Hoogbegaafdheid in alle soorten en maten
Wanneer we het woord hoogbegaafd horen, denken we vaak automatisch aan een hoog IQ, snelle denkers of uitzonderlijke prestaties. Alsof hoogbegaafdheid begint en eindigt bij een getal boven de 130. Maar wie werkelijk in gesprek gaat met hoogbegaafde mensen, ontdekt al snel een veel rijker en complexer verhaal – een verhaal van intensiteit, gevoeligheid, creativiteit en diepe innerlijke activiteit.
Toch blijven veel van die ervaringen onzichtbaar. In de hulpverlening wordt vaak gezocht naar diagnoses; in het onderwijs naar prestaties. Daardoor krijgen veel hoogbegaafden niet de herkenning of ondersteuning die ze nodig hebben – juist omdat hun binnenwereld zelden past binnen de hokjes die we gewend zijn.
In een eerder artikel bespraken we het belang van labels – mits je ze gebruikt als richtingaanwijzer en niet als eindpunt. Een goed gekozen label kan erkenning en houvast geven, terwijl een onzorgvuldig label juist kan uitsluiten of verwarren. Dat geldt ook voor het steeds vaker gehoorde begrip “überhoogbegaafdheid”. Hoewel het een poging is om recht te doen aan extreme vormen van intensiteit, blijkt in de praktijk dat die intensiteit vaak voortkomt uit wat we nu zullen bespreken: de overexcitabilities. Het gevaar is dat we mensen overlabelen, en daarmee anderen uit de boot laten vallen.
Dit artikel vormt daarmee de verbindende schakel: het laat zien hoe we voorbij IQ en abstracte begrippen kunnen kijken, en via overexcitabilities meer inzicht krijgen in de innerlijke variatie en intensiteit die zo kenmerkend is voor veel hoogbegaafde (en vaak miskende) mensen.
Hoogbegaafdheid is geen cijfer: de rijkdom van overexcitabilities
Wanneer we het woord hoogbegaafd horen, denken we vaak automatisch aan een hoog IQ, snelle denkers of uitzonderlijke prestaties. Alsof hoogbegaafdheid begint en eindigt bij een getal boven de 130. Maar wie werkelijk in gesprek gaat met hoogbegaafde mensen, ontdekt al snel een veel rijker en complexer verhaal – een verhaal van intensiteit, gevoeligheid, creativiteit en diepe innerlijke activiteit.
Hoogbegaafdheid is geen vorm – het is een landschap
Hoogbegaafdheid is geen vaststaande categorie, maar een breed landschap van menselijke beleving. Sommigen excelleren in het onderwijs, anderen vallen er volledig buiten. De één zoekt structuur, de ander schept in chaos. De één bruisend en extravert, de ander introvert en reflectief. En juist die enorme variatie maakt hoogbegaafdheid voor velen onzichtbaar of ongrijpbaar – in de klas, bij hulpverleners, of zelfs binnen het eigen gezin.
Hoe breng je zo’n innerlijke rijkdom in beeld zonder te vervallen in simplificatie?
Het andere verhaal: overexcitabilities (OE’s)
De Poolse psycholoog Kazimierz Dąbrowski (1902–1980) reikte een bril aan waardoor we anders naar deze mensen kunnen kijken. In zijn Theory of Positive Disintegration introduceerde hij het begrip overexcitabilities: een verhoogde gevoeligheid of intensiteit van waarnemen en reageren op de wereld.
Hij onderscheidde vijf gebieden waarop die intensiteit zich kan uiten:
* Psychomotorisch – een innerlijke rusteloosheid, hoge energie, drang tot actie en beweging.
* Sensorisch – sterke gevoeligheid voor geluiden, smaken, licht, textuur; intense zintuiglijke beleving.
* Intellectueel – diepgaande nieuwsgierigheid, drang tot begrijpen, analyseren en abstract denken.
* Imaginatief – rijke fantasie, levendige innerlijke werelden, symbolisch of beeldend denken.
* Emotioneel – intense gevoelens, diepe empathie, rechtvaardigheidsgevoel, sterke innerlijke betrokkenheid.

Deze vijf vormen van intensiteit zijn geen “symptomen” of afwijkingen, maar innerlijke kenmerken die bij veel hoogbegaafde mensen sterk aanwezig zijn – zij het in unieke combinaties en verhoudingen.
Waarom IQ-testen tekortschieten
Een IQ-test meet een beperkte vorm van cognitief vermogen binnen een strak afgebakend kader. Wat het niet meet: creativiteit, intuïtie, morele gevoeligheid, associatief denken, of emotionele intensiteit. Het negeert daarmee precies die elementen die voor veel hoogbegaafden bepalend zijn voor hun manier van in de wereld staan.
Een IQ-score kan wel iets zeggen over abstract redeneervermogen, maar niets over hoe iemand voelt, beleeft, worstelt of groeit.
En erger nog: het reduceren van hoogbegaafdheid tot een IQ-cijfer sluit juist díe mensen buiten die het moeilijkst worden gezien. De creatieve drop-out, de gevoelige aanpasser, het kind dat onderpresteert door zintuiglijke overprikkeling – allemaal raken ze uit beeld zodra de focus versmalt tot een getal.
Overexcitabilities als spiegel van innerlijke beleving
Wat Dąbrowski’s benadering zo waardevol maakt, is dat het ruimte geeft aan diversiteit. Iedereen heeft alle vijf OE’s in zekere mate, maar de intensiteit varieert per persoon. Bij hoogbegaafden zijn ze gemiddeld sterker aanwezig – maar zelden gelijk verdeeld. En dát geeft zicht op wie iemand werkelijk is. Als je dus bedenkt dat deze 5 overexcitabilities in 5 verschillende posities (dominantievolgorde) voorkomt, dan wil dat al zeggen dat er 5⁵ = 3.125 theoretische combinaties te maken zijn. Dan te bedenken dat 2% van de bevoking hoogbegaafd is, dan kom je zelden gelijke hoogbegaafden tegen. Terwijl de vooroordelen worden beperkt tot die hoogbegaafde jongen met een uilenbril op die tijdens een verjaardag op de bank zit te lezen
Dit laat zien hoe beperkt het vooroordeel is (de hoogbegaafde jongen weet alles) en vergeten we hoe intens verschillend hoogbegaafden kunnen zijn. Pas als we weten hoe iemand intens is, kunnen we ook beter ondersteunen in onderwijs, zorg en relaties. Het maakt uit of iemand zich terugtrekt omdat hij overprikkeld is (sensorisch), of omdat hij een innerlijk conflict uitwerkt (emotioneel), of omdat hij diep aan het nadenken is (intellectueel).
Gelukkig is er de Overexcitability Questionnaire–Two (OEQ-II), die helaas zelden gebruikt wordt. Deze test is een wetenschappelijk ontwikkelde vragenlijst die ontworpen is om de vijf overexcitabilities te meten zoals beschreven in de theorie van Kazimierz Dąbrowski. De test, ontwikkeld door Michael Piechowski en collega’s, bestaat uit 50 stellingen – telkens 10 per gebied: psychomotorisch, sensorisch, intellectueel, imaginatief en emotioneel. De vragen worden beantwoord op een schaal van 1 (helemaal niet van toepassing) tot 5 (zeer van toepassing). De OEQ-II is bedoeld voor jongeren en volwassenen en wordt veel gebruikt in onderzoek naar hoogbegaafdheid en innerlijke intensiteit. Er bestaat ook een kinderversie (OEQ-I), maar die wordt minder breed ingezet en is vooral geschikt voor onderzoeksdoeleinden.
Waarom dit ertoe doet
In een tijd waarin het onderwijs worstelt met inclusie, waar jeugdzorg zoekende is naar juiste diagnoses, en waar veel mensen zich ‘anders’ voelen maar niet kunnen uitleggen waarom – is het van levensbelang dat we onze blik verruimen.
Hoogbegaafdheid is niet een elitair label. Het is vaak een vorm van anders-zijn die tot miskenning leidt. Door OE’s serieus te nemen, geven we recht aan die innerlijke realiteit.
En uiteindelijk gaat het hierom:
Als je weet hoe jouw binnenwereld werkt, kun je ook zoeken naar een omgeving waarin je tot bloei komt.
Niet het type dat je ‘bent’ is het doel – maar de herkenning: “Ah, zo kan het dus ook zijn. Daarom voel ik dit. Daarom heb ik dat nodig.”
Interesse in het OE-profiel?
Wil je ontdekken hoe jouw overexcitabilities verdeeld zijn? Er bestaat een korte test op basis van deze vijf gebieden. Wil je die ontvangen of gebruiken voor coaching, onderwijs of zelfinzicht? Laat het weten, dan deel ik graag een versie op maat.
Hoogbegaafdheid is geen vaststaand kenmerk. Het is een ontwikkelweg. Met de juiste taal en herkenning kunnen mensen eindelijk thuiskomen bij zichzelf.