Overgave en Sprong
Er zijn momenten waarop het lichaam meer weet dan woorden ooit kunnen zeggen. In de stilte van een oefenruimte, terwijl de ademhaling hoorbaar wordt en de grond onder je voeten stevig voelt, gebeuren dingen die buiten de tijd vallen. Geen therapiegesprek, geen analyse, maar een beweging — één enkele beweging — opent het geheugen van je lijf. Dat geheugen spreekt niet in zinnen, maar in sensaties. En soms, in een val. Of in een sprong.
Stel je voor: Je staat nu rechtop, je rug naar een groep vrouwen. Je sluit je ogen. Er is geen actie nu, geen springmoment. Alleen wachten — en dan je gewicht laten vallen. Naar achteren. Tegen elke reflex in. Je rug wordt hol, je buik opent zich, je keel misschien ook. En dan laat je los. Val je. Als een kind dat eindelijk niet meer hoeft op te letten. Word je opgevangen?
Even later gebeurt het tegenovergestelde: je staat op een stoel. Voor je staat een man, stevig, met open armen. Je weet wat er komt. Je gaat springen. Niet zomaar springen, maar de lucht in, de leegte in — richting zijn armen. Niet weten of je het goed doet, of je genoeg vaart maakt, of je wel ‘goed terechtkomt’. Het moment van loslaten is alles. Daarin zit de kern: durf ik? Durf ik te gaan, los van de grond, weg van het bekende? Vertrouw ik erop dat ik gedragen word, niet op wilskracht, maar door iets of iemand buiten mij?
Deze twee oefeningen — vallen naar achteren en springen naar voren — zijn ogenschijnlijk simpel. Maar ze raken aan oeroude lijnen in ons mens-zijn. Aan de eerste stemmen die we ooit hoorden, nog voordat we taal hadden. De stem van de moeder, die ons in haar armen nam en fluisterde zonder woorden: “Welkom. Je mag er zijn.” En de stem van de vader, die op een dag zei: “Ga maar. Je kunt het.”
Die twee zinnen vormen samen de grond en de vleugels van het leven. Zonder welkom, geen innerlijke rust. Zonder ‘ga maar’, geen zelfstandigheid. De eerste stem leert ons dat we mogen landen, dat we bestaan zonder voorwaarden. De tweede dat we mogen vertrekken, dat we kracht in ons dragen om te handelen, te bewegen, keuzes te maken.
Het lichaam vergeet nooit of die zinnen werkelijk gevoeld zijn. Daarom zijn deze oefeningen zo rauw, zo echt. Ze brengen niet alleen herinneringen boven, maar activeren de oorspronkelijke ervaring. Want het is één ding om te weten dat je moeite hebt met vertrouwen. Het is iets anders om te voelen hoe je hele systeem zich aanspant wanneer je achterover moet vallen, zonder controle. Of hoe je hart tekeergaat als je voorwaarts springt, bang dat je te kort komt, niet genoeg bent, dat niemand je opvangt.
De armen van de vrouwen waar je in valt — ze zijn zacht, open, dragend. Ze herinneren aan de bedding van het vrouwelijke, het koesterende. Dat wat zegt: laat maar los, ik ben er. Je hoeft even niets. Vallen in die armen is vallen in de oermoeder, in het weten dat je je kunt overgeven zonder getest te worden op prestatie. Het is de beweging van terugkeren naar ontvangen worden — misschien voor het eerst écht.
De man waar je naar springt — hij staat stevig. Niet met zachte woorden, maar met een heldere aanwezigheid die zegt: kom maar. Niet dwingend, maar uitnodigend. Hij belichaamt het vertrouwen dat je kunt springen, dat je dat mag. En dat je niet valt, maar vliegt. Zijn armen vangen niet alleen op, ze bevestigen ook: zie je wel, je kunt het.
Deze tegenstelling — en tegelijkertijd, deze complementariteit — is wat deze oefeningen zo transformerend maakt. Ze leggen bloot waar je jezelf vasthoudt, waar je jezelf nog niet toestaat om te rusten of te gaan. Ze brengen je bij de vragen die dieper liggen dan je gedachten:
Mag ik gedragen worden, zonder iets terug te doen?
Mag ik springen, zonder zeker te weten of ik goed terechtkom?
En het antwoord daarop voel je niet in je hoofd. Dat komt wanneer je valt en wordt opgevangen. Of springt en terechtkomt.
Het lichaam zucht dan. Een zucht van her-inneren. Van iets ouds dat eindelijk een plek krijgt. En iets nieuws dat geboren mag worden.
De twee oefeningen die je noemt — springen in de armen van een man en achterover vallen in de armen van vrouwen — zijn krachtige lichaamsgerichte werkvormen die symbolisch en somatisch aansluiten bij diepgewortelde psychologische patronen in de hechting en identiteitsvorming van mensen. Laten we dit stap voor stap psychologisch verklaren.
De basis: hechting en ontwikkeling
Vanaf de geboorte zijn de moeder en vader (of de verzorgende figuren die deze rollen vertegenwoordigen) vaak dragers van verschillende psychologische boodschappen die essentieel zijn voor de ontwikkeling van een kind:
* De moeder (of het moederlijke principe):
– Biedt veiligheid, koestering, acceptatie.
– De boodschap: “Welkom, je mag er zijn.”
– Deze basis vormt het zelfvertrouwen, het gevoel dat je oké bent zoals je bent — de innerlijke toestemming om te bestaan.
* De vader (of het vaderlijke principe):
– Stimuleert richting, loslaten, zelfstandigheid.
– De boodschap: “Ga, je kunt het.”
– Dit vormt het vertrouwen in de wereld en in je vermogen om daarin te handelen — de toestemming om jezelf te realiseren.
Beide boodschappen zijn nodig: eerst landen (zijn), dan bewegen (gaan).
De oefeningen: lichaam als toegang tot het onbewuste
- Springen in de armen van een man
- Psychologisch representeert dit vertrouwen op het mannelijke principe: ik durf te springen, ik vertrouw dat ik opgevangen word. Het raakt aan thema’s als:
- Durven kiezen
- De sprong in het onbekende maken
- Autonomie én vertrouwen in steun van buitenaf (vaak in relatie tot vaderfiguren of autoriteit)
- Als dit moeilijk is, kan dat wijzen op:
- Angst om te falen
- Gebrek aan vertrouwen dat er iemand je opvangt als je “gaat”
- Innerlijke saboteurs rond daadkracht, initiatief, zelfstandigheid
- Psychologisch representeert dit vertrouwen op het mannelijke principe: ik durf te springen, ik vertrouw dat ik opgevangen word. Het raakt aan thema’s als:
- Achterover vallen in de armen van vrouwen
- Dit raakt het moederlijke vertrouwen: durf ik me volledig over te geven, te ontspannen, los te laten?
- Psychologische thema’s:
- Veiligheid in overgave
- Je laten dragen, kwetsbaarheid toelaten
- Vertrouwen dat je geliefd bent zonder iets te hoeven doen
- Als dit moeilijk is, kan dat duiden op:
- Moeite met ontvangen
- Wantrouwen naar anderen of jezelf
- Vroeg gemis van veilige hechting
Waarom het zoveel impact heeft
Beide oefeningen activeren het lichaamsgeheugen — de pre-verbale, impliciete lagen van ervaring waarin vroege relaties liggen opgeslagen. Door letterlijk te vallen of te springen wordt je systeem opnieuw geconfronteerd met basisvragen:
- Ben ik veilig als ik me overgeef?
- Word ik gesteund als ik het onbekende inga?
Het verschil in impact komt doordat de beweging en richting verschillend zijn:
Oefening | Richting | Wat wordt geactiveerd? |
---|---|---|
Springen in armen van man | Actief, naar voren | Daadkracht, vertrouwen in steun tijdens actie |
Achterover vallen in vrouwenarmen | Passief, naar achteren | Overgave, vertrouwen in zorg zonder controle |
Beide oefeningen spiegelen iets wezenlijks van het innerlijke evenwicht tussen doen en zijn, tussen actie en ontvankelijkheid — en in die zin dus tussen het mannelijke en vrouwelijke archetype in ieder mens.
KORTOM:
Het verschil en de impact zit hem in:
- De verschillende ontwikkelingstaken die ze aanspreken (veilig hechten vs. veilig loskomen)
- De lichamelijke richting van de beweging (achterover = overgave, naar voren = initiatief)
- De archetypische lading van de ontvangende groep (vrouwen = zorg & veiligheid, mannen = daadkracht & vertrouwen)
- De oerervaring die opnieuw wordt aangeraakt in het lichaam
Als je deze oefeningen doet, ervaar je vaak niet alleen de oefening zelf, maar ook het hele innerlijke landschap dat ermee verbonden is. Daarom zijn ze zo krachtig.