Een moment van overweldiging
Er zijn momenten waarop het contact met de wereld om je heen plotseling vervaagt. Iemand zegt iets, er gebeurt iets kleins of groots — en ineens voelt het alsof er een luik onder je voeten openslaat. Je zakt weg. Je aandacht trekt zich terug uit het hier en nu, je lichaam neemt het over, je blik vernauwt zich. Je hoort nog wel wat er wordt gezegd, maar het komt niet binnen. Het is alsof jouw volwassen aanwezigheid plaatsmaakt voor iets ouds, iets kleins, iets dat je ooit moest wegstoppen om te kunnen blijven bestaan.
Op zulke momenten verdwijnt de buitenwereld en blijft er alleen een binnenwereld over die je met volle kracht opslokt: de eenzaamheid, de angst, het zwart gat, het gevoel dat je geen ruimte hebt, geen stem, geen richting. Alsof je terugvalt in een lengte, leeftijd, of toestand die veel jonger is dan jouw werkelijke jaren. Soms weet je zelfs precies hoe oud dat deel voelt — drie, één, babytje — alsof tijd even niet bestaat.
Wat er dan gebeurt, is geen bewuste keuze. Het is een innerlijke beweging die al lang geleden is ontstaan: delen van jou die ooit iets te dragen kregen dat te groot was voor jou als babytje of als kind, en die sindsdien onder de oppervlakte leven. Wanneer ze worden geraakt, nemen ze het van je over. Niet om je tegen te werken, maar om je te beschermen zoals ze dat altijd hebben gedaan.
In dit artikel wil ik verkennen hoe dat werkt: hoe verschillende innerlijke delen een rol spelen wanneer je het contact met anderen — en ook met mezelf — verliest. Wat er gebeurt in je lichaam, je bewustzijn en je emotionele beleving. En hoe je kan leren om op zulke momenten niet verder weg te zakken, maar juist aanwezig te blijven bij wat zich in je aandient.
Wanneer overweldiging je terugwerpt in een vroegere versie van jezelf
Er zijn momenten waarop een situatie je niet alleen raakt, maar overspoelt. Niet omdat er objectief iets groots gebeurt, maar omdat er iets in jou wordt aangeraakt dat veel ouder is dan je leeftijd doet vermoeden. Het is alsof een vroegere versie van jezelf plotseling naar voren stapt en het stuur overneemt.
Je merkt het aan je lichaam: je adem schiet omhoog, je hartslag versnelt, je spieren spannen zich aan. De wereld om je heen wordt kleiner, bijna tunnelvormig. Je kijkt niet meer echt, je fixeert. De ruimte die je normaal hebt om te voelen, te denken en te kiezen, trekt zich samen tot een smalle strook.
En van binnen gebeurt er iets subtiels maar ingrijpends: het volwassen bewustzijn — het deel dat overzicht heeft, taal vindt, kan relativeren — lijkt naar de achtergrond te verdwijnen. In plaats daarvan duwt een veel jonger innerlijk stuk zich naar voren. Een stuk dat ooit iets meemaakte dat te groot (of te klein) was, en dat sindsdien in zichzelf is blijven stilstaan. Het heeft zich verstopt en wil het nooit meer meemaken.
Je reageert dan niet op het moment zelf, maar op een echo ervan. Een oude ervaring die zich opnieuw meldt, met dezelfde emoties en dezelfde lichamelijke urgentie als toen.
Niet omdat je “dramatisch doet”, maar omdat een deel van jou nooit heeft kunnen afmaken wat er ooit begon: schrik, machteloosheid, eenzaamheid. Dat innerlijke fragment — ooit een manier om te overleven — bevriest in de tijd en blijft onder de oppervlakte wachten tot iets het triggert.
Overweldiging is dan niet alleen een huidige gebeurtenis, maar een botsing tussen toen en nu die zich binnenin je afspeelt.
Waarom het bewustzijn vernauwt bij overweldiging
Wanneer je iets meemaakt dat je systeem als bedreigend ervaart — of dat je herinnert aan een eerdere bedreiging — schakelt je lichaam over op een oeroud noodprogramma. Dat programma is ontworpen om je te beschermen, niet om te reflecteren. En bescherming vraagt snelheid, niet breedte van aandacht.
Je brein schakelt over naar overleving
In momenten van overweldiging komt de amygdala, het alarmsysteem van de hersenen, op de voorgrond te staan. Als dit gebeurt:
– de prefrontale cortex (waar reflectie, relativering, planning en taal zitten) gaat tijdelijk “offline”,
– het lichaam maakt stresshormonen vrij,
– het zenuwstelsel gaat in vecht-, vlucht- of bevriesstand.
De hersenen kunnen dan simpelweg geen uitgebreid bewustzijnsspectrum meer dragen. Alles richt zich op één ding: hoe kom ik hier doorheen?
Vernauwing dient een evolutionair doel
Brede aandacht is een luxe. In nood is het efficiënter om te focussen op één prikkel, één uitgang, één aanwijzing. Dat is waarom mensen in paniek vaak zeggen:
– “Ik zag niets meer om me heen”,
– “Ik hoorde je niet meer”,
– “Alles ging langs me heen.”
Het bewustzijn verkleint om energie te besparen en direct te kunnen handelen — zelfs als er feitelijk geen fysieke dreiging is.
Oude ervaringen kleuren de waarneming
Wanneer een vroegere pijn of schrik wordt geraakt, komt dat oude innerlijke deel naar voren. Dat deel kent alleen de toenmalige werkelijkheid: klein zijn, afhankelijk zijn, machteloos zijn. Daardoor interpreteert het brein de huidige situatie niet als “onprettig”, maar als “onveilig”.
In die toestand:
– verdwijnt de oriëntatie in tijd (je weet wel dat je volwassen bent, maar je voelt het niet),
– wordt je waarneming smal,
– verliest het lichaam contact met nuance en context.
Het brein zegt als het ware: “Dit lijkt op toen. Handel alsof het nog steeds toen is.”
Contact met het hier-en-nu is een functie van veiligheid
We kunnen alleen openstaan voor onze omgeving als we ons veilig genoeg voelen, als het kind in ons die veiligheid ervaart. Veiligheid is nodig voor:
– nieuwsgierigheid,
– verbinding,
– breed bewustzijn,
– creatief denken,
– empathie.
Als veiligheid voor het kind wegvalt — of zelfs maar bedreigd lijkt — wint het overlevingsprogramma het altijd van het “verbindende programma”.
Daarom kun je iemand recht in de ogen kijken en toch niets meer echt zien. De binnenwereld neemt het over, want die vraagt onmiddellijke aandacht. De buitenwereld verschrompelt tot decor.
Het lichaam kiest altijd voor overleving boven aanwezigheid
Vernauwd bewustzijn is geen fout van de psyche, maar een beschermingsmechanisme. Een slim, hardnekkig, oeroud systeem dat nu reageert op iets dat ooit wél levensbedreigend voelde.
Je verliest het contact met het hier-en-nu niet omdat je zwak bent, of “te veel voelt”, maar omdat een deel van je zenuwstelsel nog steeds geprogrammeerd staat om te overleven in plaats van te leven.
De innerlijke splitsing: wanneer delen van jezelf elkaar niet kunnen bereiken
In een overweldigend moment ontstaat er vaak een merkwaardige scheiding in jezelf. Aan de oppervlakte functioneer je misschien nog: je knikt, je luistert half, je reageert beleefd. Maar van binnen speelt zich iets heel anders af.
Eén deel van je is de volwassene die je nu bent — met woorden, overzicht, levenservaring. Die ziet dat je in een gesprek zit, dat de ruimte om je heen veilig is, dat het eigenlijk maar om iets kleins gaat.
Maar precies op datzelfde moment kan een veel jonger innerlijk stuk zich roeren. Dat deel heeft geen toegang tot dat volwassen perspectief. Het voelt alleen wat het toen voelde: urgentie, schrik, eenzaamheid, geen controle. Het probeert niet “lastig” te zijn; het vraagt simpelweg om ruimte, omdat het nog nooit helemaal is gezien.
En tussen die twee zit vaak nog een derde beweging: het overlevingsdeel dat probeert net als vroeger door te gaan. Dat zich groot houdt, relativeert, afleidt, sneller gaat praten, of juist helemaal stilvalt. Dit is het beschermende deel dat zegt: “Blijf functioneren. Laat niet merken wat er gebeurt. Gewoon doorlopen.”
Wanneer die drie tegelijk actief zijn, voel je hoe verwarrend het kan worden. Je lichaam zit in een oude noodstand, je volwassen zelf wil aanwezig zijn, en het beschermende stuk probeert er een strak deksel op te houden. Het resultaat is dat je uit contact raakt — niet alleen met anderen, maar ook met jezelf.
Het is dan niet zo dat je “verdwijnt”, maar dat je innerlijke delen elkaar op dat moment niet kunnen bereiken. Eén deel staat in het heden, het andere in het verleden, en het beschermende deel probeert de afstand daartussen te overbruggen door zich juist af te sluiten.

Hoe reageer je op zo’n moment van overweldiging?
Wanneer je merkt dat je wordt overspoeld, hoeft dat geen punt te zijn waarop je verdwijnt. Het kan juist een moment worden waarop je jezelf opnieuw leert vasthouden.
Als de ervaring je bekend voorkomt — iets wat je eerder hebt onderzocht, misschien met hulp van een coach of therapeut — kun je jezelf bijna geruststellen vanuit binnenuit. Je legt een hand op je hart, ademt wat dieper, en zegt in jezelf: “Ah, daar ben je weer. Ik herken je. Maar dit is nu, niet toen. Ik ben er.”
Je spreekt dan als de volwassene die je nu bent, tegen dat jongere deel dat opschrok. Niet om het weg te duwen, maar om het te laten weten dat het niet meer alleen hoeft te zijn. Dat het mee mag, maar niet hoeft te sturen.
En soms gebeurt het tegenovergestelde: je wordt geraakt door iets waarvan je geen idee hebt waar het vandaan komt. Geen herinnering, geen context, geen verhaal. Alleen de lichamelijke schrik, de vernauwing, de verwarring.
Juist dan helpt het om de ervaring niet meteen te willen begrijpen, maar te parkeren. In gedachten kun je dat jonge, onrustige stuk even optillen — niet om het te negeren, maar om het te troosten. Je zegt: “Ik zie dat je pijn hebt. Ik kom later bij je terug.”
En dat later komt dan ook echt. Op een rustiger moment, al dan niet met een coach, kijk je opnieuw naar wat zich heeft gemeld. Niet als een probleem dat moet worden opgelost, maar als een puzzelstukje dat zich aandient, omdat je er nu blijkbaar meer ruimte voor hebt.
Het gaat er niet om dat je jezelf repareert. Het gaat erom dat je leert aanwezig blijven bij wat in je opkomt — ook als je het nog niet kunt duiden — en dat je jezelf de tijd geeft om te begrijpen wat vroeger te groot was om te voelen.
En wat als dat niet lukt?
Soms is het ‘gewoon’simpelweg te veel. Je weet heus dat je kalm wilt blijven, dat je jezelf wilt vasthouden, dat je “tegen je binnenwereld wilt praten” zoals je hebt geleerd — maar het lukt soms ‘gewoon’ niet. De schrik is te groot, de vernauwing te sterk, de oude reflex te snel.
Dat is geen falen. Dat is biologie.
Op zulke momenten helpt het niet om nóg harder te proberen jezelf te reguleren vanuit je hoofd. Het hoofd is juist het deel dat op zo’n moment offline gaat. Wat wél werkt, zijn je zintuigen — omdat die direct schakelen met het deel van je hersenen dat verantwoordelijk is voor oriëntatie en veiligheid.
De zintuigen halen je terug naar het heden zonder dat je hoeft te “snappen” wat er gebeurt.
– Voel: de stoel onder je, je voeten op de grond, je hand tegen een muur of tafel, knijp in je arm.
– Kijk: zoek drie dingen in de ruimte die je ziet, en benoem ze in jezelf.
– Hoor: luister naar omgevingsgeluiden — verkeer, stemmen, een vogel, zelfs stilte.
– Ruik: iets wat sterk genoeg is om je aandacht op te trekken.
– Proef: het vieste snoepje of drankje dat er is.
Dit zijn simpele handelingen, maar ze doen iets essentieels: ze breken de automatische vlucht naar binnen, en laten je zenuwstelsel merken dat dit moment anders is dan het moment waarop je innerlijke alarm ooit is ontstaan.
Je komt niet meteen volledig terug — dat hoeft ook niet. Je hoeft alleen maar genoeg terug te komen om weer te kunnen ademen, om weer een beetje ruimte te voelen tussen jezelf en de gebeurtenis.
De rest volgt later, wanneer je systeem weer breed genoeg is om te voelen, te denken, te onderzoeken.
Heling is geen herhaling van vroeger
Heling betekent niet dat je jezelf steeds opnieuw en opnieuw en opnieuw laat terugzakken in het verleden, zoals Jung het ooit omschreef als het wegvallen in een complex (Lees de serie: ik-en-mijn-complex). Het gaat er niet om dat je de oude pijn opnieuw doorleeft alsof je weer klein bent. Dat is juist wat er vanzelf gebeurt wanneer je wordt overweldigd — en wat zo uitputtend kan zijn.

Werkelijke heling gebeurt wanneer je vanuit je volwassen bewustzijn naar dat jongere, gekwetste deel in jezelf kunt luisteren. Niet als toeschouwer, maar als iemand die verantwoordelijkheid kan dragen. Je wendt je naar binnen alsof je een kind benadert dat lang geleden probeerde te overleven in omstandigheden die te groot waren.
Dat betekent:
– woorden geven aan wat ooit woordloos was,
– erkennen hoe diep het verdriet zat,
– zien hoe weinig steun er toen beschikbaar was,
– en waarderen hoe dat kleine stuk van jou zich met alles wat het had staande probeerde te houden.
Je zegt als het ware: “Ik ben er nu. Ik ben volwassen. Ik kan voelen wat jij toen voelde zonder eraan onderdoor te gaan. Jij hoeft niet meer te overleven, niet meer te verdwijnen, niet meer te dragen wat veel te zwaar was. Je mag hier zijn, precies zoals je bent.”
Heling is dus geen herbeleving, maar een nieuwe verhouding tot wat je ooit hebt meegemaakt. Je kijkt niet terug als het kind dat het moest doorstaan, maar als de volwassene die nu kan zorgen, troosten, begrenzen en beschermen. Het is weer een onderdeel van je levenslijn zichtbaar maken. Het is een stukje van je ziel terughalen.
Het is het moment waarop je innerlijk zegt: “Kom maar. Je bent welkom. Ik laat je niet meer alleen.”