Jezus — Christus
Wie is Jezus? Die vraag is al tweeduizend jaar oud, en nog altijd actueel. In veel christelijke tradities is Jezus vooral bekend als de Zoon van God — verheven, heilig, onaantastbaar. Maar daarmee dreigt zijn menselijkheid naar de achtergrond te verdwijnen. En juist daarin ligt een diepe uitnodiging besloten: niet alleen om hem te aanbidden, maar om hem te volgen — van binnenuit.
In deze drieluik verkennen we drie manieren waarop Jezus zichtbaar wordt — én hoe die ook drie fasen in onze spirituele en persoonlijke ontwikkeling weerspiegelen:
1) Jezus als God — De Verhevene
De veilige bedding van het geloof: een God die ons draagt, beschermt en leidt. Deze fase biedt vertrouwen, zekerheid en houvast. Maar ze is ook bedoeld als beginpunt.
2) Jezus als Mens — De Nabije
De fase van bewustwording en verantwoordelijkheid. Jezus als mens wordt spiegel en gids: hij nodigt ons uit tot groei, tot heling, tot actieve navolging. Geloof wordt persoonlijk, dynamisch, levend.
3) Jezus als Christus – De Innerlijke Eenheid
Hier raakt het geloof aan mysterie. Jezus wordt niet alleen gevolgd, maar verinnerlijkt. De Christus-gestalte in ons wordt zichtbaar waar menselijkheid en goddelijkheid samenvallen — in liefde, wijsheid en bewuste aanwezigheid.
Deze drieluik is geen leerstelling, maar een weg. Een uitnodiging om zelf op reis te gaan. Niet alleen met Jezus, maar in hem — en steeds meer als hem.
Jezus als Christus – De Innerlijke Eenheid
Na de veilige houvast van Jezus als God en de nabije navolging van Jezus als Mens, komt de diepste en meest mysterieuze uitnodiging: om te leven in het bewustzijn van Christus. Hier verandert Jezus van een externe figuur in een innerlijke werkelijkheid. Niet alleen als voorbeeld, maar als belichaming van wat wij ten diepste zelf zijn: beeld van God, drager van Geest.
Van navolging naar belichaming
In deze fase verschuift de vraag niet langer naar hoe kunnen we worden zoals Jezus, maar: hoe kan Christus gestalte krijgen in mij?
Dit is geen oppervlakkige imitatie, maar een innerlijke omvorming — een transformatie van bewustzijn. Jezus spreekt er zelf over in Johannes 14:20:
“Dan zul je begrijpen dat ik in mijn Vader ben, dat jullie in mij zijn en ik in jullie.”
Christus is dan geen ‘achternaam’ van Jezus, maar een universeel principe van verbondenheid, liefde en bewustzijn. Wat in Jezus één is geworden — het menselijke én het goddelijke — wil ook in ons tot leven komen. Niet om hem te vervangen, maar om zijn Geest voort te zetten, in ons handelen, denken en zijn.

Christus
De naam Christus roept direct beelden op van heiligheid, verlossing en goddelijke verbondenheid. Maar wanneer werd Jezus eigenlijk de Christus genoemd? En wat betekent dat — theologisch, menselijk en spiritueel?
In de evangeliën wordt Jezus vanaf het begin Messias of Christus genoemd — vooral als geloofsbelijdenis van anderen: Petrus, Andreas, de engel bij zijn geboorte. Toch is het moment waarop Jezus zich openlijk begint te manifesteren als de Christus, bij uitstek zijn doop in de Jordaan.
Daar, in de rivier, gebeurt iets fundamenteels:
De hemel opent zich, de Geest daalt neer als een duif, en een stem zegt:
“Dit is mijn geliefde Zoon, in hem vind ik vreugde.” (Mattheüs 3:17)
Dit is niet slechts een symbolisch ritueel. Hier wordt Jezus gezalfd — niet met olie, zoals koningen en priesters in het Oude Testament, maar met de heilige Geest. In die geestelijke zalving wordt hij zichtbaar als de Gezalfde van God: de Christus. Vanaf dat moment treedt hij naar buiten met kracht, bewustzijn en een heldere innerlijke roeping. Hij spreekt, geneest, vergeeft, verbindt — als iemand die in volstrekte afstemming leeft met de Bron.
Maar zijn Christus-zijn blijft geen goddelijke status op afstand. Integendeel: in het verloop van zijn leven laat hij zien dat Christus niet slechts een titel is, maar een weg. Een manier van leven, van zijn, van liefde. En precies daarin ligt de uitnodiging: dat ook wij deze innerlijke eenheid mogen gaan herkennen — en belichamen.
De menswording als uitnodiging
De kern van het evangelie is diep en radicaal: God werd mens. Niet om van buitenaf te komen heersen of te redden, maar om van binnenuit te genezen en te vernieuwen. Het is geen afstandelijke interventie, maar een intieme ontmoeting, een aanwezigheid die tot in het diepst van ons wezen reikt. Zoals Johannes het zegt: “Het Woord is mens geworden en heeft onder ons gewoond” (Johannes 1:14). Deze incarnatie betekent dat het goddelijke niet hoog en ver weg blijft, maar ons menselijk leven binnentreedt met al zijn kwetsbaarheden, worstelingen en schoonheid.
In deze derde fase van geloof en persoonlijke ontwikkeling ontdekken we dat de beweging die God maakte — van het hemelse naar het aardse, van geest naar vlees — ook onze eigen weg weerspiegelt. Dit is geen abstracte theorie, maar een praktische uitnodiging: net zoals God mens werd, zijn wij geroepen om onze eigen innerlijke menswording te voltooien. Persoonlijke groei wordt zo een spirituele incarnatie waarin ons denken, voelen en handelen doordrongen raken van liefdevolle, bewuste aanwezigheid.
Deze weg vraagt meer dan oppervlakkige inzet; het vraagt overgave aan het proces van worden wie we werkelijk zijn. Het vraagt een diep bewustzijn van onze eigen schaduwkanten en mogelijkheden, een discipline om te kiezen voor integriteit en compassie, en bovenal trouw aan de kern van ons wezen. Aan dat wat in ons geboren wil worden — onze ware essentie, onze roeping, onze unieke gaven die in harmonie staan met het leven zelf.
De menswording van God is daarom niet alleen een historisch feit, maar een voortdurende uitnodiging aan ieder van ons: om in ons eigen leven het goddelijke te laten dalen, te belichamen en te laten stralen. Om niet langer gescheiden te zijn van onze innerlijke waarheid, maar als ware christenen — als ware ‘gezalfden’ — te leven in de volheid van ons mens-zijn.
Van innerlijk werk naar innerlijk zijn
In deze laatste fase van persoonlijke en spirituele ontwikkeling gaat het niet langer alleen om het helen van wat gebroken is of het groeien naar volwassenheid — zoals we zagen in de vorige fase. Het gaat nu om iets fundamenteler: integratie, heelheid, het worden van een volledig samenhangend mens. Het is het pad van innerlijke eenwording, waarin ons ik en onze ziel, onze wil en de Geest met elkaar verbonden raken tot één harmonieuze stroom van bewustzijn en liefde.
Dit betekent dat we niet slechts bezig zijn met overleven of functioneren, maar met het volledig belichamen van wie we werkelijk zijn. We worden uitgenodigd om niet alleen te weten dat we geliefd zijn, maar om liefde zelf te worden — een levend kanaal van liefde dat straalt in alles wat we doen. Het is een transformatie van denken en voelen naar zijn en stralen.
Evenzo gaat het niet meer alleen om het spreken over vrede, gerechtigheid en heelheid, maar om die vrede zelf te belichamen — als een innerlijke staat die doorwerkt in elke ontmoeting, elke keuze, elke handeling.
Jezus verwoordt deze innerlijke werkelijkheid met krachtige eenvoud wanneer hij zegt:
“Ik ben de weg, de waarheid en het leven” (Johannes 14:6).
Deze woorden zijn geen exclusieve claim, maar een uitnodiging tot innerlijke eenheid en volledige verbinding. Jezus nodigt ons uit om die weg te gaan — een weg van ontwaken en integratie, waarin we de waarheid leren kennen niet alleen als informatie, maar als een levende ervaring die diep van binnen in ons resoneert.
Wie deze weg bewandelt, ontdekt dat waarheid niet een abstract concept is, maar een innerlijke werkelijkheid die zich ontvouwt in de eenheid met het geheel: met onszelf, met anderen, en met het grotere leven. Het is het pad van het innerlijk zijn, waarin het ego als een losse identiteit transformeert in een bewustzijn dat zich bewust is van zijn verbondenheid met alles wat leeft.
In mystieke tradities wordt dit ook wel het ‘Christusbewustzijn’ genoemd: een staat waarin het goddelijke en het menselijke onlosmakelijk met elkaar zijn vervlochten. Hier wordt het leven een voortdurende uitdrukking van liefde, compassie, wijsheid en kracht — een leven waarin we niet meer zoeken naar buiten, maar thuis zijn in ons diepste zelf.
Deze integratie vraagt een levenslange toewijding en oefening: meditatie, zelfreflectie, gebed, dienstbaarheid en het oefenen van bewuste liefde. Het is het vruchtdragen van de eerdere fasen van afhankelijkheid en verantwoordelijkheid, waarin we onze persoonlijke ontwikkeling volledig in dienst stellen van het grotere geheel.
Kortom, deze fase markeert de overgang van ‘doen’ naar ‘zijn’, van streven naar ontvouwen, van genezen naar heel zijn. Het is de uitnodiging om te leven als een levende belichaming van het evangelie zelf — als ware Christus-mensen, in verbondenheid met het goddelijke én met de wereld om ons heen.
Beelden van Christus-bewustzijn
De staat van innerlijke eenheid — waarin het menselijke en het goddelijke samenvallen — komt in de Bijbel niet als dogma, maar als ervaring. Als intuïtieve momenten van openbaring waarin de sluier tussen hemel en aarde even opzijgeschoven wordt. Deze mystieke volwassenheid, dit Christus-bewustzijn, is niet voorbehouden aan Jezus alleen, maar wordt getoond als weg die ook wij kunnen gaan. Versluierd, symbolisch, soms in een glimp — maar steeds als uitnodiging tot herkenning en navolging.
* De verheerlijking op de berg – Stralend vanuit binnenuit (Mattheüs 17:1–8)
Op de berg zien Petrus, Jakobus en Johannes hoe Jezus verandert van uiterlijk — maar wat ze werkelijk zien, is zijn innerlijke wezen dat doorbreekt: een gloed van licht, een straling van identiteit in harmonie met de Vader. De neiging van Petrus om het moment te willen vasthouden is herkenbaar: we willen het heilige fixeren, inkaderen. Maar de goddelijke stem wijst niet naar het lichtspektakel, maar zegt eenvoudig: “Luister naar hem.”
Het werkelijke licht zit niet in het uiterlijke wonder, maar in de aanwezigheid die spreekt vanuit waarheid, afstemming, zijn. Ook wij worden uitgenodigd om dat licht in onszelf te herkennen — niet door spektakel, maar door overgave en innerlijke afstemming.
* Maria van Magdala bij het lege graf – Herkenning voorbij het zichtbare (Johannes 20:11–18)
Maria zoekt naar Jezus, gevangen in haar verdriet. Ze kijkt, maar herkent hem niet — totdat hij haar bij naam roept. Dat moment is fundamenteel: niet uiterlijke verschijning, maar innerlijke herkenning maakt het contact mogelijk.
Maria wil hem vasthouden, maar hij zegt: “Houd me niet vast.” Want de Christus die zij nu ontmoet is niet meer gebonden aan vorm. Zij wordt de eerste die zijn wezen gaat doorgeven — niet door te grijpen, maar door te leven vanuit innerlijk weten.
Dit is het hart van Christus-bewustzijn: niet de behoefte om God buiten ons vast te houden, maar de moed om hem van binnenuit te belichamen.
* De Emmaüsgangers – Het heilige in het gewone (Lucas 24:13–35)
Twee leerlingen lopen ontmoedigd naar huis. De Verrezene loopt met hen mee, maar zij herkennen hem niet. Hun hart brandt wel, maar hun verstand zit nog dicht. Pas als hij brood met hen breekt — een daad van het dagelijks leven — gaan hun ogen open.
Deze ontmoeting leert ons dat het Christus-bewustzijn vaak niet komt in woorden of visioenen, maar in gebaren van nabijheid, eenvoud en deling. In het alledaagse, het gewone, verschijnt het heilige — niet als iets nieuws, maar als iets dat we eindelijk herkennen.
Christus in ons: innerlijke herkenning, gedeelde roeping
In elk van deze verhalen klinkt de kern van Christus-bewustzijn door:
* Het is niet iets dat van buiten komt, maar van binnenuit zichtbaar wordt.
* Het vraagt niet om bewondering, maar om herkenning en deelname.
* Het leeft niet in spectaculaire ervaringen, maar in liefdevolle aandacht, helderheid van geest en overgave van hart.
In Paulus’ woorden: “Niet ik leef, maar Christus leeft in mij” (Galaten 2:20).
Dit bewustzijn is geen eindpunt, maar een nieuwe geboorte: een leven waarin we niet alleen volgen, maar belichamen. Waarin het evangelie niet iets is wat we herhalen, maar iets wat we worden. En zoals Maria, de Emmaüsgangers en de leerlingen op de berg, zullen ook wij geroepen worden — bij onze naam, op ons pad, in ons gewone leven — om te leven als mensen waarin Christus zichtbaar wordt.
De geestelijke volwassenheid inChristus
Wat gebeurt er wanneer een mens werkelijk tot rijping komt — innerlijk, moreel en spiritueel? In psychologische termen, zoals verwoord in de theorie van Kazimierz Dabrowski (positieve desintegratie), spreken we over niveau 4 en 5: het ontstaan van een autonoom bewustzijn. Een mens die niet meer uitsluitend leeft vanuit aangeleerde normen of externe verwachtingen, maar vanuit een innerlijk kompas dat gevormd is door bewuste keuzes, doorleving van conflict en een diep ethisch besef van verbondenheid met het geheel.
In deze fase is het ego niet verdwenen, maar doorzien. Het heeft zijn plek gekregen als dienaar, niet als meester. De mens leeft niet langer primair voor zelfbehoud, erkenning of controle, maar laat zich leiden door een diepere waarheid — een dragende liefde, een stille helderheid, een doorleefde wijsheid die voortkomt uit het ervaren van zowel licht als duisternis.
In spirituele taal noemen we dit: een mens waarin Christus gestalte krijgt. Het is de wording van een nieuw mens, niet opgebouwd uit dogma’s of morele perfectie, maar gevormd in het vuur van het leven zelf. In de woorden van Paulus: “Niet meer ik leef, maar Christus leeft in mij.” (Galaten 2:20)
Deze uitspraak is geen religieus motto, maar een mystieke ervaring van innerlijke eenheid. De ‘oude mens’ — gevormd door angst, hechting, ego — sterft niet met geweld, maar wordt geleidelijk getransformeerd. Wat overblijft is een bewustzijn dat leeft vanuit afstemming met de Bron.
Hier houdt het geloof niet op — hier begint het werkelijk. Het is geen geloof meer in de zin van aannemen wat men geleerd heeft, maar het wordt een levend mysterie dat zich van binnenuit ontvouwt. Niet als een prestatie, maar als een vrucht: van trouw aan de weg, van openheid voor het onverwachte, van overgave aan wat groter is dan wijzelf.
Deze geestelijke volwassenheid is nooit een eindpunt. Ze is beweeglijk, dienstbaar, kwetsbaar en tegelijkertijd onaantastbaar. Ze uit zich in eenvoud en zachtheid, in helderheid en moed. Niet in grootse woorden, maar in stille daden van liefde, waarheid en compassie. Zoals Jezus het zelf zegt: “Wie de grootste wil zijn, moet de minste worden.” (Marcus 9:35)
Christus-bewustzijn is daarmee niet iets dat van buiten komt, maar een mogelijkheid die in ieder mens woont. Een potentie die wacht om tot bloei te komen — door het innerlijke werk, door het durven loslaten van illusies, en door het leven ten diepste te omarmen. Dan wordt het evangelie geen boek meer dat we lezen, maar een lichaam dat we worden.
Uitnodiging tot heelheid
De derde gestalte van Jezus — die van de Christus — is geen sluitstuk van een verhaal, geen eindstation van geloof. Het is een voortdurend verdiepend bewustzijn, een levende uitnodiging tot heelheid: om te leven in waarheid, in liefde, in afstemming met wie wij ten diepste zijn.
In deze fase worden we niet ‘betere’ mensen in uiterlijke zin. Het gaat niet om succesvoller, vromer of zindelijker zijn volgens menselijke maatstaven. Wat gebeurt is subtieler en fundamenteler: we worden doorschijnend voor het goddelijke dat ons draagt en doordringt. We worden meer wie we altijd al waren — nog vóór angst, oordeel, prestatie of zelfbeeld zich tussen ons en onze kern plaatsten.
We verplaatsen de vraag van het hoofd naar het hart, van controle naar afstemming:
Niet: “Wat moet ik doen?”
Maar: “Wat wil er door mij heen geboren worden?”
“Welke gestalte van liefde wil mijn handen, mijn stem, mijn leven gebruiken?”
Hier wordt ons leven niet meer geleid door ‘moeten’, maar door meewerken aan iets groters dan onszelf. Door open te zijn voor wat de Geest in ons wil vormen, door ruimte te geven aan wat in ons tot leven wil komen — ook als dat ingaat tegen verwachting, gemak of gewoonte.
Van Navolging naar Incarnatie
In deze drie artikelen hebben we de weg van Jezus verkend — niet alleen als theologisch verhaal, maar als innerlijke levensweg die ons uitnodigt tot transformatie:
* Jezus als God biedt veiligheid, houvast en geborgenheid. Hij is de verhevene, het baken in onze onvolmaaktheid. Een liefdevolle ouder die draagt wanneer wij nog niet kunnen staan.
* Jezus als Mens is onze spiegel en metgezel. Hij laat zien hoe goddelijke liefde menselijke gestalte krijgt. Hij nodigt ons uit tot bewustwording, groei en het afleggen van oude kernen van angst, oordeel en zelfverlies.
* Jezus als Christus opent het mysterie van belichaming: een leven waarin het menselijke en het goddelijke zich in ons met elkaar verbinden. Waarin wij dragers worden van licht, van waarheid, van helende aanwezigheid.
Deze weg is geen leer die je onder de knie krijgt, maar een levenswijze die zich verdiept naarmate je leeft, lijdt, liefhebt, loslaat.
Het is geen ladder naar boven, maar een reis naar binnen. Geen beweging van ‘steeds beter’, maar van steeds echter. Geen eindpunt, maar een eindeloze beweging: van navolging naar incarnatie. Niet alleen kijken naar Jezus — maar leven met hem, in hem, als hem. Niet als kopie, maar als unieke uitdrukking van dezelfde Bron.
Een levende weg
Wie deze weg durft te gaan, ontdekt dat geloof geen systeem van zekerheden is, maar een levend mysterie. Geen houvast dat alles verklaart, maar een dynamische ruimte waarin wij steeds opnieuw worden uitgenodigd om het licht toe te laten — en zelf licht te worden.
Een leven waarin Christus niet alleen buiten ons bewonderd wordt, maar in ons woont, ademt en beweegt. Zoals Paulus zegt: “Christus in u — de hoop op heerlijkheid.”
(Kolossenzen 1:27)
Dit is de bestemming waarheen we niet reizen om te arriveren, maar om te worden wie we ten diepste zijn:
Mensen van de weg.
Mensen van het licht.
Mensen in wie liefde gestalte krijgt.
Samenvattende afsluiting: De weg die Jezus toont
In deze driedelige serie hebben we gekeken naar drie gestaltes van Jezus — als God, als Mens en als Christus — niet als theologische schema’s, maar als spiegels van innerlijke groei. Elk van deze gezichten weerspiegelt een fase in onze menselijke en geestelijke ontwikkeling.
* In Jezus als God herkennen we de eerste bedding van het geloof: een anker van vertrouwen, een bron van geborgenheid en troost. Hier ontstaat een heilige afhankelijkheid die nodig is om te kunnen wortelen in een groter geheel.
* In Jezus als Mens zien we een levensvoorbeeld dat ons uitnodigt tot verantwoordelijkheid, moed en bevrijding. Hij daagt ons uit om onze menselijkheid ten volle te omarmen, inclusief onze angsten, verlangens en keuzes.
* In Jezus als Christus ontdekken we het mysterie van incarnatie: dat ook wij dragers kunnen worden van liefde, licht en waarheid. Niet door na te doen, maar door te zijn wie we werkelijk zijn — verbonden met het goddelijke dat in ons leeft.
Deze weg is niet lineair, niet afgebakend, niet beheersbaar. Het is een levend proces van loslaten, wakker worden, verdiepen en liefhebben. Soms beginnen we opnieuw bij het begin. Soms dragen we alle drie de gezichten tegelijk. Altijd is er beweging. Altijd is er uitnodiging.
En misschien is dát wel de diepste betekenis van navolging:
Niet proberen iemand anders te worden,
maar de moed vinden om ten volle onszelf te zijn —
zoals God ons bedoelt,
zoals Jezus het voorleefde,
zoals Christus het in ons geboren wil laten worden.