Lust en Begeerte
Lees ook: doen-hebben-waarderen/
De Verleiding van Meer: Over lust, begeerte en terugkeren naar je ware maat
Waarom verlangen we zoveel?
Waarom blijf ik zoeken naar meer?
Waarom voel ik onrust, ook als ik eigenlijk genoeg heb?
Waarom lijkt genieten soms eindeloos — maar zelden echt vervullend?
Deze vragen leven bij velen, vaak in stilte. Want we leven in een wereld die voortdurende verlangens normaliseert en zelfs aanmoedigt: meer spullen, meer status, meer prestaties, meer aandacht. Maar achter dat ogenschijnlijk normale verlangen schuilt vaak iets diepers. Iets dat niet van vandaag is, maar teruggaat naar de vroegste lagen van onze ontwikkeling.
Lust en begeerte zijn geen fouten. Geen ‘zonden’ in de morele zin. Het zijn oeroude, natuurlijke impulsen die ons als kind helpen te ontdekken, te voelen, te verbinden. Ze horen bij onze eerste stappen in het leven: de honger naar aanraking, naar plezier, naar verwondering. Ze vormen de bedding waarin we leren wat het betekent om mens te zijn in een lichaam, met zintuigen, verlangens en behoeften.
Maar — en dit is cruciaal — wanneer deze impulsen niet worden begeleid, begrepen of gedragen, kunnen ze zich vervormen tot iets anders. Dan worden het overlevingsstrategieën. Manieren om een innerlijk tekort te compenseren. Dan groeit het verlangen naar meer niet uit nieuwsgierigheid of levenslust, maar uit angst: dat je niet genoeg hebt, niet genoeg kunt, of niet genoeg bént.
En zo ontstaat langzaam maar zeker de verleiding van meer:
* Hebzucht als poging om het tekort aan liefde of veiligheid op te vullen door te verzamelen.
* Heerszucht als strategie om controle te houden, zodat je niet opnieuw gekwetst wordt.
* Eerzucht als hunkering naar erkenning, zodat je bestaansrecht bevestigd wordt.
Deze vormen van begeerte komen voort uit een gekwetst kindbewustzijn dat zich probeert staande te houden in een wereld die niet altijd veilig voelde. Wat begint als verlangen naar verbinding, verandert dan in een zoektocht naar bevestiging via bezit, macht of applaus.
Lust en begeerte zijn in oorsprong geen zonden, maar kinderlijke strategieën om je plek in de wereld te vinden.
Zonder bewuste begeleiding kunnen ze uitgroeien tot drijvende krachten die je weghouden van jezelf — en van de innerlijke rust waar je eigenlijk naar verlangt.
De vraag is dus niet of verlangen mag. De vraag is: waar komt het vandaan?
En: leidt het me naar mezelf toe, of juist verder van mijn ware maat af?
De oorsprong van lust en begeerte in de kindertijd
Lust en begeerte ontstaan niet uit slechtheid, maar uit levendigheid.
Ze zijn geen misstanden van het ego, maar signalen van een opgroeiend zelf dat zich wil verbinden met de wereld.
Een kind leert zichzelf kennen door te ervaren, te spelen, te stoeien, te ontdekken. Het voelt zijn lichaam, zijn zintuigen, zijn grenzen en verlangens. Het raakt verwonderd door wat prettig is: de smaak van een ijsje, het schaterlachen tijdens een spel, de bewondering als het iets “goed” heeft gedaan.
In die ontdekkingstocht ontstaat verlangen — niet als tekort, maar als natuurlijke aandrijving om te groeien, te leren en lief te hebben.
In contact met de omgeving ontdekt het kind:
* Wat het nodig heeft om zich gevoed te voelen (hebben)
* Wat het moet kunnen om erbij te horen (kunnen)
* Wat het verlangt om zich geliefd en gezien te weten (waardering)
Maar dan komen de botsingen van het leven.
En die zijn onvermijdelijk.
Het kind merkt dat het niet altijd krijgt wat het verlangt.
Soms wordt het afgewezen.
Soms wordt het uitgelachen.
Soms moet het wachten of leren dat “nee” ook een antwoord is.
Soms is er helemaal niemand om op terug te vallen.
Dat is verwarrend en pijnlijk.
Want voor een jong kind zijn deze botsingen geen losse gebeurtenissen, maar directe boodschappen over wie het is.
Als ik het niet krijg, dan zal het wel aan mij liggen.
Als ik het niet kan, dan ben ik niet goed genoeg.
Als zij mij niet zien, dan ben ik onzichtbaar.
En zo ontstaat langzaam een overtuiging:
“Ik ben te weinig.”
Te weinig om het te krijgen. Te weinig om het vast te houden. Te weinig om waardevol te zijn.
Om met dat gevoel van tekort om te gaan, ontwikkelt het kind strategieën om zich aan te passen. Niet omdat het dat wil, maar omdat het moet — om erbij te blijven horen, om zichzelf te beschermen, om niet in de steek gelaten te worden.
En juist hier worden lust en begeerte langzaam iets anders:
geen open verlangen meer naar verbinding, maar een compensatiemechanisme om de pijn van het tekort niet te hoeven voelen.
De overlevingsdynamiek: Van verlangen naar compensatie
Wanneer een kind merkt dat het niet altijd krijgt wat het verlangt — of zelfs niet mág verlangen — ontstaat er verwarring, schaamte of pijn. De oorspronkelijke impuls tot verbinding, spel en genot wordt dan niet beantwoord, maar geblokkeerd of gekwetst. En wat niet verwerkt kan worden, wordt verdraaid.
Lust en begeerte verliezen in dat moment hun open, speelse karakter en veranderen langzaam in iets anders: compensatie.
Een manier om dat innerlijke gevoel van tekort, onmacht of onwaardigheid te bedekken.
Om het gevoel “ik ben te weinig” het zwijgen op te leggen, gaat het kind zich bewijzen. Niet vanuit rust, maar vanuit angst.
Niet vanuit zijn, maar vanuit overleven.
In deze dynamiek ontstaan drie vervormde uitingsvormen van het oorspronkelijke verlangen:
1. Hebzucht – meer willen hebben dan nodig is
Wanneer liefde, veiligheid of aandacht niet vanzelfsprekend waren, kan het kind onbewust concluderen: “Als ik maar genoeg heb, ben ik veilig.”
Dit verlangen kan zich richten op spullen, eten, geld, kennis, relaties — alles wat helpt om het gevoel van leegte te vullen.
Hebzucht is geen luxeprobleem.
Het is een diepgeworteld verlangen naar zekerheid, geboren uit gemis.
2. Heerszucht – meer willen kunnen of controleren dan nodig is
Als een kind zich overgeleverd voelt aan grillige volwassenen of onveilige situaties, kan het besluiten: “Als ik alles onder controle houd, gebeurt me niets meer.”
Heerszucht uit zich vaak als drang naar perfectie, macht, invloed, dominantie of onkwetsbaarheid.
Heerszucht is geen arrogantie.
Het is een beschermingsmechanisme tegen overgeleverd zijn aan chaos of afwijzing.
3. Eerzucht – meer gewaardeerd willen worden dan nodig is
Wanneer het kind merkt dat het alleen liefde of aandacht krijgt als het “goed genoeg” is, gaat het zich aanpassen, pleasen of excelleren. De onderliggende boodschap: “Als ik indruk maak, word ik misschien gezien.”
Eerzucht draait om erkenning, bewondering, status — maar eigenlijk verlangt het kind simpelweg naar bevestiging van zijn bestaansrecht.
Eerzucht is geen ijdelheid.
Het is een poging om alsnog liefde te verdienen, door steeds méér te worden dan je eigenlijk al bent.
Een valse identiteit – noodzakelijk, tijdelijk
Deze drie vormen van compensatie zijn géén bewuste strategieën. Ze ontstaan als automatische, innerlijke bewegingen om te kunnen blijven functioneren in een wereld die soms onveilig of onbegrijpelijk voelt.
Tot ongeveer het 23e levensjaar is deze overlevingslaag vaak nodig.
We bouwen een identiteit op rondom wat we hebben, wat we kunnen en hoe we gewaardeerd worden.
Dat lijkt misschien succesvol — maar diep vanbinnen zijn we vaak bang dat iemand door ons heen zal kijken en zal zien wat wij zelf vrezen: “Ik ben niet genoeg.”
“Ik ga doen alsof ik meer ben, meer kan, of meer heb — zodat niemand ziet dat ik bang ben niet genoeg te zijn.”
Het is deze valse identiteit — zorgvuldig opgebouwd uit strategieën, maskers en overtuigingen — die ooit hielp om te overleven.
Maar uiteindelijk houdt ze ons weg van het leven dat werkelijk vervult.
Wat er misgaat als de overleving blijft voortduren
Overlevingsstrategieën zijn geen vijanden. Ze zijn beschermers — vaak loyaal, slim en taai. Ze hielpen ons als kind om ons staande te houden in een wereld die nog te groot, te onveilig of te complex was. Maar wat ooit hielp, kan ons op latere leeftijd ook gevangen houden.
Wanneer we deze strategieën niet leren herkennen, erkennen én loslaten, blijven hebzucht, heerszucht en eerzucht onbewust onze keuzes bepalen. Dan blijven we reageren vanuit oude overtuigingen van tekort — zelfs als het leven objectief gezien ‘veilig’ of ‘voldoende’ is geworden.
De oorspronkelijke levensenergie van verlangen raakt dan misvormd.
Lust en begeerte worden geen bron van vreugde en verbinding, maar een vorm van roofbouw.
We putten onszelf uit in het najagen van méér — meer spullen, meer controle, meer waardering — in de hoop ooit genoeg te zijn. Maar het is nooit genoeg. Want het innerlijke gat dat we proberen te vullen, heeft geen uiterlijke oplossing.
We verliezen daarbij iets fundamenteels:
ons contact met de innerlijke maat — het gevoel voor wat passend, waarachtig en gezond is.
* We gaan harder werken dan goed voor ons is.
* We houden maskers op die nooit ontspannen.
* We vergelijken ons voortdurend met anderen.
* We voelen ons onrustig, zelfs als we bereikt hebben wat we wilden.
We raken uitgeput, gejaagd en vervreemd — niet alleen van onszelf, maar ook van de ander.
Want wie zichzelf niet werkelijk kan ontmoeten, kan de ander ook niet echt nabij zijn.
En het meest pijnlijke is misschien dit:
we leven dan niet meer vanuit ons zijn, maar vanuit onze conditionering.
“Wanneer ik mijzelf (of anderen) meet aan wat ik heb, wat ik kan, of hoeveel waarde ik volgens de buitenwereld heb, ben ik niet in het zijn.”
We zijn dan niet meer thuis in ons eigen lichaam, hart en ziel — maar verblijven in een soort schijnleven waarin presteren, bezitten of indruk maken centraal staat.
En hoewel het er aan de buitenkant vaak ‘goed’ uitziet, voelt het vanbinnen leeg.

De uitnodiging tot ontwaken: terug naar menselijke maat
Er komt een moment in ons leven — vaak rond het 23e levensjaar — waarop we niet langer alleen afhankelijk zijn van de beschermingsmechanismen van ons innerlijke kind. Op dat punt zijn we, psychologisch én neurologisch, in staat tot zelfreflectie, bewust gedrag en morele integratie.
We kunnen leren om niet alleen door het leven te reageren, maar om er bewust op te antwoorden.
Voor veel mensen is dit het begin van een innerlijk ontwaken.
Een fase waarin oude patronen beginnen te wringen.
Waarin vragen opkomen als:
“Ben ik nog steeds aan het bewijzen dat ik genoeg ben?”
“Wat drijft mijn keuzes werkelijk: innerlijke rust of onbewuste compensatie?”
Het is in deze fase dat we kunnen beginnen met het ontmantelen van onze valse identiteit — niet uit verzet, maar uit erkenning.
We hoeven de overlevingsstrategieën niet te veroordelen. Ze verdienen ons respect. Ze hebben ons gedragen, beschermd, geholpen om ergens te komen waar het veiliger is.
Maar nu mogen ze met pensioen.
✦ Meer dan ik ben, hoef ik niet te zijn.
✦ Meer dan ik kan, hoef ik niet te doen.
✦ Meer dan mezelf te zijn, is niet nodig.
Dit is de beweging van overleven naar bewust leven.
Een terugkeer naar menselijke maat — niet als beperking, maar als bevrijding.
In plaats van gedreven te worden door het idee dat we “meer” moeten zijn, mogen we rusten in het besef dat wie we werkelijk zijn, voldoende is.
In plaats van ons verlangen te verdoven of eindeloos na te jagen, mogen we het koesteren, verdiepen, afstemmen.
Niet langer gestuurd door tekort — maar gevoed door verbondenheid, wijsheid en waarheid.
Deze omslag vraagt moed.
Bewustzijn.
Reflectie.
En soms ook begeleiding van iemand die met ons mee durft te kijken zonder oordeel.
Maar wat het oplevert is onbetaalbaar:
Een volwassen relatie met verlangen.
Een leven dat niet draait om méér, maar om echter.
Niet om indruk maken, maar om thuiskomen in wie je werkelijk bent.
Hoe nu verder? Bewust leren verlangen
Wat als verlangen niet het probleem is, maar de weg terug?
Zolang we verlangen zien als iets dat beteugeld of onderdrukt moet worden, blijven we in gevecht met een fundamenteel onderdeel van ons mens-zijn. Maar verlangen is geen vijand. Het is een richtingaanwijzer. Een innerlijk kompas dat — wanneer we het leren verstaan — ons dichter bij waarheid, verbinding en vervulling kan brengen.
We hoeven lust en begeerte niet te veroordelen, maar te begrijpen.
Want pas als we hun taal leren spreken, kunnen we het verschil zien tussen het kind dat nog iets probeert te vullen, en de volwassene die iets wil uitdrukken of delen.
De vraag is dan niet langer: “Hoe kom ik van mijn verlangens af?”
Maar:
“Wat willen ze mij vertellen?”
“Wat is het échte verlangen onder het verlangen?”
Wanneer we deze beweging maken — van onderdrukken naar begrijpen, van najagen naar afstemmen — ontstaat er ruimte voor iets nieuws:
bewust verlangen.
Verlangen dat niet gedreven wordt door tekort, maar gedragen wordt door integriteit, verbondenheid en levenslust.
En dat is ook de uitnodiging voor onze omgang met toekomstige generaties:
Wat als we onze kinderen leren dat verlangens er mogen zijn?
En dat het niet het verlangen is dat ons vormt, maar hoe we ermee omgaan?
Wat zou er gebeuren als we jonge mensen begeleiden in het ontdekken van hun innerlijke wereld — zonder schaamte, zonder veroordeling, met nieuwsgierigheid en liefdevolle grenzen?
Wat als we zelf het voorbeeld worden van wat het betekent om verlangens te voelen — en er niet door geregeerd te worden?
Ter overweging:
- Waar in mijn leven reageer ik nog vanuit hebzucht, heerszucht of eerzucht?
- Welke verlangens in mij vragen niet om bevrediging, maar om aandacht?
- Wat zou er veranderen als ik mijn verlangens niet langer wantrouw, maar onderzoek?
- Kan ik mijn verlangen weer verbinden met mijn waarden — en zo richting geven aan mijn leven?
Bewust leren verlangen is geen zelfverbeteringsproject.
Het is een uitnodiging tot thuiskomen — bij jezelf, bij je ware maat, bij het leven zelf.
Niet meer, niet minder. Maar precies goed.