NIVEA, maar vragen
Ze kijkt even weg, haar schouders iets hoger dan normaal. ‘Ben je boos?’ vraag ik. Ze kijkt me aan, verbaasd. ‘Nee… moe.
In een fractie van een seconde had ik iets ingevuld. Een gevoel, een motief, een emotie. Ik dacht dat ik haar begreep — maar wat ik deed, was interpreteren vanuit mijzelf.
We doen het allemaal: invullen voor een ander. We denken te weten wat de ander bedoelt, voelt, denkt, zonder het te vragen. Soms uit gemak, soms uit liefde, soms uit angst. Dat we voelen dat er iets is, dat klopt! Wat we invullen, dat gaat altijd over ons zelf. Want kunnen we eigenlijk wel weten wat een ander ervaart? Mogen we dat wel denken, of zeggen? En wat betekent het dat we het zo vaak doen?
In dit artikel neem ik je mee in een diepgaand onderzoek naar het fenomeen ‘invullen voor een ander’. Vanuit de psychologie, neurologie, ontwikkeling, filosofie én spiritualiteit ontrafelen we waarom dit menselijke gedrag zo verleidelijk is — en waarom het misschien wel tijd is om ermee te stoppen.”
Waarom invullen voor een ander gebeurt
De menselijke neiging tot projectie, voorspellende hersenen en sociale scripts
We doen het vaker dan we denken. Je ziet iemand stil vallen in een gesprek, en denkt: “Die is vast boos.” Iemand zegt niets terug op WhatsApp, en je denkt: “Ze zal me wel zat zijn.” Of je collega fronst tijdens een vergadering, en je bent ervan overtuigd dat hij jouw idee afwijst.
Wat hier gebeurt, is een van de meest hardnekkige automatismen in ons sociaal gedrag: invullen voor een ander. We denken te weten wat de ander voelt, bedoelt of denkt — zonder het te vragen. Het lijkt misschien onschuldig, of zelfs intuïtief, maar de vraag is: waarom doen we dit eigenlijk zo snel, zo vanzelfsprekend?
Dit gedrag komt niet uit het niets. Het is geworteld in een complex samenspel van psychologische mechanismen, neurologische processen, vroege ontwikkeling én sociale conditionering.
Projectie, controle en de honger naar duidelijkheid
Psychologisch perspectief
In de psychologie wordt veel invullen verklaard vanuit projectie: een verdedigingsmechanisme waarbij we onze eigen gevoelens, angsten of overtuigingen toeschrijven aan een ander. Als ik bang ben voor afwijzing, ben ik geneigd om bij stiltes te denken: “Hij zal me wel afwijzen.” Het zijn niet zozeer de signalen van de ander die spreken, maar mijn eigen binnenwereld die zich op hem projecteert.
Daarnaast is er de behoefte aan controle. Weten wat de ander denkt of voelt geeft ons houvast in de onvoorspelbare dynamiek van relaties. Onzekerheid wordt slecht verdragen. Dus vullen we in. Niet omdat we het zeker weten — maar juist omdat we het niet zeker weten.
En dan is er de fundamentele menselijke drang naar duidelijkheid. In zijn beroemde piramide noemt Maslow ‘zekerheid’ als een van de basisbehoeften van de mens. Onduidelijkheid activeert angst. Invullen is dan een snelle manier om die angst te bezweren.
Het tragische is: hoe meer we invullen, hoe minder we werkelijk weten — en hoe groter de afstand tot de ander wordt.
De hersenen als voorspellingsmachine
Neurologisch perspectief
Wat we psychologisch projectie noemen, heeft in de neurowetenschappen een verrassend parallel: voorspellende verwerking (predictive processing). In deze theorie zijn onze hersenen continu bezig om de wereld te voorspellen, in plaats van puur te reageren op prikkels.
Met andere woorden: je brein probeert steeds te raden wat er gebeurt — ook bij andere mensen. Als je iemand ziet fronsen, vult je brein razendsnel in: onvrede, kritiek, boosheid. Deze voorspellingen zijn gebaseerd op eerdere ervaringen, herinneringen en schema’s.
De snelheid hiervan is indrukwekkend — maar ook gevaarlijk. Want deze voorspellingen zijn niet neutraal. Ze zijn gevormd in de loop van je leven, vanuit jouw unieke geschiedenis. Het is dus geen directe waarneming van de ander, maar een gekleurde interpretatie door jouw eigen brein.
Een ander relevant netwerk in de hersenen is het Default Mode Network — actief wanneer we nadenken over onszelf, maar óók wanneer we denken over anderen. Hier gebeurt iets interessants: het netwerk gebruikt ons eigen zelfbeeld als model om de ander te begrijpen. Het gevolg: we vullen anderen vaak in als versies van onszelf. Dat is efficiënt, maar niet accuraat.
Invullen als overlevingsmechanisme
Ontwikkelingspsychologisch perspectief
Opvallend genoeg is invullen niet alleen een fout van volwassenen — het is juist een overlevingsmechanisme dat we in onze vroege jeugd moésten ontwikkelen.
Een baby kan nog niet praten. Hij is volledig afhankelijk van de gevoelsmatige afstemming met zijn primaire verzorger (meestal de moeder). Hij leert: wanneer mama een bepaalde toon aanslaat, komt er voeding. Wanneer haar blik verandert, komt er onrust. Door subtiele signalen te interpreteren, leert het kind anticiperen en navigeren.
Het jonge kind vult dus in — omdat het niet anders kan. Het heeft geen taal, geen reflectie, geen abstractie. Alleen gevoel. Alleen lichaam. En dit lichaam leert: “Als ik dit zie, dan gebeurt waarschijnlijk dat.”
In die zin is invullen een evolutionaire noodzaak. Maar wat voor een kind functioneel is, wordt voor een volwassene al snel een probleem — vooral wanneer we ons er niet bewust van zijn. Dan blijven we opereren vanuit de kinderlijke reflex om te gissen, te raden, en emotionele zekerheid te zoeken in ons eigen verhaal, in plaats van de ander écht te ontmoeten.
De sociale scripts van snelle interpretatie
Cultureel perspectief
Ook in onze culturele spweelt conditionering een rol. We leven in een wereld waarin snelheid, oordeel en assertiviteit vaak hoger worden gewaardeerd dan nuance, twijfel en stilte. In veel contexten (werk, relaties, media) lijkt het zelfs een kracht om “mensen snel te kunnen lezen”.
Maar dit vermogen tot snelle interpretatie — dat in feite vaak gewoon invullen is — is eerder een sociaal script dan een teken van wijsheid. In de realiteit leidt het tot misverstanden, conflict, en vaak eenzaamheid. Want als iedereen elkaar invult, wie wordt er dan nog echt gezien?
Tussen weten en niet-weten
Invullen voor een ander is dus niet zomaar een slechte gewoonte. Het is een diep verankerde strategie die ons ooit diende — neurologisch, psychologisch, evolutionair. Maar wat ons ooit hielp overleven, kan ons nu belemmeren in het werkelijk verbinden.
In plaats van razendsnel in te vullen, ligt er een andere uitnodiging: vertragen. Vragen stellen. Toestaan dat je het niet weet. En de ander de ruimte geven om zelf te spreken.
Want alleen waar niet ingevuld wordt, kan iets echts ontstaan.
Waarom het eigenlijk niet kán
De onkenbaarheid van de ander, en de illusie van begrijpen
In een gesprek met een vriendin vertel ik iets over een moeilijke periode. Halverwege onderbreekt ze me:
“Ik snap het helemaal — dat komt vast omdat je vroeger nooit erkenning kreeg van je vader.”
Ze bedoelt het goed. En misschien zit er een kern van waarheid in. Maar op het moment dat ze het zegt, voel ik me niet begrepen — ik voel me ingevuld. En daarmee: overgenomen.
Wat hier gebeurt is niet alleen psychologisch onhandig, maar raakt aan een fundamentelere kwestie: het idee dat we kunnen weten wat er in een ander omgaat, is een illusie.
De ander als onbekende: de grenzen van intersubjectiviteit
Filosofisch perspectief
In de westerse filosofie is lang gedacht dat we met voldoende rationaliteit en empathie de ander kunnen begrijpen. Dat we de brug kunnen slaan van ‘ik’ naar ‘jij’. Maar veel hedendaagse denkers stellen daar scherpe kanttekeningen bij.
De Franse filosoof Emmanuel Levinas pleit juist voor het tegenovergestelde: de ander is altijd radicaal anders — onherleidbaar tot mijn begrip of mijn taal. Zodra ik de ander ‘denk te begrijpen’, reduceer ik hem tot mijn kader, mijn categorieën. Dan is hij niet meer een ander, maar slechts een projectie van mijzelf.
Hij schrijft: “De Ander ontglipt altijd aan het denken dat hem wil bevatten.”
Volgens Levinas is échte ethiek dan ook niet: de ander begrijpen, maar hem laten bestaan in zijn vreemdheid, zonder hem te willen verklaren. Zodra ik invul, maak ik de ander kleiner dan hij is. Ik zet hem vast in een verhaal dat van míj is.
Jouw brein is het mijne niet
Neurologisch perspectief
Ook de neurowetenschappen bevestigen deze kloof. Hoewel we op biologisch niveau allemaal beschikken over spiegelneuronen en empathische circuits, blijkt uit onderzoek dat we andermans emoties, motieven of overtuigingen slechts bij benadering kunnen inschatten — en die inschatting is vaak gekleurd door ons eigen referentiekader.
Onderzoek naar Theory of Mind laat zien: we kunnen denken over wat een ander denkt, maar dat vermogen is feilbaar, variabel en sterk afhankelijk van context en persoonlijke geschiedenis.
Sterker nog: de hersenen zijn zó individueel gevormd — door genetica, ervaringen, trauma’s, cultuur — dat elk brein een unieke ervaringsruimte is. We kunnen dus nooit echt ‘in het hoofd’ van een ander kijken, hooguit via taal en gedrag een glimp opvangen. Maar een glimp is geen waarheid.
Invullen is dan ook neurologisch gezien niet accuraat. Je interpreteert via je eigen hersenpaden, niet via die van de ander.
Het unieke pad van de ziel
Spiritueel perspectief
Vanuit spiritueel perspectief is deze onkenbaarheid zelfs heilig. In veel spirituele tradities wordt de mens gezien als een unieke ziel, met een eigen weg, eigen lessen, eigen timing. Wat iemand op dit moment meemaakt, komt voort uit een diepere dynamiek — soms karmisch, soms collectief, soms mysterieus.
Volgens die visie is het dan ook niet onze taak om de ander te verklaren of te ‘doorzien’. Integendeel: het spirituele pad vraagt eerbied voor het mysterie van de ander. Echte verbinding komt niet voort uit weten, maar uit aanwezig durven zijn bij wat zich aandient — zonder invulling, zonder oordeel.
De ander is geen probleem om op te lossen, maar een bewustzijn om te ontmoeten.
Het ontbreken van nieuwsgierigheid
En de subtiele macht van weten-willen
Invullen is in veel gevallen een vorm van geslotenheid. In plaats van een open vraag, stellen we een vaststelling. In plaats van “Hoe is dit voor jou?”, zeggen we “Jij voelt je zeker zo.” De nieuwsgierigheid is verdwenen. En daarmee ook de ontmoeting.
In relaties, vriendschappen, zelfs in therapie, gebeurt dit vaak ongemerkt. We denken empathisch te zijn, terwijl we in feite bezig zijn onze eigen onzekerheid te dempen. Niet door vragen te stellen, maar door het antwoord alvast te geven.
Maar zonder nieuwsgierigheid is er geen ruimte voor waarheid. Dan is er alleen nog het narratief van degene die invult — en niet het verhaal van degene die werkelijk leeft wat er gebeurt.
De hiërarchie van invullen
“Alsof jij beter weet wat ik voel dan ikzelf”
Invullen voor een ander lijkt op het eerste gezicht empathisch, maar is in de praktijk vaak een vorm van subtiele superioriteit. Het is een stelling nemen boven de ander: jij weet het niet, ík zie het beter. Het is de therapeut die zijn cliënt doorziet, de vriend die de oorzaak van je verdriet wel even aanwijst, de partner die zegt: “Je doet nu gewoon defensief.”
Op zo’n moment vindt er een verschuiving plaats in de relatie: van gelijkwaardig naar asymmetrisch. De invuller wordt de expert, de ander het object van interpretatie. Maar echte nabijheid vraagt geen hiërarchie, het vraagt gelijkwaardigheid — en de bereidheid om te zeggen: “Ik weet het niet. Wil je me vertellen hoe het voor jou is?”
Dus waarom het niet kán
Het kan niet — omdat de ander nooit volledig kenbaar is.
Het kan niet — omdat jouw brein geen toegang heeft tot andermans binnenwereld.
Het kan niet — omdat ieder mens een uniek levenspad bewandelt, dat jij niet kunt overzien.
Het kan niet — omdat invullen het gesprek vervangt door een gesloten conclusie.
En het kan niet — omdat je daarmee boven de ander gaat staan, in plaats van naast hem of haar.
De enige echte toegang tot de ander begint bij niet-weten. Bij vragen in plaats van verklaren. Bij ruimte geven, in plaats van ruimte vullen.
“Het meest empathische wat je kunt zeggen is niet: ‘Ik snap je.’
Maar: ‘Ik ben benieuwd. Vertel!’”
Waarom het niet mág
Over respect, erkenning en de grens tussen empathie en inbreuk
We bedoelen het vaak goed. Een vriend ziet je stil worden, en zegt: “Jij bent nu verdrietig hè?”
Een collega hoort je twijfelen en zegt: “Je bent gewoon bang om te falen.”
Of een partner merkt op: “Je hebt nu ruzie met jezelf, dat zie ik zo.”
Het klinkt als betrokkenheid. Als luisteren. Als empathie. Maar wat er in werkelijkheid gebeurt, is iets veel fundamentelers — en ongemakkelijkers: de ander wordt niet erkend in zijn eigen ervaring, maar vervangen door jouw interpretatie.
En dat is niet onschuldig.
Invullen voor een ander is geen kleine communicatiefout — het is een vorm van relationele grensoverschrijding. Het schendt autonomie, het ondermijnt gelijkwaardigheid en het kan diepe psychologische schade veroorzaken.
Relationele ethiek: het recht om jezelf te zijn
In elke relatie — vriendschap, werk, gezin, therapie — bestaat er een ethische basislijn: ieder mens heeft het recht op zijn eigen binnenwereld.
Dat recht betekent:
– Het recht om zelf te voelen wat je voelt
– Het recht om zelf te zeggen wat er in je omgaat
– Het recht om niet ingevuld, maar gehoord te worden
De Canadese filosoof Trudy Govier noemt dit het principe van “epistemisch respect”: het fundamentele respect dat iemand zélf het beste weet wat hij of zij ervaart. Door in te vullen voor een ander, ontnemen we hem dat recht. We zeggen impliciet: “Ik weet beter dan jij wat er in jou leeft.” En daarmee ontkennen we de ander in zijn meest existentiële autonomie: het recht om zijn eigen betekenis te geven aan zijn ervaring.
In zorgrelaties is dit extra precair. Denk aan therapeuten, artsen, docenten, ouders. Juist daar wordt de ander makkelijk tot object van duiding gemaakt. Maar hoe zorgzaam die duiding ook bedoeld is — ze ondergraaft de autonomie als ze niet voortkomt uit vragen, maar uit zeker weten.
De dunne lijn tussen empathie en emotioneel geweld
Empathie is de bereidheid om mee te bewegen met de ander, zonder het over te nemen. Het is zacht, open, uitnodigend. Het zegt: “Ik ben hier. Ik weet niet wat je doormaakt, maar ik wil het graag van je horen.”
Invullen is iets anders. Het zegt: “Ik zie wat jij voelt. Ik begrijp je.”
En daarmee ontneemt het de ander zijn stem. Het is eigenlijk grensoverschrijdend!
Wanneer invullen herhaaldelijk gebeurt — in intieme relaties, in ouder-kinddynamieken, in werkcontexten — wordt het relationeel geweld.
Niet schreeuwend. Niet fysiek. Maar subtiel en sluipend:
– Het is het gevoel dat je jezelf niet meer mag uitleggen.
– Het is de ervaring dat iemand anders jouw binnenwereld als het ware kaapt.
– Het is het moment waarop je denkt: “Laat maar, ik word toch niet gehoord.”
Dit geweld zit niet in intentie, maar in werking. Het maakt mensen klein, stil, en op den duur: onzeker over hun eigen beleving.
Psychologische schade: het uitwissen van de ander
Een van de meest pijnlijke gevolgen van structureel ingevuld worden, is dat mensen het contact met hun eigen innerlijke waarheid verliezen.
Vooral bij kinderen is dit zichtbaar. Wanneer een kind steeds hoort: “Je bent toch niet boos?”, of: “Je bent gewoon moe, daarom huil je zo”, leert het dat zijn eigen gevoelens niet kloppen — dat het niet te vertrouwen is in zijn eigen beleving. Op latere leeftijd vertaalt zich dat in twijfel aan het eigen gevoel, moeite met grenzen, en het voortdurend zoeken naar bevestiging buiten zichzelf.
Maar ook in volwassen relaties zien we dit gebeuren. Mensen die steeds worden ingevuld, trekken zich terug. Ze voelen zich onzichtbaar. Ze leren om hun binnenwereld te verbergen of zelfs te wantrouwen.
En misschien is dat wel de grootste schade die invullen veroorzaakt:
het wist langzaam het ik van de ander uit.
Niet invullen is niet zwijgen, maar vragen
Het alternatief voor invullen is niet: je mond houden. Het is: de kunst van het vragen stellen. Niet als strategie, maar als houding. Als ethische keuze.
In plaats van te zeggen:
“Je bent zeker boos omdat je je buitengesloten voelt.”
Zeg je:
“Ik merk dat je stil wordt. Mag ik vragen hoe het met je is?”
In plaats van:
“Je bent gewoon bang om te falen.”
Zeg je:
“Ik heb het gevoel dat er iets spannends voor je in zit. Klopt dat?”
Het verschil? In het eerste geval bepaal jij wat er waar is. In het tweede geval nodig je de ander uit om zichzelf te laten zien. Dat is waar echte empathie begint: bij het durven verdragen van niet-weten. Niet om jezelf kleiner te maken, maar om de ander groter te laten zijn.
Dus waarom het niet mág
Het mag niet — omdat ieder mens het fundamentele recht heeft om zijn eigen ervaring te duiden.
Het mag niet — omdat invullen de stem van de ander overschrijft.
Het mag niet — omdat het beschadigend en grensoverschrijdend is.
Het mag niet — omdat liefde, zorg en vriendschap nooit via macht lopen, maar via gelijkwaardigheid.
Invullen is geen empathie. Het is een subtiele vorm van overheersing.
En wie werkelijk de ander wil ontmoeten, doet één stap terug. Niet om afstand te nemen, maar om ruimte te maken. Voor het eigen woord van de ander. Voor zijn waarheid, zijn stem, zijn ik.
“Respect is: weten dat ik de ander nooit helemaal kan kennen,
en daarom steeds opnieuw bereid zijn om hem te vragen wie hij is.”
Het alternatief: leren vragen in plaats van invullen
Van zeker weten naar nieuwsgierig blijven
Als invullen zoveel kapotmaakt, wat is dan het alternatief?
In een wereld waarin we gewend zijn om snel conclusies te trekken en elkaar te duiden, voelt vragen stellen soms traag, onzeker of zelfs naïef. Maar wie oprecht wil verbinden, ontdekt al snel: vragen zijn geen zwakte, maar een vorm van morele precisie.
Vragen stellen is een keuze. Een stijl. Een houding. En in menselijke relaties is het misschien wel de krachtigste vorm van liefde:
niet willen weten, maar willen horen.
Hoe je anders kunt communiceren
Van ‘ik weet het’ naar ‘ik ben benieuwd’
De eerste stap is het herkennen van de reflex om in te vullen. Dat is geen falen, maar een teken van bewustwording. Je denkt:
– “Ze is gewoon jaloers.”
– “Hij heeft moeite met kritiek.”
– “Ze doet nu precies wat haar moeder vroeger deed.”
Stop daar. Neem een adem. En zeg in plaats daarvan:
– “Ik merk dat ik een beeld heb van wat er speelt. Mag ik dat checken?”
– “Ik krijg de indruk dat het je raakt. Klopt dat?”
– “Wil je me vertellen wat er nu in je omgaat?”
Wat je hiermee doet, is je interpretatie aanbieden als hypothese, niet als feit. Je geeft ruimte aan de ander om te bevestigen, te corrigeren, of iets heel anders te zeggen. Je beweegt van invullen naar uitnodigen.
Verbindende communicatie (Geweldloze Communicatie) in de praktijk
De methode van Nonviolent Communication (NVC, geweldloze of verbindende communicatie) van Marshall Rosenberg biedt hiervoor een krachtig kader. Eén van de kernprincipes is: Zeg wat je waarneemt, en check je interpretatie met de ander.
De structuur van NVC ziet er vaak zo uit:
1) Waarneming – wat je feitelijk ziet of hoort
2) Gevoel – wat dat met jou doet
3) Behoefte – wat je nodig hebt of verlangt
4) Verzoek – wat je van de ander vraagt
Bijvoorbeeld: “Toen je net stilviel (waarneming), voelde ik me wat onzeker (gevoel), omdat ik behoefte heb aan duidelijkheid (behoefte). Zou je willen vertellen wat er in je omging? (verzoek)”
In plaats van te zeggen:
“Jij bent nu boos omdat ik te direct was”,
zeg je:
“Ik heb het gevoel dat mijn woorden iets opriepen. Klopt dat?”
In deze vorm blijf je bij jezelf, en maak je ruimte voor de beleving van de ander. Je communiceert zonder macht, zonder aannames, en met bereidheid om verrast te worden.
De kracht van: “Ik heb het idee dat… klopt dat?”
Eén van de meest praktische zinnen in menselijke communicatie is: “Ik heb het idee dat… klopt dat?”
Deze formulering is zo krachtig omdat hij drie dingen tegelijk doet:
* Hij erkent je interpretatie (je hoeft niet te doen alsof je niks denkt)
* Hij houdt die interpretatie open (het is geen conclusie, maar een observatie)
* Hij nodigt de ander uit tot correctie (je geeft de macht terug aan de ander)
Bijvoorbeeld:
– “Ik heb het idee dat je afstand neemt. Klopt dat?”
– “Ik merk dat ik denk dat je je aangevallen voelt. Is dat zo?”
– “Ik heb het idee dat je ergens mee zit, maar ik weet het niet zeker. Wil je me iets vertellen?”
Zo’n zin opent het gesprek. Ze toont bescheidenheid én betrokkenheid.
En misschien wel het belangrijkst: ze maakt ruimte voor de waarheid van de ander.
De moed om het niet te weten
In veel gevallen is invullen een manier om ongemak te vermijden. We willen het weten, zodat we controle houden. Maar echte ontmoeting vraagt iets anders: de moed om het niet te weten.
Het is kwetsbaar om te zeggen:
– “Ik zie iets gebeuren, maar ik weet niet wat het is.”
– “Ik merk dat ik iets interpreteer, maar ik wil het niet invullen.”
– “Ik wil je graag begrijpen, maar ik weet niet zeker hoe.”
Dat soort uitspraken zijn geen zwaktebod. Ze zijn een ethische keuze voor respect. Een vorm van innerlijke volwassenheid. En een voorwaarde voor elk gesprek waarin iets echts kan ontstaan.
Dus hoe dan wel?
– Leer het verschil tussen waarnemen en interpreteren
– Stel je gedachten als vraag, niet als feit
– Gebruik de kracht van: “Ik heb het idee dat… klopt dat?”
– Gun de ander zijn binnenwereld
– Wees bereid om ongelijk te hebben
– En bovenal: blijf nieuwsgierig
Waar vragen komen, kan verbinding ontstaan
Als invullen een reflex is van ons brein en ons ego, dan is vragen stellen een daad van bewustzijn. Het is de stap waarin we het vertrouwde verhaal loslaten, en de ander werkelijk uitnodigen om zichzelf te laten zien.
Niet omdat wij hem al doorgronden.
Maar juist omdat we dat niet kunnen — en daarom willen horen wie hij is.
Wat zegt het over mij als ik invul voor een ander?
Over projectie, controle en de uitnodiging tot zelfontwikkeling
We hebben nu gezien dat invullen voor een ander psychologisch begrijpelijk is, filosofisch onhoudbaar, ethisch grensoverschrijdend en relationeel schadelijk. Maar één vraag is nog niet beantwoord:
Wat zegt het over mij — als ik de neiging heb om het toch steeds te doen?
Deze vraag is misschien wel de moeilijkste. Want zolang we over ‘de ander’ praten, blijft het veilig. Maar zodra we onszelf gaan onderzoeken, komen we op een plek waar het ongemakkelijk wordt. En precies daar begint werkelijke ontwikkeling.
Projectie: wanneer de ander mijn spiegel wordt
Een van de meest fundamentele inzichten uit de psychologie is dat we vaak niet de ander zien, maar onszelf gespiegeld in de ander.
Carl Jung noemde dit projectie: we schuiven onze eigen angsten, verlangens en overtuigingen op iemand anders — en denken dan dat die bij hem horen.
Als ik bijvoorbeeld zeg:
– “Hij zal me wel afwijzen.”
…dan is het vaak mijn eigen angst voor afwijzing die spreekt.
Of als ik denk:
– “Zij is gewoon jaloers.”
…dan is het misschien mijn eigen onzekerheid die die projectie nodig heeft om mijzelf beter te voelen.
Elke keer dat ik invul wat de ander voelt of denkt, loop ik het risico mezelf te ontmoeten. Niet de ander. Maar mijn eigen overtuigingen, patronen, angsten, en (onvervulde) behoeften.
Dat maakt invullen niet alleen een relationele vergissing, maar ook een kans.
Een spiegel.
Een ingang naar zelfonderzoek.
Ongemak met niet-weten
Waarom vullen we dan zo vaak in?
Omdat niet-weten onveilig voelt.
Het is spannend om in het grijze gebied van onzekerheid te verblijven:
– Misschien is de ander boos op me.
– Misschien denkt hij iets lelijks over me.
– Misschien voel ik me afgewezen, en weet ik niet wat dat betekent.
Onze hersenen houden niet van open einden. We willen orde. Patronen. Begrijpelijkheid. Dus vullen we in — omdat dat voelt als controle. Het geeft ons de illusie van grip op de relatie, op het gesprek, op de ander.
Maar wat als we dit moment, dit ongemak, zouden zien als uitnodiging?
Niet als iets om te vermijden, maar als een kans om te oefenen met openheid, kwetsbaarheid en zelfbewustzijn.
Om stil te staan bij wat er in míj geraakt wordt.
En in plaats van de ander te corrigeren, mezelf iets af te vragen als:
– “Wat maakt dat ik dit nu invul?”
– “Wat raakt dit in mij?”
– “Wat heb ík nu eigenlijk nodig?”
De uitnodiging tot zelfontwikkeling
Wie leert opmerken wanneer hij invult, ontdekt gaandeweg dat dit gedrag vaak voortkomt uit:
– De behoefte om controle te houden
– Angst voor afwijzing
– De drang om nuttig te zijn of de ander te ‘helpen’
– Moeite met intimiteit en werkelijke nabijheid
– Onvermogen om echt te luisteren zonder iets te moeten oplossen
En dat is niet iets om ons voor te schamen.
Het is juist een portaal naar persoonlijke ontwikkeling.
Elke keer dat je merkt: “Ik ben nu aan het invullen”, kun je stoppen en kiezen voor iets nieuws:
– Je kunt je afvragen: Wat voel ík eigenlijk?
– Je kunt benoemen: “Ik merk dat ik iets invul. Maar ik weet het niet zeker.”
– Je kunt oefenen in ruimte geven: “Wil je me vertellen hoe het voor jou is?”
Zo wordt het niet-weten een oefening in kracht.
Niet in macht over de ander, maar in meesterschap over jezelf.
Invullen als signaal
Zie invullen voortaan niet als fout, maar als signaal.
Een signaal dat er iets in jou geraakt wordt.
Dat je iets aan het vermijden bent.
Of iets te snel aan het oplossen.
En in plaats van de ander te overschrijven met je interpretatie, kun je het moment gebruiken om jezelf beter te leren kennen.
Want uiteindelijk geldt: Hoe meer ruimte ik in mezelf kan maken voor twijfel, stilte en openheid,
hoe meer ruimte er in mijn relaties ontstaat voor echtheid.
Terug naar jezelf
Dus wat zegt het over jou als je invult voor een ander?
Dat je mens bent.
Dat je brein patronen zoekt.
Dat je hart zekerheid wil.
En dat je tegelijk een vermogen hebt om bewust te worden, om te oefenen, om te groeien.
Want elke keer dat je stopt met invullen, en begint met luisteren,
– niet alleen naar de ander, maar ook naar jezelf –
maak je een keuze voor verbinding.
Voor volwassenheid.
Voor aanwezigheid.
En dat is misschien wel het mooiste wat je een ander — én jezelf — kunt geven.

NIVEA
Een samenvatting, een uitnodiging, een open einde
We vullen in omdat we mensen zijn:
Omdat ons brein zekerheid zoekt.
Omdat we verlangen naar controle, naar grip, naar betekenis.
Maar gaandeweg hebben we gezien dat die reflex — hoe begrijpelijk ook — zelden dienstbaar is aan echte verbinding.
Integendeel:
– Psychologisch is invullen vaak projectie.
– Neurologisch kun je simpelweg niet weten wat een ander voelt.
– Filosofisch is de ander fundamenteel onkenbaar.
– Spiritueel heeft ieder mens een uniek, niet-invulbaar pad.
– Ethisch schendt invullen de autonomie van de ander.
– Relationeel maakt het de ander kleiner — of zelfs onzichtbaar.
En dus blijven we achter met iets eenvoudigs, maar radicaals:
de uitnodiging om te vragen in plaats van te verklaren.
Om ruimte te laten in plaats van ruimte te vullen.
Om naast de ander te staan, niet erboven.
NIVEA als houding
Laten we NIVEA dus niet slechts zien als een communicatietip, maar als een levenshouding.
Een dagelijkse beoefening van:
– Niet-weten verdragen
– Nieuwsgierig zijn zonder in te grijpen
– Ruimte geven voor de waarheid van de ander
– Stil kunnen zijn wanneer je geneigd bent om te duiden
– Vragen stellen als vorm van respect
Of zoals mijn leraar ooit zei: “Het mooiste dat je een ander kunt geven, is een lege kom —
zodat hij mag vullen met wat hij werkelijk voelt.”
Een laatste gedachte
We denken vaak dat liefde betekent: de ander begrijpen.
Maar misschien is liefde juist dit: de ander zijn mysterie laten zijn.
Niet omdat je hem niet wilt begrijpen,
maar omdat je hem genoeg eerbiedigt om hem zelf te laten spreken.
En in plaats van: “Ik weet hoe het zit,”
kun je zeggen: “Ik ben benieuwd wie jij bent, vandaag.”
NIVEA: Niet Invullen Voor Een Ander.
Niet als correctie. Maar als uitnodiging.
Tot openheid.
Tot bescheidenheid.
Tot echte nabijheid.