Label hoogbegaafd noodzakelijk
Waarom het label hoogbegaafd wél nodig is – en wat het níet betekent
Een woord dat schuurt
Het woord ‘hoogbegaafd’ roept vaak direct ongemak op. Bij ouders, leerkrachten, professionals én bij de mensen op wie het slaat. Het klinkt elitair, zwaar, alsof je jezelf op een voetstuk plaatst. In een samenleving waarin gelijkheid belangrijk is, voelt het benoemen van ‘hoog’ als verdacht. En toch is het belangrijk dat we het durven benoemen — niet om iemand boven een ander te plaatsen, maar juist om mensen beter te begrijpen, begeleiden en ondersteunen.
Als begeleider van hoogbegaafden – en zelf hoogbegaafd – zie ik het al ruim twintig jaar: het niet herkennen van hoogbegaafdheid leidt te vaak tot frustratie, vervreemding en zelfs trauma. Niet omdat iemand ‘slimmer’ is, maar omdat zijn of haar manier van waarnemen, denken en voelen wezenlijk anders is. En daar hoort taal bij. Een label, hoe ongemakkelijk ook, kan een sleutel zijn naar erkenning en groei. Mits we het goed gebruiken.
Het probleem van onzichtbare intensiteit
Veel hoogbegaafde mensen passen zich aan. Ze worden niet herkend als ‘bijzonder’ — of juist alleen als lastig, snel afgeleid, druk, perfectionistisch of emotioneel intens. In onderwijs, psychologie en psychiatrie leidt dat geregeld tot misdiagnoses: ADHD, autisme, stemmingsstoornissen, hechtingsproblematiek.
Zeker bij meisjes, vrouwen en sociaal vaardige of ‘meegaande’ kinderen blijft hoogbegaafdheid onzichtbaar. Ze vallen niet op door hun prestaties, maar worstelen wel met innerlijke onrust, faalangst of onderpresteren. Zonder kennis van hoogbegaafdheid wordt dat gedrag vaak verkeerd geïnterpreteerd. Met alle gevolgen van dien.
Het label ‘hoogbegaafd’ helpt dan niet om iemand in een hokje te stoppen — maar juist om uit het verkeerde hokje te komen.
Het label als richtingaanwijzer, niet als identiteit
Een goed gekozen label kan het begin zijn van inzicht. Het biedt taal voor ervaringen die jarenlang diffuus of verwarrend waren: waarom denk ik zo snel? Waarom voel ik zo intens? Waarom pas ik me voortdurend aan?
Maar het label mag nooit het doel zijn. Het is geen identiteit, geen badge of eindpunt. Het is een richtingaanwijzer — die helpt om vragen te stellen als: Wat betekent dit voor mij? Hoe geef ik mijn ontwikkeling vorm? Wat heb ik nodig in relaties, op school, in mijn werk of binnen mezelf?
Daarmee vraagt het label om verdieping, niet om vastlegging. Het vraagt om nieuwsgierigheid en persoonlijke reflectie, niet om stempels en vergelijkingen.
Meer dan een IQ-score
Hoogbegaafdheid wordt nog vaak verengd tot een hoge score op een IQ-test — terwijl zo’n test maar een beperkt deel van het geheel meet. Het intellectuele aspect is slechts één van de vele dimensies. Een IQ-test zegt weinig over psychomotorische gevoeligheid, sensorische intensiteit, verbeeldingskracht, filosofische diepgang of emotionele complexiteit. Precies die eigenschappen maken veel hoogbegaafden wie ze zijn — nieuwsgierig, intens, creatief, diep voelend.
Voor kinderen en jongeren onder de achttien kan een IQ-test soms nodig zijn om in aanmerking te komen voor passend onderwijs, vooral wanneer instanties of scholen weinig kennis van hoogbegaafdheid hebben. Maar het is belangrijk om te beseffen dat zo’n cijfer slechts een ingang is — geen volledige beschrijving van wie iemand is. Boven de achttien is zo’n ‘bewijs’ doorgaans niet meer nodig en kan er meer ruimte zijn voor een bredere, meer persoonlijke benadering.
Als uit een IQ-test blijkt dat je boven de 130 scoort, dan mag je jezelf hoogbegaafd noemen — tenminste, op basis van het cognitieve criterium. Maar als je de kenmerken herkent en de test blijft onder die grens, dan betekent dat niet automatisch dat je níét hoogbegaafd bent. Het betekent alleen dat het in de test niet zichtbaar werd. Juist omdat zo’n test de essentie van jouw ervaring — je intense gevoelsleven, je snelle associatieve denken, je diepe vragen, je creatieve of morele gevoeligheid — niet meet. Als dát je ‘core business’ is, dan zegt een IQ-score vooral iets over het meetinstrument, niet per se over jou.
Wat hoogbegaafdheid níet is
Hoogbegaafdheid is geen garantie voor succes. Het is geen synoniem voor genialiteit. En het is al helemaal geen excuus om boven anderen te staan. Hoogbegaafdheid zegt iets over potentieel — niet over prestaties. Over intensiteit van denken, voelen en waarnemen — niet over ‘beter zijn’.
Het label wordt gevaarlijk als het misbruikt wordt om erkenning af te dwingen, of om status te claimen. Daar komt ook vaak de weerstand vandaan. Terecht, want dat gebruik is schadelijk — voor de beeldvorming én voor hoogbegaafden zelf, die hierdoor nóg minder serieus worden genomen als ze wél hulp nodig hebben.
Wat het label wél kan doen
Wanneer het label met zorg wordt ingezet — door ouders, begeleiders, leerkrachten of hulpverleners — opent het deuren:
* Het maakt ruimte voor andere onderwijsvormen.
* Het nodigt uit tot een andere gespreksvoering in therapie of coaching.
* Het normaliseert ervaringen die eerder als ‘raar’, ‘moeilijk’ of ‘overgevoelig’ zijn bestempeld.
* Het helpt mensen om terug te kijken op hun levensverhaal en daarin verbanden te zien.
* Het voorkomt dat symptomen van verveling of intensiteit worden verward met stoornissen.
Voorwaarde is wel dat we het label gebruiken als startpunt voor persoonlijke ontwikkeling, en niet als eindstation van zelfverklaarde andersheid.

Tot slot: taal als brug, niet als muur
We hebben taal nodig om onszelf en elkaar te begrijpen. Het woord ‘hoogbegaafd’ kan die taal bieden — mits we het met zorg, nuance en menselijke diepgang gebruiken. Niet als muur tussen mensen, maar als brug naar wie iemand werkelijk is.
Hoogbegaafdheid is geen diagnose in de medische zin. Het is ook geen identiteit om je achter te verschuilen. Het is een uitnodiging om te kijken: hoe werkt mijn denken, mijn voelen, mijn zijn? En: wat heb ik nodig om tot bloei te komen?
Juist daarom is het label belangrijk. Niet om een verschil te benadrukken — maar om er recht aan te doen.