Van Vals Zelf naar Ware Zelf – Paulus over identiteit en heiliging
Veel mensen worstelen — soms bewust, vaak onbewust — met het idee dat hun ‘oude mens’ betekent dat ze in wezen verkeerd zijn. Alsof er iets fundamenteels mis is met wie je bent. Alsof God je heeft gemaakt met een fout in het ontwerp, die Hij er vervolgens uit moet slopen door je te veranderen in iemand totaal anders. In zulke denkbeelden leeft het beeld van bekering als metamorfose: van rups naar vlinder, of erger nog — van aap naar adelaar. Maar is dat werkelijk het bijbelse getuigenis? Is dat hoe Paulus en Petrus spraken over de ‘oude’ en de ‘nieuwe’ mens?
Wat als de ‘oude mens’ — waarover Paulus schrijft in onder meer Efeziërs, Kolossenzen en Romeinen — niet je oorspronkelijke wezen is, maar een verzameling strategieën die je hebt ontwikkeld om overeind te blijven in een gebroken wereld? Denk aan overlevingspatronen, beschermende gedragingen, vervormde overtuigingen over jezelf, gevormd door angst, afwijzing, prestatiezucht of schaamte. Deze ‘oude mens’ is dan niet je kern, maar je afgeleerde zelf: het zelf dat je hebt moeten worden om veiligheid, erkenning of controle te ervaren — vaak ten koste van je oorspronkelijkheid.
De Bijbel laat iets radicaals zien: God wil je niet vernietigen of vervangen, maar herstellen. Zijn Geest maakt niet een nieuw mens van buitenaf in jou, maar wekt tot leven wat Hij vanaf het begin in je bedoeld heeft (Ef. 2:10). Het ‘nieuwe’ is niet vreemd, maar vertrouwd. Niet kunstmatig, maar natuurlijk. Niet een ander ik, maar jouw ware ik — herboren in Christus.
In dit artikel verkennen we hoe Paulus en Petrus deze innerlijke weg van bevrijding en herstel schetsen. Een weg van geestelijke volwassenwording, waarbij je oude overlevingsstructuren aflegt en leert wandelen als mens naar Gods hart. Niet uit plicht, maar uit genade. Niet om iemand anders te worden, maar om tevoorschijn te komen als wie je werkelijk bent — geschapen, geliefd, vernieuwd.
Ontwikkeling in het bijbelse begrip ‘oude’ en ‘nieuwe’ mens
Door de eeuwen heen is het bijbelse begrip van de ‘oude’ en ‘nieuwe’ mens vaak veranderd in de praktijk en in de theologie. In de eerste eeuwen en de tijd van Paulus en Petrus lag de nadruk op innerlijke transformatie, bevrijding uit slavernij aan zonde, en het leven in de vrijheid van Gods Geest. Het was een uitnodiging tot een nieuwe identiteit, gericht op genade en relatie.
Maar naarmate het christendom institutionaliseerde — vooral vanaf de middeleeuwen — verschuift het accent vaak naar wetticisme en plichtsgetrouwheid. De ‘oude mens’ werd meer en meer geassocieerd met zondigheid die je moest afleggen door strikte navolging van regels, rituelen en gedragsnormen. ‘Nieuw zijn’ werd vertaald in het ‘doen van de juiste dingen’ en het vermijden van zonde uit angst voor straf. De persoonlijke vrijheid in Christus en de innerlijke werking van de Geest kwamen daarbij soms op de achtergrond.
Dit wettische denken werd versterkt door culturele en maatschappelijke factoren, zoals de behoefte aan orde, hiërarchie en duidelijkheid in de kerk en samenleving. De nadruk op de wet gaf mensen ook houvast en zekerheid — “zo hoort het, zo moet het” — maar ging vaak ten koste van de vrijheid, vreugde en innerlijke verandering waar Paulus juist voor pleitte (denk aan Galaten 3:1-5).
Tegenwoordig zien we soms een terugkeer naar die oude spanningen: enerzijds het verlangen naar vrijheid en genade, anderzijds de drang naar controle en perfectie. Dit spanningsveld verklaart deels waarom ‘oude mens’ en ‘nieuwe mens’ voor veel gelovigen nog steeds ingewikkelde en beladen termen zijn.
2. De oude mens in de Bijbel
In het Nieuwe Testament gebruikt Paulus in onder andere Efeziërs 4:22-24 krachtige taal om het verschil tussen ‘oude’ en ‘nieuwe’ mens te beschrijven: “Leg de oude mens af, die vergaat door de bedrieglijke verlangens, en vernieuwd wordt in de geest van jullie denken, en trekt de nieuwe mens aan, die naar Gods beeld geschapen is in ware rechtvaardigheid en heiligheid.” Hier verwijst de ‘oude mens’ niet naar een volledig verdorven wezen, maar naar het Valse Zelf dat is gevormd door zonde, beschadiging en overlevingsmechanismen. Het is het deel van onze identiteit dat nog vastzit aan gebroken patronen, oude gedachten en gedragingen van onze kindertijd die niet overeenkomen met Gods oorspronkelijke bedoeling.
In Kolossenzen 3 legt Paulus uit dat de oude mens gekenmerkt wordt door eigenschappen als eerlijkheid in de zin van zelfzucht, bedrieglijkheid en andere destructieve houdingen. Deze eigenschappen maken duidelijk dat de ‘oude mens’ geen betekenisloze ‘onderkant’ is, maar een heel herkenbaar menselijk zelf, dat echter gevangen zit in destructieve en zelfbeschermende patronen.
Petrus voegt hieraan toe dat gelovigen de belofte hebben deel te nemen aan de goddelijke natuur (2 Petrus 1:4). Dit betekent dat de ‘nieuwe mens’ niet een compleet nieuw wezen is dat van buitenaf wordt opgelegd, maar eerder het herstel en de openbaring van onze ware identiteit als geschapen naar Gods beeld.
Kortom, de ‘oude mens’ is het deel van ons zelf dat nog gekleurd is door gebrokenheid, pijn en systemen van overleving. Het is niet onze diepste kern, maar iets wat we mogen afleggen om de ‘nieuwe mens’ aan te trekken — onze Ware Zelf, levend in vrijheid en verbondenheid met God.
De nieuwe mens: herstel van je oorspronkelijke bedoeling
In het Nieuwe Testament spreekt Paulus over een diepgaande transformatie die plaatsvindt door het kennen van Christus en de werking van de Heilige Geest. In 2 Korintiërs 3:18 schrijft hij: “Wij allen, die met open gezicht de heerlijkheid van de Heer aanschouwen, worden steeds meer veranderd in hetzelfde beeld, van heerlijkheid tot heerlijkheid, zoals door de Heer Geest.” Deze verandering is geen externe verandering of het aanleren van een nieuwe identiteit, maar een geleidelijke innerlijke transformatie van binnenuit.
De ‘nieuwe mens’ is daarom geen volledig nieuw wezen dat in de plaats komt van de oude, maar juist het herstel en de openbaring van wie je van nature bedoeld bent te zijn, je Ware Zelf. Efeziërs 1:4 spreekt over dat God ons heeft uitgekozen “voor de grondlegging van de wereld” om heilig en onberispelijk voor Hem te zijn. Dit benadrukt dat onze ware identiteit en bestemming al vóór onze geboorte in Gods plan liggen.
Kolossenzen 3:10 zegt over de nieuwe mens: “Hij heeft zich vernieuwd naar het beeld van zijn Schepper.” Dit duidt erop dat de transformatie ons terugbrengt naar de oorspronkelijke scheppingsorde — niet het ontkennen of afwijzen van onszelf, maar het herstellen van onze diepste essentie, die geschapen is naar Gods beeld.
Met andere woorden, het proces van heiliging en groei in Christus is geen afstand doen van jezelf, maar thuiskomen bij wie je werkelijk bent. Het is het ontvouwen van het ware Zelf, dat in ons ligt verborgen en tot volle bloei mag komen door de liefdevolle aanwezigheid van God in ons leven.
Heiliging als innerlijke transformatie, niet zelfhulpprogramma
Heiliging in de Bijbel is een radicaal andere werkelijkheid dan wat moderne zelfhulp en psychologie vaak voorstellen. Het is niet een puur menselijke prestatie, een trainingsprogramma of een mentale oefening om jezelf beter te maken. Heiliging is in de kern een innerlijke transformatie, een werk dat Gods Geest in de gelovige doet plaatsvinden — een diepe vernieuwing van het hart en de ziel die van binnenuit tot uiting komt.
Paulus benadrukt dit herhaaldelijk, bijvoorbeeld in Romeinen 12:2: “Word niet gelijkvormig aan deze wereld, maar word innerlijk vernieuwd door de Geest van jullie denken.” Deze vernieuwing is een proces, maar geen proces van eigen kracht of zelfdiscipline alleen. Het is een genadig werk, waarin Gods dynamiek centraal staat. In Galaten 5:16-25 contrasteert Paulus de ‘vrucht van de Geest’ met de werken van het vlees, en laat zien dat heiliging een vrucht is van leven door de Geest, niet van zelfbeheersing alleen.
Dit idee van innerlijke zuivering en transformatie was niet nieuw in de tijd van Paulus. Verschillende filosofische stromingen, zoals de stoïcijnen, benadrukten zelfbeheersing, zelfdiscipline en het afleggen van verlangens als weg naar een goed en deugdzaam leven. Ook de mysterieculten, populair in het Romeinse Rijk, spraken over een innerlijk proces van ‘zuivering’ en ‘verlichting’, vaak gepaard met rituelen en geheimzinnige inwijdingen.
Maar Paulus voegt iets wezenlijks toe wat deze stromingen onderscheidt: genade. Waar de stoïcijnse filosofie een strenge zelfbeheersing voorschrijft en mysterieculten geheimzinnige inwijdingen, benadrukt Paulus dat heiliging een gave is die ontvangen wordt door een open hart dat zich overgeeft aan Gods Geest. Het is geen solo-actie, maar een samenwerking met Gods werk.
In Filippenzen 2:13 zegt Paulus: “Want God is het die in u zowel het willen als het werken ten goede bewerkt.” Dit betekent dat God zelf het verlangen en de kracht geeft om te veranderen, zodat het niet langer gaat om een zware last van zelfverbetering, maar om een leven dat gedragen wordt door Gods aanwezigheid.
Daarom is heiliging niet hetzelfde als het volgen van een psychologisch zelfhulpprogramma dat zich richt op gedragsverandering of cognitieve technieken. Het is een geestelijk proces waarin je jezelf openstelt voor Gods liefde, genade en kracht, en waarin je geleidelijk leert leven vanuit een vernieuwde identiteit — de ‘nieuwe mens’ die geschapen is naar Gods beeld (Efeziërs 4:24).
Dit is ook waarom Paulus het zo belangrijk vond dat geloof en gehoorzaamheid niet losstaan van de Geest. In Romeinen 8:9-11 maakt hij duidelijk dat alleen wie in de Geest leeft, werkelijk nieuw leven heeft. Zonder de Geest blijven alle pogingen tot verbetering beperkt tot menselijke kracht en mislukking.
Kortom, heiliging is een uitnodiging om niet langer te vertrouwen op eigen inspanning, maar om je te laten vernieuwen door een kracht die groter is dan jezelf — de Heilige Geest die ons binnenste bevrijdt en leidt. Het is een reis van overgave, groei en genezing, waarin je leert loslaten wat jou gevangen hield en opstaat in de vrijheid van je ware identiteit.
Praktijk: oude mens afleggen, nieuwe aandoen
Paulus roept de gelovigen op tot een werkelijke, radicale transformatie: het afleggen van de ‘oude mens’, met al zijn motieven en patronen, en het ‘aandoen’ van de nieuwe mens, geschapen naar Gods beeld (Efeziërs 4:22-24). Dit is geen oppervlakkige verandering, geen cosmetische aanpassing van gedrag, maar een diepgaande omvorming van het innerlijk leven — van het denken, voelen en handelen.
Deze transformatie staat onderleiding van de Geest. De Heilige Geest wordt in de Bijbel vaker beschreven als een kracht die diep snijdt en onthult, zoals in Hebreeën 4:12, waar staat dat het woord van God “levend en krachtig is, scherper dan enig tweesnijdend zwaard en dringt door tot de scheiding van ziel en geest, van gewrichten en merg, en oordeelt de gedachten en gevoelens van het hart.” Dit beeld geeft precies weer wat innerlijke transformatie betekent: de Geest dringt door tot de kern van wie wij zijn, haalt weg wat niet echt is, wat ons gevangen houdt in oude patronen, angsten en illusies. Het is een ontlediging en een zuivering die ruimte maakt voor het Ware Zelf — niet gevormd door oppervlakkige aanpassingen of succes, maar door een volwaardig leven vanuit het diepste van het hart.
Persoonlijke ontwikkeling zonder deze geestelijke dimensie blijft vaak steken in het creëren van een ‘gelikte buitenkant’ — een façade van succes en controle die nog altijd gebaseerd is op dualiteiten, oordelen en zelfafwijzing. Ware transformatie, zoals Paulus en Petrus beschrijven, gaat veel dieper. Het is een genezing die leidt tot een leven zonder innerlijke tegenstrijdigheden en veroordelingen, een leven geworteld in liefde en vrijheid.
Petrus spreekt in 1 Petrus 1:22 over het “zuiver van hart liefde hebben voor elkaar, volkomen zonder hypocrisie,” en Paulus benadrukt in Galaten 5:22-23 dat de vrucht van de Geest bestaat uit liefde, vreugde, vrede, geduld en zelfbeheersing — kwaliteiten die voortkomen uit een hart dat vrij is van innerlijke strijd en verdeeldheid. Dit is geen prestatie, maar het resultaat van een leven dat geworteld is in de voortdurende werking van Gods Geest.
Zo opent de Geest ons niet alleen naar een nieuwe identiteit, maar ook naar een nieuw bestaan: leven als kinderen van het licht, zonder dat de schaduwen van het oude zelf ons gevangen houden. Dit is het pad van heiliging — niet een streven naar perfectie, maar een uitnodiging tot volheid en heelheid, precies zoals Paulus en Petrus ons uitnodigen te leven.
Deze transformatie begint bij het vernieuwen van de geest van het denken. Het gaat niet slechts om het volgen van regels, maar om het innerlijk verjongd worden: het oude denken, gekleurd door zelfzucht, angst en verdeeldheid, wordt stap voor stap vervangen door een geest die leeft vanuit vrijheid, liefde en waarheid. Dit is een concrete, dagelijkse praktijk — elke gedachte, elke keuze, elk woord kan worden geworteld in deze nieuwe werkelijkheid. De geestelijke vernieuwing is geen eenmalige gebeurtenis, maar een voortdurende beweging van groei en dieper worden in Christus.
Daarnaast is het belangrijk te benadrukken dat deze nieuwe mens niet alleen een individuele transformatie is, maar ook een gemeenschappelijke. In de nieuwe mens vervallen oude grenzen en onderscheidingen die verdeeldheid zaaiden: ras, sociale status, afkomst, man/vrouw — zij tellen niet langer (Galaten 3:28; Kolossenzen 3:11). In deze nieuwe gemeenschap worden mensen één in Christus, gebonden door wederzijdse liefde en gelijkwaardigheid. Het is een radicaal andere manier van samenleven, waarin de oude scheidslijnen worden doorbroken en het koninkrijk van God zichtbaar wordt in verbondenheid en solidariteit.
Dit proces vraagt moed en toewijding. Het oude loslaten betekent ook het confronteren van diepgewortelde patronen en gewoonten die veiligheid boden, hoe gebrekkig die veiligheid ook was. Het nieuwe aantrekken vraagt overgave aan een leven geleid door Gods Geest — een leven dat zich uitstrekt voorbij de eigen grenzen en uitnodigt tot dienstbaarheid, vergeving en eenheid.
Hier ligt de paradox en de schoonheid van het christelijke leven: niet het streven naar een volmaakte eigen prestatie, maar het ontvangen en belichamen van de nieuwe identiteit die ons al gegeven is. Door de Geest worden we bekleed met een nieuwe mens die leeft in harmonie met Gods scheppingsorde, niet als een droombeeld dat van buitenaf opgelegd wordt, maar als een herontdekking van wie we werkelijk bedoeld zijn te zijn.
De geestelijke realiteit achter dit beeld
Paulus legt in zijn brieven de diepe geestelijke werkelijkheid achter het beeld van de ‘oude’ en ‘nieuwe’ mens bloot. In Galaten 2:20 schrijft hij: “Ik ben met Christus gekruisigd, en toch leef ik, maar niet meer ikzelf, maar Christus leeft in mij.” Dit geeft een indringend beeld van de oude natuur die letterlijk gekruisigd is met Christus — de oude ‘ik’, die nog gevangen zat in zelfzucht, angst en zonde, is gestorven. Het overlevingsmechanisme is op non-actief gesteld. Tegelijkertijd is er een nieuw leven opgestaan, een leven dat niet meer door het oude ‘ik’ wordt geleid, maar door Christus zelf die in ons woont en ons vernieuwt.
Deze innerlijke verandering is geen abstract filosofisch idee, maar een existentiële realiteit waarin het oude mensbeeld wordt doorboord en overwonnen. Paulus erkent ook de voortdurende worsteling die hier bij hoort, zoals blijkt uit Romeinen 7:24–25: “Ik ellendige mens! Wie zal mij verlossen uit dit lichaam van de dood? Dankzij God door Jezus Christus, onze Heer!” Deze woorden laten zien dat het proces van afleggen van de oude mens en het leven in de nieuwe mens gepaard gaat met strijd, kwetsbaarheid en afhankelijkheid van Gods genade.
De ‘oude mens’ is daarmee niet alleen iets wat achter ons ligt, maar iets wat gekruisigd is en machteloos gemaakt, zodat het niet langer de baas is over ons leven. Tegelijkertijd wordt de ‘nieuwe mens’ opgewekt en geleid door deelname aan het leven van Christus — een leven dat gekenmerkt wordt door vrijheid, liefde en waarheid. Deze leiding komt niet voort uit menselijke wilskracht of zelfverbetering, maar uit de dynamiek van Gods Geest die in ons werkt.
In deze geestelijke realiteit wordt onze identiteit opnieuw geworteld: niet in onze oude patronen, mislukkingen of schaamte, maar in de levende Christus die ons een nieuw bestaan geeft: zoals ik bij mijn geboorte bedoeld was te zijn. Dit is de kern van heiliging — niet het perfectioneren van onszelf door eigen inspanning, maar het meebewegen met de Geest die ons telkens weer vernieuwt en vormgeeft naar Gods beeld.
Waarom we deze balans nodig hebben: theologische en pastorale correctie
Een veelvoorkomend misverstand — dat ook vandaag de dag nog sterk leeft — is het idee dat God in ons een totaal ander wezen wil maken, alsof wij als mens geboren zijn met iets fundamenteel mis, en dat er een soort ‘spirituele metamorfose’ moet plaatsvinden: van een aap naar een adelaar, van een gebrekkig schepsel naar een volledig nieuw en vreemd wezen. Dit beeld suggereert dat de kern van onze identiteit een vergissing is, iets wat eigenlijk weggevaagd en vervangen moet worden.
De Bijbel, en met name de brieven van Paulus en Petrus, spreken echter een heel andere taal. De ‘oude mens’ is niet de ware jij, noch is hij iets wat God wil vernietigen of radicaal vervangen. Integendeel, de ‘oude mens’ verwijst naar een vervormde, beschadigde versie van wie jij bedoeld bent te zijn — gevormd door gebrokenheid, pijn, overlevingsmechanismen en culturele invloeden die haaks staan op Gods scheppingsorde.
Gods plan is geen revolutionaire vervanging, maar een diepgaand herstel. Zoals Paulus schrijft in Efeziërs 4:24: “En jullie trekken de nieuwe mens aan, die naar God geschapen is in ware gerechtigheid en heiligheid.” Dit betekent dat de ‘nieuwe mens’ geen compleet nieuw wezen is dat van buitenaf in je wordt geplant, maar het herstel en de vernieuwing van de oorspronkelijke scheppingsintentie: de authentieke jij, zoals God jou bij de grondlegging van de wereld bedoeld heeft.
Je bent nooit een vergissing geweest. Gods genade en heiliging werken om je terug te brengen naar de diepste en mooiste kern van je wezen — jouw Ware Zelf — zodat je kunt leven in de vrijheid en volheid waarvoor je bent gemaakt. Dit herstel is een proces van genezing, groei en transformatie, waarin de Geest van God het gebroken wegneemt en het herstelt tot zijn oorspronkelijke glorie.
Het is geen verandering van ‘soort’, maar van ‘staat’: niet van aap naar adelaar, maar van gebroken (Valse Zelf met zijn overlevingsmechanismen) naar heel, van verborgen naar zichtbaar, van oud naar vernieuwd, door de kracht van Gods liefde.
Conclusie
De ‘oude mens’ staat voor het beschadigde deel van onszelf — gevormd door pijn, fouten en overlevingspatronen — maar het is niet onze diepste scheppingsziel. De ‘nieuwe mens’ is geen compleet ander wezen, maar het herstelde, vernieuwde zelf dat we mogen zijn in Christus, bevoorrecht en vrijgemaakt door Zijn genade.
Oproep
Paulus en Petrus roepen ons niet op om een nieuwe identiteit te zoeken of te creëren, maar om trouw te blijven aan wie we al zijn: kinderen van het licht, vernieuwd en geliefd. Het is een uitnodiging om te leven vanuit deze waarheid, in vertrouwen en authenticiteit.
Praktische toepassing
Dit betekent dat we dagelijks mogen kiezen voor geloof en gemeenschap, en ons denken mogen vernieuwen door de Geest. Niet door het nastreven van prestaties of door druk, maar door het ontvangen van genade en het openstellen van ons hart voor Gods werk in ons leven. Zo wandelen we niet in eigen kracht, maar in de kracht van de vernieuwde mens die al in ons leeft.
LEES OOK:
* leef-als-kinderen-van-het-licht/
* in-de-schaduw-bang-voor-het-licht/