Geboortetrauma: baby 24 uur bijkomen – vervolg
In het eerste artikel over het geboortetrauma voor een baby die door de zware bevalling 24 uur in de wieg met rust gelaten wordt, bekeken we naar de historie en we onderzochten wat de psychologische en het ontwikkelings perspectief is. Hier bekijken we het vanuit Neurologisch perspectief; Filosofisch perspectief; Spiritueel perspectief.
Stress, hersenontwikkeling en epigenetische imprinting na vroege scheiding
We weten inmiddels dat vroege scheiding niet alleen psychologische en gedragsmatige sporen nalaat, maar ook diep in het lichaam zelf wordt ingeschreven – in zenuwbanen, hormonale systemen en zelfs in genregulatie. In dit deel onderzoeken we wat er op neurologisch niveau gebeurt wanneer een pasgeborene – juist in dat cruciale eerste etmaal – de nabijheid van de moeder wordt onthouden.
Het babybrein: een bouwplaats in volle activiteit
Een pasgeborene is neurologisch gezien een werk in uitvoering. Het brein is bij geboorte slechts gedeeltelijk ‘af’:
– Slechts 25% van het volwassen breinvolume is ontwikkeld bij geboorte.
– Cruciale gebieden zoals de prefrontale cortex (voor regulatie en aandacht) zijn nog rudimentair.
– De amygdala (emotieherkenning en -reactie) en de hippocampus (geheugen) zijn al actief maar extreem beïnvloedbaar.
Wat dat betekent? Het brein van de baby is hoog-plastisch: het vormt zich naar input. Neurale netwerken worden aangelegd op basis van ervaring. Ervaringen van nabijheid, stress, verzorging en ritme worden letterlijk in de bedrading van het brein ingeweven.
Bij vroege scheiding ontbreekt deze input of wordt ze vervangen door prikkels van isolatie, angst of ontregeling. En dus wordt het brein geprogrammeerd op hyperwaakzaamheid, disregulatie, of zelfs onveiligheid als default-stand.
De stressrespons: een systeem zonder buffer
Bij een gezonde geboorte is de stressrespons van het kind tijdelijk verhoogd – een natuurlijke reactie op de overgang van baarmoeder naar buitenwereld. Maar deze activatie wordt normaal gesproken gebufferd door direct contact met de moeder: warmte, geur, hartslag, zuigen aan de borst.
Bij scheiding mist deze co-regulatie. De HPA-as (de stress-as van het lichaam: Hypothalamus – Hypofyse – Bijnieren) blijft geactiveerd. Er worden hogere niveaus van cortisol geproduceerd – het primaire stresshormoon. Bij langdurige activatie ontstaat:
– Verminderde stressbuffering op lange termijn
– Hyperactiviteit van de amygdala (overgevoeligheid voor gevaar)
– Onderontwikkeling van de hippocampus (slecht geheugen voor positieve ervaringen)
– Slechtere connectiviteit met de prefrontale cortex (minder impulscontrole)
In MRI-scans van kinderen met vroege scheidingservaringen (zoals bij postnatale ziekenhuisopname of institutionalisering) zien we:
– Verhoogde amygdala-activiteit
– Verminderde hippocampale volumes
– Atypische functionele connecties tussen hersengebieden
Het brein leert als het ware: “veiligheid is zeldzaam, waakzaamheid is normaal”.
Epigenetica: het geheugen van de ervaring
De grootste doorbraak in de afgelopen decennia is misschien wel de ontdekking van epigenetische veranderingen. Dit zijn aanpassingen in hoe genen tot expressie komen, zonder dat het DNA zelf verandert.
Eén van de meest invloedrijke onderzoeken op dit gebied komt van Michael Meaney en Moshe Szyf (McGill University). Zij onderzochten ratjes die na geboorte:
– Ofwel intensief gelikt en verzorgd werden door de moeder
– Ofwel weinig aandacht kregen
De ratjes die weinig verzorging kregen, hadden:
– Hogere cortisolspiegels
– Een blijvend verhoogde stressreactie
– Een epigenetische methylatie van de glucocorticoïdreceptor-genen (GR) in de hippocampus – wat leidde tot minder stressregulatie
Toen dit experiment bij mensen werd herhaald (bijvoorbeeld bij kinderen die na geboorte gescheiden waren van hun moeder of in instellingen verbleven), zagen onderzoekers vergelijkbare epigenetische patronen:
– Veranderde expressie van stressregulerende genen
– Gevoeligheid voor angststoornissen en depressie
– Verhoogde kwetsbaarheid voor trauma
Met andere woorden: de ervaring van scheiding schrijft zich niet alleen in de hersenen, maar ook in de genen – als een stil biologisch geheugen.
Kritieke vensters: het belang van timing
De neurobiologie kent het concept van kritieke of sensitieve perioden: tijdvensters waarin bepaalde ervaringen een disproportioneel grote impact hebben op de ontwikkeling. Bij hechting en stressregulatie wordt vaak het eerste levensjaar genoemd, maar de eerste dagen zijn extra gevoelig voor:
– Oxytocine-sensitiviteit: Oxytocine (het ‘hechtingshormoon’) piekt bij huid-op-huidcontact. Als dit niet plaatsvindt, is de oxytocine-afgifte lager en is het systeem minder gevoelig.
– Affectieve netwerken: De neurale netwerken voor emoties en beloning (dopamine) worden vroeg aangelegd en beïnvloed door sociale interactie.
– Zintuiglijke integratie: Huid, geur, stem – alles draagt bij aan een multisensoriële ervaring die het brein gebruikt om veiligheid te coderen.
Wordt deze input gemist of verstoord, dan:
– Worden alternatieve circuits geactiveerd (voor overleving, niet verbinding)
– Is de kans groter dat de baby later moeite heeft met hechting, regulatie en vertrouwen
Dit is vergelijkbaar met taalontwikkeling: een baby die nooit taal hoort, mist de kritieke fase om het nog volledig te leren. Zo werkt het ook met emotionele communicatie en neurologische veiligheid.
Herstel en plasticiteit: is het brein te helen?
De neurologische schade die vroege scheiding kan veroorzaken, is reëel – maar niet onomkeerbaar. Het brein is bijzonder plastisch in de eerste jaren. Herstel is mogelijk, vooral bij:
– Vroeg herstel van nabijheid (binnen dagen/weken)
– Intensieve zorg door sensitieve verzorgers
– Therapeutische interventies zoals lichaamsgerichte therapie, ouder-kindinterventies, trauma-gevoelige benaderingen
MRI-studies bij kinderen die later in liefdevolle gezinnen kwamen, tonen aan dat sommige hersenstructuren zich kunnen herstellen of reorganiseren. Connectiviteit kan toenemen, stressresponsen kunnen normaliseren. De biologie is niet statisch – ze is relationeel gevormd én hervormbaar.
Toch geldt ook: hoe eerder de onderbreking, hoe fundamenteler de impact. Het missen van dat eerste uur huid-op-huid of die eerste nacht van nabijheid is niet zomaar ‘in te halen’ – het is als een ontbrekend hoofdstuk in een boek dat al geschreven wordt.
Een metafoor: het brein als orkest
Stel je het brein van de baby voor als een orkest dat zich nog moet stemmen. De dirigent (de moeder) is de eerste die binnenkomt. Ze geeft de toon aan: rust, warmte, stem, aanraking. De instrumenten stemmen zich naar haar af.
Als ze er niet is, stemmen de instrumenten zich op zichzelf – onrustig, onsamenhangend. Er ontstaat dissonantie. En hoewel later alsnog een dirigent binnenkomt, is de basis al veranderd.
Het babybrein is geen passieve ontvanger van zorg, maar een actieve verwerker. Als de zorg ontbreekt, verandert de verwerking – en daarmee de structuur.
KORTOM: Vroege scheiding van moeder en kind laat zich niet alleen voelen in gedrag of emoties, maar drukt zich letterlijk uit in hersenstructuren, zenuwbanen en genexpressie. Het stresssysteem, het hechtingsnetwerk en de emotionele verwerking worden in deze periode geprogrammeerd – met blijvende gevolgen.
Hoewel herstel mogelijk is, vraagt dat vaak meer dan alleen ‘later alsnog goede zorg’. Het vereist gerichte, bewuste aandacht voor het verlies van die vroege verbinding – én erkenning van de diepe imprint die dat verlies kan achterlaten.
Over identiteit, ethiek en de existentiële betekenis van aanraking
De voorgaande delen van dit essay hebben de psychologische, ontwikkelingsgerichte en neurologische effecten van vroege scheiding tussen moeder en kind belicht. In dit filosofische luik verschuiven we de blik: van meetbare effecten naar betekenisvolle vragen. Want achter data, hersenactiviteit en hechtingspatronen schuilt iets fundamentelers:
Wat betekent het om als mens geboren te worden in afwezigheid? Wat zegt vroege scheiding over ons mensbeeld, onze ethiek, en onze verhouding tot kwetsbaarheid?
Filosofie is hier geen aanvulling op de wetenschap, maar een verdieping ervan. Waar de psychologie de wonden benoemt, vraagt de filosofie naar hun plaats in het mens-zijn.
Het lichaam als oorsprong van het zelf
Filosofen van de fenomenologie, zoals Maurice Merleau-Ponty, benadrukken dat het zelf niet ontstaat in de geest, maar in het lichaam. Wij zijn geen geesten in een machine, maar lichamen die de wereld ervaren via aanraking, ademhaling, beweging en zintuiglijke interactie.
Een pasgeborene kent zichzelf niet via taal, noch via reflectie. Het kent zichzelf via:
– De aanraking van een huid die hem beantwoordt
– Het ritme van een ademhaling tegen het eigen gezicht
– De geur van een ander die voelt als “de mijne”
– De veiligheid van gedragen worden
Als deze lichamelijke spiegeling ontbreekt, ontstaat een fundamentele breuk: het lichaam wordt een plaats van discontinuïteit. Of zoals de Franse psychoanalyticus Françoise Dolto stelde: “Een kind dat niet wordt aangeraakt, leert niet dat het bestaat.”
De filosofische vraag luidt hier:
Is het mogelijk om een zelf te worden, als niemand je bevestigt in je lichamelijk bestaan?
De eerste aanraking als ethische gebeurtenis
De filosoof Emmanuel Levinas beschrijft ethiek als iets wat ontstaat in het gelaat van de ander – in het moment dat we worden aangesproken door kwetsbaarheid, en verantwoordelijkheid ervaren. Wat gebeurt er als dat gelaat er niet is? Of als de ander die verantwoordelijkheid ontwijkt, uit medische gewoonte, uit systeemdruk?
De eerste aanraking van een kind – of het uitblijven daarvan – is geen neutrale gebeurtenis. Het is een ethisch moment: het markeert of het kind wordt erkend als iemand, of slechts als iets.
Wanneer we een kind direct na de geboorte wegleggen “om bij te komen” zonder nabijheid, zonder stem, zonder huid-op-huid, dan stellen we onbewust een keuze:
Erken ik je als een ander wezen met behoefte aan contact – of behandel ik je als een lichaam dat eerst moet ‘functioneren’ voor het bemind kan worden?
Levinas zou zeggen: dit is het hart van ethiek – erkenning vóór begrip. Het kind is niet pas iemand als het ‘werkt’, ademt, of huilt – maar omdat het verschijnt.
Vroege scheiding als existentiële ervaring van verlies
Filosofen als Martin Heidegger en later Jean-Paul Sartre wezen op het gegeven dat het mens-zijn doordrongen is van een zekere ‘geworpenheid’: we worden in de wereld geworpen, zonder dat we daarom gevraagd hebben. Geboorte is geen keuze, maar een feit dat ons overkomt.
Maar wat gebeurt er als die geboorte direct gepaard gaat met verlies?
Niet verlies van leven, maar verlies van verbinding – het gemis van nabijheid op het moment dat alles onbekend is.
Vroege scheiding kan dan gelezen worden als een oerervaring van verlatenheid. Een fundamentele boodschap – niet in woorden, maar in stilte – dat de wereld niet vanzelfsprekend responsief is.
Daarin ligt de existentiële diepte van dit onderwerp:
Wat betekent het om het leven te beginnen met afwezigheid?
Welke inscriptie laat dat achter op hoe we later de wereld tegemoet treden, op onze grondstemming van vertrouwen of wantrouwen, hoop of kilte?
Zoals de Zwitserse psychiater Alice Miller ooit schreef:
“Wie als kind geen gehoor vond, zoekt als volwassene naar stemmen die zijn bestaan bevestigen.”
De moderniteit en het vergeten van kwetsbaarheid
We kunnen de praktijk van het ‘wegleggen van baby’s na een zware bevalling’ ook lezen als een uitdrukking van een modern mensbeeld. Een mensbeeld waarin:
– Functioneren boven voelen gaat
– Protocol boven relatie
– Efficiëntie boven aanraking
In de twintigste eeuw ontstond een medische cultuur waarin baby’s werden gezien als “nog niet echt mensen” – wezens zonder pijnervaring, zonder geheugen, zonder psychologische betekenis. Pas recent erkent men dat een baby geen tabula rasa is, maar een gevoelig en relationeel wezen vanaf het eerste moment.
De Franse filosoof Michel Foucault zou deze scheiding analyseren als een ‘biopolitieke’ beslissing: de macht van instellingen (zoals ziekenhuizen) om te bepalen wat als belangrijk leven wordt gezien – en wat niet. De ervaring van het kind werd daarin gemarginaliseerd ten gunste van het systeem.
Hier rijst een ethische en politieke vraag:
Wat betekent het dat we ooit dachten dat baby’s geen nabijheid nodig hadden? Wat zegt dat over ons – over hoe wij omgaan met kwetsbaarheid?
Wat zijn we verschuldigd aan het kind?
Als we het kind erkennen als een ander subject, als iemand met behoefte aan bevestiging en nabijheid, dan roept dat de vraag op naar onze morele verantwoordelijkheid.
Wat zijn we, als ouders, artsen, verzorgenden, maatschappij, verschuldigd aan het pasgeboren kind?
De Duitse filosoof Hans Jonas stelde dat het kind het ultieme voorbeeld is van de ‘kwetsbare ander’ die volledig afhankelijk is van onze zorg. In zijn boek Het principe verantwoordelijkheid schrijft hij dat echte ethiek begint waar de ander nog geen stem heeft, maar wel geraakt kan worden.
De pasgeborene stelt dus niet slechts medische vragen – maar ethische:
– Kiezen we voor nabijheid boven afstand?
– Zien we het kind als persoon vóórdat het kan spreken?
– Erkennen we de ervaring van het kwetsbare lichaam als moreel gegeven?
Als we deze vragen serieus nemen, dan verandert ook onze blik op het ‘even alleen laten’ van een kind. Dat wordt niet langer een logistieke handeling, maar een ethische beslissing met existentiële consequenties.
KORTOM: Vroege scheiding is geen enkelvoudig incident, maar een existentieel gebaar. Een moment waarin de wereld wel of niet antwoordt op het verschijnen van een mens. Filosofisch gezien raakt het aan de kern van wie we zijn – als lichaam, als relationeel wezen, als ethisch subject.
Het raakt aan de vraag: Word ik gezien, erkend, aangeraakt – of niet?
Dat antwoord wordt niet gegeven in woorden, maar in de nabijheid (of afwezigheid) van een ander. En het echoot – soms een leven lang.
Over ziel, incarnatie en de kosmische dimensie van geboorte
In dit laatste deel van het essay naderen we het meest subtiele, maar misschien ook het meest wezenlijke perspectief: het spirituele. Daar waar psychologie, neurologie en filosofie het zichtbare en tastbare beschrijven, betreedt spiritualiteit het domein van het onzichtbare: de ziel, de intentie van incarnatie, en de diepere lagen van verbinding en betekenis.
Velen zullen hier afhaken, anderen zullen juist thuiskomen. Want spirituele dimensies laten zich niet bewijzen, maar kunnen wél diep worden ervaren.
We benaderen dit thema met bescheidenheid. Niet met claims, maar met vragen. Niet om te overtuigen, maar om ruimte te maken voor andere vormen van weten.
Wat is de ziel, en wat betekent het om te incarneren?
In veel spirituele tradities – van het boeddhisme tot het soefisme, van antroposofie tot sjamanisme – wordt de geboorte niet gezien als het begin van het leven, maar als de doorgang van een bestaand bewustzijn naar het aardse bestaan. De ziel, die al bestaat vóór het lichaam, kiest (of wordt geleid naar) een fysiek bestaan – een incarnatie.
Deze incarnatie is geen vanzelfsprekendheid. Het is een proces:
– Van overgave aan de zwaarte van het lichaam
– Van intrede in de beperkingen van tijd, materie, ruimte
– Van verbinding met het aardse door aanraking, liefde, aanwezigheid
Rudolf Steiner, grondlegger van de antroposofie, sprak over het “indalen van de ziel”. Volgens hem gebeurt dit geleidelijk, met een bijzonder intens moment rondom de geboorte: het moment dat de ziel zich werkelijk begint te verankeren in het fysieke lichaam. Dat vraagt veiligheid, warmte, nabijheid – want de ziel is gevoelig.
Wat doet vroege scheiding met het proces van incarneren?
Als we deze zienswijze aannemen, kunnen we vroege scheiding begrijpen als een verstoring van de landing. De ziel komt op aarde in een kwetsbare toestand, en verwacht verwelkomd te worden:
door een hartslag die vertrouwd is, een geur die veiligheid ademt, een aanraking die zegt: “je bent hier, en je bent welkom.”
Als die ontvangst uitblijft – wanneer het kind direct na de geboorte in een wieg of couveuse wordt gelegd, zonder huid-op-huidcontact, zonder geborgenheid – dan voelt de ziel misschien:
– De wereld is koud
– Ik ben alleen
– Hier is geen plaats voor mij
– Mijn komst wordt niet gezien
Verschillende spirituele leraren (zoals Thomas Hübl, Gabor Maté, Caroline Myss) wijzen op de mogelijkheid dat zulke ervaringen zich inschrijven als een diep existentiële leegte: een gevoel van afgesneden zijn van oorsprong, van niet-welkom zijn in de wereld.
Dat hoeft niet bewust te zijn. Maar het resoneert later als:
– Een vaag maar knagend gevoel van ontheemd zijn
– Moeite met aarding, met volledig “hier zijn”
– Een diep verlangen naar verbinding dat nooit helemaal vervuld raakt
– Een gevoel van spirituele eenzaamheid – zelfs in gezelschap
De mens leeft dan alsof hij nooit helemaal is aangekomen.
Spirituele littekens en zielsverlies
Sommige tradities spreken in dit verband over soul loss – een verlies van een deel van de ziel bij traumatische ervaringen. In sommige tradities wordt geloofd dat, bij heftige ervaringen (zoals verlatenheid, geweld, shock), een deel van de ziel zich terugtrekt om zichzelf te beschermen. Dat deel ‘bevriest’ buiten het lichaam, wachtend op herstel.
Ook bij vroege scheiding zou zo’n zielsverlies kunnen plaatsvinden:
– Een energetisch fragment blijft achter in de tussenruimte tussen ziel en lichaam
– De persoon ontwikkelt zich fysiek, mentaal, zelfs sociaal – maar zonder volledige belichaming
– Er is een onverklaarbaar gevoel van incompleetheid
Het resultaat is wat men in sommige spirituele stromingen ‘incarnatieproblematiek’ noemt:
– Niet goed kunnen landen in het lichaam
– Moeite met voelen, met aanwezig zijn in het nu
– Overleven in plaats van leven
– Chronisch gevoel van heimwee, zonder te weten waarnaar
Spirituele genezing: hoe vindt de ziel haar weg terug?
Spirituele heling is niet iets wat van buitenaf opgelegd wordt. Het is een innerlijke beweging van herstel, van herinneren, van weer durven landen in het lichaam. Maar dat kan alleen als de condities veilig genoeg zijn.
Genezing van vroege scheiding op zielsniveau vraagt:
– Rituelen van erkenning – het onder ogen zien van wat ontbrak
– Lichaamsgerichte praktijken – zoals ademwerk, trauma-informed yoga, somatic experiencing
– Innerlijk kindwerk – de gebroken verbinding helen via liefdevolle imaginatie
– Zielsherinnering – via meditatie, regressietherapie of energetisch werk
– Relatie – met een ander die getuige kan zijn van de oude pijn, zonder oordeel
In sommige rituelen wordt letterlijk een soul retrieval gedaan: een ceremoniële uitnodiging aan het verloren zielsdeel om terug te keren. In westerse termen zou je kunnen spreken van terugkeren in jezelf, thuiskomen in je zijn.
Want de ziel is niet weg – ze wacht. Op welkom. Op aanraking. Op erkenning.
Wat vraagt dit van ons, als bewuste volwassenen?
Als we accepteren dat vroege ervaringen spirituele littekens kunnen achterlaten, dan vraagt dat iets van ons. Niet alleen als ouders of zorgverleners, maar als mensen die samen een cultuur vormen.
Het vraagt:
– Bewustzijn van het mysterie van geboorte – niet als biologisch proces, maar als spirituele overgang
– Erkenning van het kind als drager van ziel – volwaardig vanaf het eerste moment
– Verantwoordelijkheid om veilige incarnatie te bieden – door aanraking, aandacht, aanwezigheid
– Eerbied voor kwetsbaarheid – als toegangspoort tot werkelijke menselijkheid
Zoals psychotherapeut Thomas Hübl zegt: “Trauma is niet alleen een persoonlijke wond, maar een plek waar het leven stokte. Als we die plek aanraken met liefde, kan het leven weer stromen.”
Voor wie ooit als baby gescheiden werd van moeder of aanraking, is die heling niet alleen psychologisch of neurologisch – maar ook spiritueel. Het is de weg van terugkeren, incarneren, en het diep doorvoelde besef: ik ben hier, en ik hoor hier te zijn.
KORTOM: In spirituele zin is vroege scheiding niet slechts een gebrek aan aanraking, maar een verlies aan erkenning van zijn. Het is een breuk in het proces van incarneren – een schok die de ziel kan doen terugdeinzen.
Toch is dit geen doodlopende weg. In elke aanraking, elke blik van liefde, elke daad van bewustzijn ligt een uitnodiging besloten:
Kom maar terug. Je bent welkom.
En misschien ligt daar onze diepste opdracht – niet alleen als ouders, maar als mensen:
Elkaar helpen landen. In het leven. In het lichaam. In het hier.
“De ziel is teder, de wereld is luid. Maar in elke echte aanraking fluistert ze: ‘Ik ben hier.’”
HET EERSTE MOMENT
Er is een moment dat alles bepaalt – een moment dat geen woorden kent, geen herinnering achterlaat, en toch voor altijd voelbaar blijft. Het is het moment waarop een mens geboren wordt. Niet slechts lichamelijk, maar relationeel, psychologisch, neurologisch, existentieel en spiritueel.
In deze artikelen hebben we verkend wat er gebeurt als dat moment – of in ieder geval de eerste 24 uur erna – niet gevuld wordt met nabijheid, maar met afwezigheid. Wat betekent het als een baby, juist na de immense overgang van de geboorte, niet wordt gedragen, aangeraakt, gevoed, geliefkoosd – maar wordt weggelegd, om “bij te komen”?
Vanuit een psychologisch perspectief zagen we hoe deze vroege scheiding het fundament raakt van hechting, stressregulatie en het zelfbeeld. Ontwikkelingspsychologisch leerden we hoe deze verstoring zich kan vertalen naar gedragsproblemen, emotieregulatie, en sociale relaties. Neurologisch ontdekten we dat het brein en zelfs de epigenetica zich vormen naar deze eerste ervaring – met structurele en blijvende gevolgen. Filosofisch werden we geconfronteerd met vragen over menselijkheid, ethiek en erkenning. En spiritueel raakten we aan de mogelijkheid dat de ziel zelf moeite kan hebben met landen – en een leven lang blijft zoeken naar een thuis in het lichaam.
En toch…
Deze artikelen zijn geen aanklacht. Geen schuldverklaring aan ouders, zorgverleners of systemen die deden wat ze dachten dat goed was – of wat de tijd van hen vroeg.
Het is een herinnering. Een herinnering aan de ongekende kracht van het eerste contact. Aan de waarde van nabijheid. Aan het mysterie van verschijnen. Aan de verantwoordelijkheid die we dragen – niet als beheerders van lichamen, maar als hoeders van beginervaringen.
Want alles begint ergens.
En hoe we beginnen, bepaalt hoe we onszelf – en elkaar – leren voelen.
Als welkom.
Of als alleen.
Laten we daarom zorg dragen voor het eerste moment. Niet alleen met handen, maar met hart. Niet alleen met kennis, maar met wijsheid.
Zodat elk mens mag landen in een wereld die zegt: “Je bent hier. En je bent welkom.”