijnen. Daarom is heling niet alleen praten over wat er gebeurde — het is je lichaam opnieuw leren dat het veilig is, dat het nu is, dat jij groot genoeg bent om te dragen wat toen ondraaglijk was.
Herbeleving – Als het verleden zich opnieuw aandient
“Ik weet dat ik op de bank zit. Ik weet dat ik veilig ben. Maar ineens ruik ik zijn aftershave. Mijn hele lijf verstijft. Ik voel paniek, mijn hart slaat op hol. Ik hoor zijn stem, ik ben weer 11. Alles in mij gilt: ‘Ren!’ Maar ik beweeg niet. Ik ben daar weer. Terwijl ik hier ben.”
— Nina (42), over een herbeleving van seksueel misbruik in haar jeugd
Een herbeleving is geen herinnering in de gebruikelijke zin. Het is niet een verhaal dat je terughaalt uit het verleden. Het is het verleden dat zich opnieuw aandient – zonder aankondiging, zonder toestemming, en vaak zonder dat je begrijpt waarom.
Je ziet iets, hoort iets, ruikt iets – en ineens zit je er weer middenin. Je lichaam reageert alsof het gevaar nog steeds bestaat. Niet figuurlijk, maar letterlijk: je hartslag stijgt, je spieren spannen zich, je ademhaling versnelt, je blik vernauwt. Je brein weet misschien dat het 2025 is, maar je zenuwstelsel denkt dat het gisteren is. Of twintig jaar geleden.
Wat is herbeleving?
Een herbeleving (ook wel “flashback” genoemd) is een intrusieve traumaherstelreactie waarbij delen van de traumatische ervaring terugkomen alsof ze hier en nu plaatsvinden. Vaak gaat het om fragmenten: een beeld, een geluid, een geur, een lichaamssensatie.
Ze kunnen getriggerd worden door iets kleins – een gezichtsuitdrukking, een situatie, een bepaalde sfeer – zonder dat je bewust snapt waarom dat iets bij je oproept. De reactie is niet logisch, maar neurologisch.
Wat gebeurt er in je brein en lichaam?
Tijdens een herbeleving raakt het autonome zenuwstelsel in hyperarousal: de vecht-of-vluchtstand wordt geactiveerd, ook al is er feitelijk geen gevaar. De hersenen ‘reageren’ in plaats van ‘reflecteren’:
– De amygdala, het alarmcentrum van je brein, slaat alarm.
– De hippocampus, verantwoordelijk voor tijdsbesef, werkt minder goed: je verliest het gevoel dat de ervaring voorbij is.
– De prefrontale cortex, die voor logica en taal zorgt, schakelt deels uit.
Daarom kun je tijdens een herbeleving niet altijd praten, niet redeneren, en niet reguleren. Je bént het trauma op dat moment – mentaal én lichamelijk.
Hoe ziet een herbeleving eruit?
Herbelevingen kunnen zichtbaar en intens zijn, maar ook subtiel en intern:
– Een paniekaanval in de supermarkt zonder duidelijke aanleiding.
– Een kind dat op school ‘plotseling agressief’ wordt na een bepaalde geur.
– Een volwassene die verstijft wanneer iemand onverwacht binnenkomt.
– Of iemand die zich volledig terugtrekt, terwijl het ogenschijnlijk een normale werkdag is.
Ze worden vaak verkeerd begrepen – als “irrationeel gedrag”, “overdreven gevoeligheid”, of “plotselinge stemmingwisselingen” – terwijl het in feite automatische beschermingsreacties zijn op niet-verwerkte ervaringen.
Impact op het dagelijks leven
Herbelevingen hebben verstrekkende gevolgen voor hoe iemand functioneert in de wereld:
– In werk: moeite met concentratie, vermijdingsgedrag, verzuim, burn-out.
– In relaties: onbegrip, conflicten, hechtingsproblemen.
– In het lichaam: chronische stress, slapeloosheid, fysieke klachten zonder medische oorzaak.
– In het zelfbeeld: gevoelens van schaamte, schuld, machteloosheid.
Veel mensen leven jarenlang in een soort constante staat van voorzorg – altijd alert, altijd op hun hoede voor de volgende trigger. En dus: altijd moe.
Waarom herbeleving geen terugval is
Een herbeleving voelt alsof alles weer misgaat. Alsof je opnieuw faalt. Maar vanuit traumaperspectief is het juist een teken dat je systeem nog steeds werkt – het probeert je te beschermen. Alleen gebruikt het nog de oude dreiging als maatstaf.
Herstel begint niet met vergeten, maar met erkennen. Met het langzaam leren verdragen van wat je toen niet kon voelen. Niet alleen met je hoofd, maar ook met je lijf.
Dissociatie – Wanneer je brein op afstand schakelt
“Soms is het alsof ik door een tunnel kijk. Ik hoor mensen praten, ik zie ze bewegen, maar het komt niet binnen. Dan lach ik en knik, maar vanbinnen ben ik er niet. Later weet ik niet meer wat ik heb gezegd. Of wat zij zeiden. Het is alsof ik tijdelijk ben verdwenen.”
— David (29), over zijn dissociatieve episodes na een jeugdtrauma
Waar herbeleving voelt als een innerlijke explosie, voelt dissociatie als een verdwijning. Niet terug het verleden in, maar juist uit het heden. Alsof er een knop wordt omgezet en jijzelf — je emoties, je gedachten, je lichaam — even wordt uitgezet.
Veel mensen herkennen het niet meteen als zodanig. Ze zeggen: “Ik voel me verdoofd.” Of: “Ik was er even niet bij.” Sommigen merken pas later dat ze zich niets meer herinneren van een gesprek of een gebeurtenis. Anderen zeggen dat ze zich voelden alsof ze naar zichzelf keken van buitenaf.
Wat is dissociatie?
Dissociatie is een overlevingsstrategie van het brein waarbij je tijdelijk wordt losgekoppeld van bepaalde aspecten van je ervaring: bewustzijn, geheugen, emoties, lichaamssensaties of zelfs identiteit. Het is een manier van het zenuwstelsel om te zeggen: dit is te veel – laten we dit niet voelen.
Er zijn verschillende vormen van dissociatie:
– Depersonalisatie – je voelt je los van jezelf of je lichaam, alsof je jezelf observeert.
– Derealistatie – de wereld voelt nep, wazig of alsof je in een film zit.
– Identiteitsverwarring – je weet niet goed wie je bent of waar je bent.
– Dissociatieve amnesie – je bent tijd of gebeurtenissen kwijt zonder duidelijke reden.
– Functionele bevriezing – je blijft handelen, maar voelt niets.
Wat gebeurt er in je brein en lichaam?
Tijdens dissociatie schakelt het zenuwstelsel over naar hypoarousal: een toestand van verminderde activiteit, energie, en bewustzijn. Deze reactie gaat vaak vooraf aan (of volgt op) een periode van intense dreiging of overprikkeling. Belangrijke kenmerken:
– De prefrontale cortex (je denkende brein) blijft actief, maar zonder toegang tot emotie of lichaamssensaties.
– Je spierstelsel ontspant niet, maar bevriest: het lichaam staat ‘aan’, maar zonder beweging.
– Je brein produceert minder stresshormonen, maar ook minder verbindingshormonen zoals oxytocine.
– Dit maakt dissociatie dubbel: aan de buitenkant kun je er ‘oké’ uitzien, terwijl je vanbinnen volledig afwezig bent. En dat maakt het vaak onzichtbaar – voor anderen én voor jezelf.
Dissociatie is adaptief – tot het dat niet meer is
Dissociatie is niet ‘gek’ of ‘zwak’, het is intelligent gedrag van een jong zenuwstelsel dat ooit geen andere keuze had. Als je klein bent en afhankelijk van je omgeving voor veiligheid, en die veiligheid ontbreekt, dan kun je niet weg. Dus ga je innerlijk weg.
Maar wat je ooit heeft geholpen om te overleven, wordt later vaak een obstakel om te leven. Dissociatie kan:
– Emotionele nabijheid moeilijk maken.
– Leidt tot black-outs of gaten in het geheugen.
– Verstoringen geven in tijdsbesef en identiteit.
– Verwarring oproepen: “Waarom voel ik niets?”
En misschien wel het meest schrijnende: het maakt heling lastig. Want om te helen moet je contact kunnen maken met je binnenwereld. Precies dat wat dissociatie tijdelijk blokkeert.
Impact op dagelijks leven
– In werk: mensen lijken afwezig, ongeïnteresseerd of ‘niet scherp’, maar zijn in feite overweldigd en afgesneden.
– In relaties: disconnectie, ‘koudheid’ of moeilijk contact maken met emoties.
– In de zorg: wordt vaak niet herkend – of verward met autisme, ADD, depressie, of zelfs luiheid.
– In het zelfbeeld: veel mensen denken dat ze iets mankeren, terwijl het een beschermingsmechanisme is.
Dissociatie is niet afwezigheid, maar overlevingsaanwezigheid
Iemand die dissocieert is er niet minder, maar op een andere manier aanwezig. In plaats van bewust, voelend en verbonden, is diegene gericht op veiligheid. Op onbewuste, automatische bescherming. En dat vraagt niet om correctie, maar om begrip, zorg en ruimte. Want pas als het veilig genoeg is, durft het systeem weer tevoorschijn te komen.
Visueel kader: Herbeleving vs. Dissociatie – wat voel je wanneer?
Kenmerk | Herbeleving (Hyperarousal) | Dissociatie (Hypoarousal) |
---|---|---|
Lichaamssensaties | Hartkloppingen, zweten, paniek | Verdoofd, koud, leeg, ‘ver weg’ |
Gevoel van tijd | Alsof het verleden nu gebeurt | Alsof de tijd stil staat |
Emotie | Angst, woede, verdriet | Niets voelen, vlak, onthecht |
Taal / Denken | Moeilijk praten, chaotische gedachten | Traag denken, verward, geen woorden |
Zelfbesef | “Ik ben weer daar, in het trauma” | “Ik ben niet hier, ik ben nergens” |
Reactie voor omgeving | Zichtbaar overstuur | Lijkt kalm of afwezig, maar is innerlijk weg |
Waarom herkennen we dit zo slecht?
Trauma leeft vaak in de schaduw. Het is niet zichtbaar aan de buitenkant, en vaak zelfs niet voor de persoon die het draagt. Zeker bij dissociatie is er zelden sprake van ‘een duidelijk verhaal’ dat je kunt navertellen. Er is alleen een gevoel van leegte, verwarring, of anders-zijn. En juist daarom blijft het vaak onherkend — thuis, op school, in de spreekkamer, op de werkvloer.
Taboe en misverstanden
We leven in een maatschappij die uitgaat van het idee dat we ons leven bewust en autonoom kunnen sturen. In dat wereldbeeld past dissociatie niet. Een staat waarin je tijdelijk ‘wegvalt’, je lichaam niet voelt, of geen herinnering hebt aan wat je zei of deed? Het wordt vaak gezien als vreemd, zwak, raar — of erger nog: als aandachttrekkerij.
Herbelevingen worden soms afgedaan als ‘drama’ of ‘emotionele instabiliteit’. Dissociatie wordt verward met desinteresse, onverschilligheid of dissociatieve stoornissen worden gezien als zeldzaam en extreem. Terwijl het in werkelijkheid gaat om veelvoorkomende reacties op overweldigende stress, en om mechanismen die ontstaan in onveilige omstandigheden waar het kind geen woorden voor had.
Onvoldoende herkenning in zorg, onderwijs en werk
Veel huisartsen, hulpverleners, leerkrachten en werkgevers herkennen de signalen niet, of onvoldoende. Niet uit onwil, maar omdat ze het nooit geleerd hebben. Dissociatie komt nauwelijks aan bod in reguliere medische of psychologische opleidingen. Trauma wordt vaak nog gereduceerd tot één gebeurtenis (een ongeluk, geweld, verlies), terwijl juist de langdurige, relationele of vroege trauma’s (complex trauma) vaak leiden tot dissociatie.
Bovendien werken veel systemen — zoals de GGZ, jeugdzorg en onderwijs — met modellen die uitgaan van symptomen, stoornissen en meetbare diagnoses. Wie niet in dat model past, valt buiten de boot. Veel mensen met trauma krijgen labels als ADHD, borderline, depressie of angststoornis, zonder dat het onderliggende trauma of dissociatieve mechanisme ooit wordt benoemd.
En: wat je niet benoemt, kun je ook niet behandelen.
De DSM en de grenzen van classificatie
De DSM (het handboek voor psychiatrische diagnoses) is gebaseerd op observeerbaar gedrag en symptomen, niet op context of geschiedenis. Dissociatieve symptomen staan er wel in, maar zijn onderbelicht en worden in de praktijk vaak overgeslagen.
Daarom worstelt de GGZ met mensen die veel symptomen hebben, maar niet ‘in één hokje’ passen. Terwijl juist deze mensen vaak kampen met dissociatie, chronische stress en complexe trauma’s. Het zijn de ‘moeilijke’ patiënten — of, zoals sommigen zeggen: de kanarie in de kolenmijn van de samenleving.
Trauma als maatschappelijk verschijnsel
Dissociatie en herbeleving zijn niet alleen persoonlijke reacties. Ze zeggen iets over de samenleving waarin ze ontstaan:
– Geweld: in gezinnen, op straat, in instellingen, in oorlogen.
– Armoede: chronische stress vanaf jonge leeftijd tast het ontwikkelende brein aan.
– Migratie: mensen op de vlucht leven vaak jarenlang in overlevingsmodus.
– Jeugdzorg: systemen die veiligheid moeten bieden, brengen soms juist nieuwe onveiligheid.
Wie leert om zichzelf te verdoven omdat voelen te gevaarlijk is, doet dat niet zonder reden. En wie dat vervolgens niet meer af kan zetten, heeft méér nodig dan een diagnose: die heeft erkenning nodig. Een andere manier van kijken.
Wat als we het anders zouden zien?
Wat als we dissociatie en herbeleving niet beschouwen als storingen, maar als sporen van wat ooit nodig was om te overleven? Wat als we trauma niet alleen zien als individueel, maar als iets wat systemisch, sociaal en cultureel wordt doorgegeven?
Dan wordt de vraag niet alleen: “Wat mankeert jou?”
Maar ook: “Wat is er met jou gebeurd?”
En verder: “Wat zegt dat over ons?”
Wat zegt de wetenschap?
De afgelopen twintig jaar heeft de wetenschap een inhaalslag gemaakt als het gaat om het begrijpen van trauma. Waar trauma vroeger vooral werd gezien als een psychologische wond die je ‘verwerkte’ door erover te praten, weten we inmiddels: trauma zit niet alleen in je hoofd, maar ook in je lichaam. En het laat sporen achter in het zenuwstelsel, het geheugen en zelfs in de genexpressie.
“Trauma is not the story of something that happened back then, it’s the current imprint of that pain, horror, and fear on mind and body.”
— Bessel van der Kolk, psychiater en auteur van The Body Keeps the Score
Wat gebeurt er in het brein bij trauma?
Neurowetenschappelijk onderzoek toont aan dat trauma drie belangrijke hersengebieden beïnvloedt:
* De amygdala, die gevaar detecteert, wordt overactief.
* De hippocampus, verantwoordelijk voor tijdsbesef en context, werkt minder goed — daarom voelt een herinnering als het heden.
* De prefrontale cortex, nodig voor logisch denken en zelfregulatie, schakelt deels uit.
Dat verklaart waarom herbelevingen zo levendig zijn, en waarom dissociatie vaak een afwezigheid van logica en emotie met zich meebrengt.
“De hersenen van mensen met trauma functioneren letterlijk anders. Dat is geen karakterprobleem, maar een neurologisch gegeven.”
— Onno van der Hart, emeritus hoogleraar psychotraumatologie
Lichaam en zenuwstelsel: polyvagaal en beyond
De polyvagaal theorie, ontwikkeld door Stephen Porges, heeft het denken over trauma en veiligheid fundamenteel veranderd. Zijn model laat zien dat ons zenuwstelsel continu inschat: Ben ik veilig, bedreigd of in levensgevaar?
Afhankelijk van dat antwoord schakelt het lichaam naar:
– Sociale betrokkenheid (veilig)
– Vlucht of vechtreactie (dreiging)
– Bevriezing of dissociatie (levensgevaar)
Deze theorie helpt verklaren waarom iemand dissocieert terwijl er ogenschijnlijk niets aan de hand is — omdat het lichaam die veiligheid niet voelt, ook al is het er rationeel wél.
Vroegkinderlijk trauma en ontwikkeling
Volgens onderzoek van o.a. Bruce Perry, Allan Schore en Dan Siegel is de ontwikkeling van het kinderbrein direct afhankelijk van co-regulatie met een veilige volwassene. Ontbreekt die, dan ontwikkelt het brein zich onder stress. En dat leidt tot:
– Een versmald ‘Window of Tolerance’
– Verhoogde stressgevoeligheid
– Grotere kans op latere dissociatie
De meeste dissociatieve klachten ontstaan dus niet bij ‘ernstige incidenten’, maar bij chronische, vroege onveiligheid — precies die ervaringen die vaak onder de radar blijven.
“Als we trauma willen begrijpen, moeten we het zenuwstelsel leren lezen.”
— Janina Fisher, traumatherapeut en docent
Wetenschap vs. klinische praktijk: een kloof
Hoewel de wetenschappelijke inzichten over trauma zich snel ontwikkelen, blijft de toepassing ervan in de praktijk achter:
– In de reguliere GGZ krijgt trauma vaak te weinig ruimte, of alleen binnen smalle definities zoals PTSS.
– Dissociatie wordt nog steeds ondergediagnosticeerd – veel behandelaars herkennen het niet of durven er niet aan te beginnen.
– In opleidingen komt lichaamsgericht werken of neurobiologische kennis nauwelijks aan bod.
Er is dus een groeiend verschil tussen wat we weten, en wat we dóen. En dat roept een belangrijke vraag op: Zijn we als samenleving trauma-geletterd genoeg?
Zijn we trauma-geletterd genoeg?
Misschien begint trauma-geletterdheid niet met kennis, maar met houding. Met het durven aannemen dat gedrag dat ‘vreemd’ of ‘onlogisch’ lijkt, in feite betekenisvol is. Dat wat afwijkt, iets probeert te beschermen.
Het vraagt van professionals én van ons allemaal dat we niet alleen kijken naar wat iemand doet, maar ook naar wat iemand heeft meegemaakt — en hoe het lichaam die ervaringen nog altijd met zich meedraagt.
Want trauma leeft niet alleen in individuen. Het leeft in gezinnen, systemen, instituties. En dus ook in hoe we zorg inrichten, hoe we onderwijs geven, hoe we elkaar bejegenen.
Hoe kom je hieruit?
Eruit komen betekent niet: ‘je trauma kwijtraken’. Het betekent: leren leven mét je geschiedenis, zónder dat die je beheerst. De herbelevingen worden minder intens, de dissociatie minder frequent. Je voelt weer grond onder je voeten, contact met jezelf, met anderen. Het verleden blijft deel van je verhaal — maar je bent het niet meer.
Dat herstelproces verloopt niet lineair. Het gaat met vallen en opstaan, en vaak ook met verwarring: Waarom voel ik nu ineens niets? Waarom raakt dit me zo hard? Waarom lijkt alles ‘normaal’, maar voel ik me niet veilig?
In dat proces kan een traumasensitieve coach van grote waarde zijn — mits de coach geen snelle oplossing belooft, maar ruimte biedt voor wat er is.
Wat helpt echt?
Herstel van trauma (en zeker van dissociatie en herbeleving) vraagt een combinatie van elementen:
1. Veiligheid – eerst en altijd
Niets kan helen zolang het lichaam zich niet veilig voelt. Een goede coach biedt een setting waarin niets ‘moet’, waarin emoties er mogen zijn, en waarin het zenuwstelsel langzaam leert: het is nu anders.
2. Lichaamsgericht werken
Omdat trauma zich in het lichaam nestelt, is alleen praten vaak niet genoeg. Veel coaches gebruiken methodes als:
– het maken van een levenslijn
– Ademwerk
– Grondingsoefeningen
– Somatic experiencing
– Focussen
– Neurogene tremoren (TRE)
Hiermee help je het lichaam om zich te ontladen, te reguleren en weer te voelen.
3. Bewustwording van overlevingsdelen
Traumasensitieve coaches (zoals geïnspireerd door het werk van Janina Fisher) werken met ‘delen’: de overlevingsdelen (zoals de bevriezer, pleaser, perfectionist) en het gekwetste kinddeel. Door die te herkennen, ontstaat compassie in plaats van zelfafwijzing.
“Oh, ik dissocieer niet omdat ik zwak ben — maar omdat mijn systeem denkt dat het moet.”
4. Co-regulatie
Herstel gebeurt niet in isolatie. Je zenuwstelsel leert veiligheid via de ander. Een coach die zelf gegrond en aanwezig is, fungeert als spiegel: “Je mag hier zijn, met alles wat je meebrengt.”
Dat effect is groter dan je denkt — het is letterlijk herprogrammering van het zenuwstelsel.
5. Zin geven aan je verhaal
Een coach helpt je ook om betekenis te geven aan je ervaring. Niet door het ‘mooi te maken’, maar door je te helpen jezelf te zien als iemand die heeft overleefd — en die nu mag kiezen hoe het verdergaat.
En wanneer is coaching niet genoeg?
Coaching is geen vervanging voor therapie bij ernstig of complex trauma. In sommige gevallen is een psychotherapeutische behandeling nodig — zeker als er sprake is van:
– Hevige herbelevingen of flashbacks
– Dissociatieve stoornissen of black-outs
– Zelfbeschadiging of suïcidale gedachten
– Ernstige hechtingsproblematiek
Een goede coach kent zijn of haar grenzen en werkt samen met andere professionals waar nodig.
Coaching als brug
Waar de GGZ vaak overbelast is of werkt met strikte protocollen, biedt coaching ruimte, relatie en tijd. Zeker als je al veel therapieën hebt gehad die niet raakten waar het echt om ging, kan een lichaamsgerichte coach juist dát bieden: aanraken zonder overrompelen, uitnodigen zonder forceren.
In die ruimte kun je leren voelen, verdragen, herinneren — en uiteindelijk: jezelf opnieuw bewonen.
Heling begint niet met het oprakelen van herinneringen, maar met het herstellen van verbinding: met je lijf, je emoties, je grenzen, je kracht. En soms begint dat bij iets heel eenvoudigs — iemand die zegt: ‘Ik ben hier. We doen dit samen. In jouw tempo.’”
Dissociatie en herbeleving als maatschappelijke spiegel
Dissociatie en herbeleving zijn meer dan alleen individuele reacties op trauma. Ze zijn een spiegel van onze samenleving — een maatschappij die worstelt met kwetsbaarheid, met onzichtbare pijn, en met de grenzen van wat we durven te zien en erkennen.
Ze vertellen het verhaal van kinderen die opgroeien in onzekerheid, van volwassenen die doorgaan terwijl ze zich van binnen leeg voelen, en van systemen die veiligheid beloven, maar soms juist falen. Ze zijn het stille protest van lichamen die zeggen: “Dit was te veel. Help mij om veilig te zijn.”
Een oproep tot bewustzijn
Als we deze signalen negeren, verergeren we het probleem. Als we ze durven te erkennen, opent zich een weg naar heling — niet alleen voor de persoon zelf, maar voor de hele samenleving.
Dat vraagt om:
– Meer trauma-geletterdheid in zorg, onderwijs en werk.
– Ruimte voor de verhalen achter het gedrag.
– Het doorbreken van taboes rondom emotie en kwetsbaarheid.
– Investeren in relaties die veiligheid bieden, van kleins af aan.
Het betekent niet dat we trauma ‘oplossen’ met een quick fix, maar dat we samen een cultuur creëren waar heling mogelijk is — waar dissociatie en herbeleving niet langer isoleren, maar verbinden.
Een slotbeeld
“De weg naar heling begint met één simpele erkenning: dat wat gebroken is, niet onherstelbaar is. Dat in elk mens, zelfs in die delen die lijken te verdwijnen, een kracht schuilt om weer te verschijnen.”
Laten we die kracht zien. Laten we die ruimte geven.

