Langzaam sterven 01
Waarom doet maar 1/6 de van de mensheid aan persoonlijke ontwikkeling?
Het idee dat slechts één op de zes mensen actief aan zelfontwikkeling doet wordt door veel oude wijsheden gedragen. Het raakt een diepere waarheid. Zelfonderzoek, bewustwording en innerlijke transformatie zijn voor veel mensen geen vanzelfsprekend pad. Hoe komt dat?
1. Overleven gaat vóór leven
Voor een groot deel van de wereldbevolking is het dagelijks leven een strijd om te overleven. Armoede, oorlog, sociale ongelijkheid en het gebrek aan basisvoorzieningen maken dat er simpelweg geen ruimte is voor introspectie. Als je elke dag bezig bent met overleven, blijft er weinig energie over voor innerlijke groei.
2. Angst voor verandering en gehechtheid aan comfort
In meer welvarende samenlevingen is het probleem vaak van een andere orde. Hier overheerst niet het tekort, maar juist de verlamming door comfort en routine. Verandering vraagt moed. Het betekent oude zekerheden loslaten, pijnlijke waarheden onder ogen zien, en soms ook afscheid nemen van een vertrouwde maar beperkende identiteit. Dat maakt persoonlijke ontwikkeling confronterend – en dus gemakkelijk uitgesteld.
3. Culturele conditionering en maatschappelijke waarden
In veel culturen is er weinig ruimte of waardering voor innerlijke rijping. Succes wordt vaak afgemeten aan uiterlijke prestaties: diploma’s, carrière, bezit. De zachte, onzichtbare processen van innerlijke groei vallen buiten het dominante wereldbeeld. Zelfreflectie wordt dan al snel als zweverig, nutteloos of zelfs bedreigend gezien.
4. Een verdoofd bestaan
De moderne mens leeft in een constante stroom van prikkels en afleiding – van social media tot overvolle agenda’s. Deze constante externe stimulatie verdooft het subtiele innerlijke verlangen naar betekenis en bewustzijn. Er is wel een vaag gevoel van gemis, van ‘er moet toch meer zijn dan dit’, maar dat wordt vaak overstemd en weggedrukt.
De Armeens-Griekse mysticus G.I. Gurdjieff vatte het kernachtig samen:
“De meeste mensen leven in een staat van wakkere slaap.”
We zijn wakker, maar niet werkelijk bewust. Aanwezig, maar niet werkelijk levend.
Is het echt diepgaand veranderen of langzaam sterven?
Dat klinkt misschien dramatisch — maar het raakt een essentiële waarheid. In veel spirituele en psychologische tradities wordt groei gezien als een noodzakelijke beweging van de ziel. Stilstand is geen optie. Wie niet bewust groeit, krimpt. Wie zich niet ontwikkelt, verstart. Er is geen neutrale toestand; we zijn óf in beweging, óf aan het verstenen.
Zoals Carl Jung het treffend formuleerde:
“Totdat je het onderbewustzijn bewust maakt, zal het je leven sturen en zul je het lot noemen.”
Zonder bewuste ontwikkeling blijven we ronddolen in oude patronen, geleid door onzichtbare wonden en onbewuste overtuigingen. We reageren, in plaats van te leven. We herhalen het verleden, in plaats van iets nieuws te scheppen.
Het innerlijke vuur — dat wat ons werkelijk bezielt — dooft langzaam uit als het niet gevoed wordt. En wat overblijft, is een bestaan dat biologisch nog wel functioneert, maar innerlijk al lang aan het afsterven is.
Werkelijke verandering is niet comfortabel, maar het is wél levend. Het is rauw, echt, en vaak pijnlijk — maar ook de enige weg naar een waarachtig bestaan.
Wat zeggen oude wijsheden over innerlijke groei?
Door de eeuwen heen — verspreid over continenten en culturen — klinkt één boodschap steeds opnieuw: innerlijke groei is geen bijzaak, maar de kern van een waarachtig leven.
Oude denkers, mystici en filosofen zagen het leven niet als iets wat vanzelfsprekend is, maar als een uitnodiging tot ontwikkeling. Niet in termen van bezit, succes of uiterlijk vertoon, maar van verdieping, zuivering en bewustwording.
1. Lijden als ingang tot ontwaken
Veel oude leermeesters wezen erop dat het leven onvermijdelijk gepaard gaat met pijn, verlies en onzekerheid. Maar die ervaringen zijn geen fouten van het bestaan — ze zijn juist de poorten naar bewustzijn. Wie die pijn durft te onderzoeken in plaats van ervoor weg te vluchten, vindt daar de kiem van verandering. Innerlijk werk is dan geen luxe, maar een noodzakelijke stap om niet gevangen te blijven in herhaling en onwetendheid.
2. De mens als werk in uitvoering
In deze tradities wordt de mens niet gezien als een ‘af’ wezen, maar als iets dat voortdurend in wording is. Groei stopt niet bij volwassenheid — integendeel, daar begint het pas echt. Elke dag is een kans om eerlijker naar jezelf te kijken, oude patronen te doorzien en wijzer te worden in denken, voelen en handelen. Stilstand wordt vaak gelijkgesteld aan achteruitgang.
3. De noodzaak van zelfonderzoek
Zelfkennis is de sleutel tot innerlijke vrijheid. Wie zichzelf niet leert kennen, blijft reageren vanuit automatische patronen — gestuurd door angst, trots, begeerte of pijn. Wie zichzelf wél onder ogen durft te komen, ontdekt een diepere kracht, voorbij het oppervlakkige ‘ik’. Oude wijsheden benadrukken keer op keer: ware vrijheid begint aan de binnenkant.
4. Loslaten als kracht, niet als zwakte
Een veel terugkerend thema is de kunst van het loslaten. Niet in de zin van opgeven, maar van meebewegen met wat het leven vraagt. Wie te veel controle wil houden, blokkeert de stroom. Groei vraagt overgave, vertrouwen, en de bereidheid om oude zekerheden los te laten — inclusief het beeld dat je van jezelf hebt opgebouwd.
5. Innerlijke zuivering
In de ogen van de ouden was het ego — met al zijn gehechtheden, angsten en verlangens — niet de vijand, maar wel iets dat getemd moest worden. Innerlijke zuivering betekent: jezelf niet meer laten leiden door impulsen, maar door iets diepers en stillers vanbinnen. Elke dag waarop je niet groeit in bewustzijn, wordt gezien als een dag waarop je innerlijk een beetje dooft.
6. Leven in overeenstemming met iets groters
Tot slot benadrukken veel oude wijsheden dat een goed leven niet draait om het najagen van eigenbelang, maar om het leven in harmonie met iets groters dan jezelf — of je dat nu natuur, waarheid, orde of ziel noemt. Leven wordt dan geen race, maar een dans. Geen bezit, maar een proces.
Reflectie
Ik geloof dat veel van mijn gedichten hun oorsprong vinden in een plek van existentiële kwetsbaarheid — een innerlijk landschap waar het zoeken naar echtheid, naar iets wat wáár is, centraal staat. Niet als intellectuele oefening, maar als noodzaak. Als overlevingskunst in een andere betekenis: niet om te blijven bestaan, maar om werkelijk te leven.
Neem dit korte, maar voor mij wezenlijke gedicht:
ik leefde lang als een overlever
met een harnas van plicht en verstand
nu leer ik de taal van mijn ziel
en ontdek ik: ik besta
In vier regels wordt hier een hele innerlijke reis samengebald: van overleven naar ontwaken. Van leven achter een masker — gemaakt van ratio, verantwoordelijkheid, en verwachtingen — naar een ontmoeting met de ziel, met iets dat dieper is dan identiteit of rol.
De eerste regels spreken van een leven dat strak geregisseerd werd door ‘plicht en verstand’. Dat is herkenbaar voor velen: een leven waarin je doet wat moet, wat hoort, wat verwacht wordt. Je functioneert, je voldoet — maar ergens onder dat oppervlak voel je: ik bén er niet echt.
En dan, op een bepaald moment, begint er iets te verschuiven. Niet plotseling, meestal, maar langzaam — zoals een deur die piepend opengaat. Je leert de taal van je ziel, een taal die je nooit op school hebt geleerd. Het is de taal van stilte, van verlangen, van waarheid die zich niet laat dwingen. En juist in die taal, in dat luisteren, ontdek je iets dat altijd al aanwezig was maar nooit erkend: ik besta. Niet als functie, niet als rol, maar als levend, voelend, zoekend mens.
Dat is de kern van wat dit gedicht voor mij probeert aan te raken:
Zolang we alleen maar overleven — zonder te voelen, zonder te reflecteren, zonder te groeien — zijn we wel biologisch in leven, maar innerlijk op pauze gezet. Pas in de afpelling, in het durven loslaten van het oude harnas, begint het werkelijke leven. Daar, in die onbeschermde ruimte, begint bewustzijn.
Daar ontstaat poëzie.
En misschien is dat wel de rol van poëzie in het algemeen: niet om iets moois te zeggen, maar om ons iets te laten voelen wat we misschien vergeten waren. Iets dat ons herinnert aan wie we zijn — of zouden kunnen worden.
Tot slot: wat is jouw vraag achter de vraag?
Wil je begrijpen waarom anderen niet ontwaken — of ben je zelf nog aan het twijfelen tussen veiligheid en groei?
Misschien is het allebei. En beide zijn legitiem. Het is menselijk om te willen begrijpen waarom de wereld blijft slapen terwijl jij langzaam wakker wordt. Net zoals het begrijpelijk is om af en toe te verlangen naar de deken van het vertrouwde, het voorspelbare, het veilige.
Maar onder die vragen ligt een diepere, stillere waarheid te wachten. Een vraag die niet om analyse vraagt, maar om moed:
“Durf ik het pad van transformatie te lopen, ook als de wereld om me heen dat niet doet?”
Daar begint echte wijsheid. Niet bij het verklaren van de ander, maar bij het erkennen van je eigen keuze.
Want groei is zelden een collectieve aangelegenheid. De roep tot innerlijke verandering komt vaak stil, intiem, ongezien. Het vraagt niet om toestemming, of om bijval, maar om trouw aan iets in jezelf dat je nog nauwelijks kent.
En ja, dat pad is ongemakkelijk. Je verliest onderweg zekerheden, relaties, beelden van wie je dacht te zijn. Maar wat je ervoor terugkrijgt, is niet minder dan leven zelf: helder, rauw, wezenlijk.
De vraag is dus niet: Waarom slapen zij nog?
Maar: Wil ik wakker worden en blijven, ook als ik alleen loop?