Verkwistende God
Ik stond jaren geleden eens met iemand op het bordes van een oude kerk, toen hij tegen mij zei:
“Kijk eens naar die rijkbloeiende bomen! Wat hebben wij toch een verkwistende God!
Al die bloesem valt straks weer af, en niet alle vruchten komen uit.”

Dat moment blijft me bij. Want het zette iets in mij in beweging: die overvloed aan bloesem, dat uitbundige leven.
Waarom verstoppen wij zo vaak onze gaven, onze talenten, ons licht?
Waarom kiezen we liever voor het veilige ‘gewoon zijn’, in plaats van ons volle potentieel te omarmen?
De verkwistende God in de Bijbel
Het is geen toeval dat de Bijbel ademt van beelden waarin overvloed en verkwisting centraal staan. De Schepper is niet spaarzaam; Hij strooit met leven, licht, pracht en gaven alsof het de gewoonste zaak van de wereld is.
- In Jesaja 60:1 klinkt een urgente, haast ontroerende oproep:
“Sta op, word licht, want uw licht is gekomen, en de heerlijkheid des Heren is over u opgegaan.”
Dit is geen zachte fluistering om bescheiden te zijn, maar een krachtige uitnodiging om te breken uit het duister van anonimiteit, om te verschijnen in het volle licht van je eigen zijn, om te stralen. - In het visionaire boek van Ezechiël vinden we niet één maar twee wonderlijke beelden.
Eerst is er de beroemde vallei van droge beenderen (Ezechiël 37), waar doodheid schijnbaar definitief regeert. En toch blaast God er nieuw leven in. Een radicaal teken dat zelfs de meest verwoeste omstandigheden herleefd kunnen worden, dat doodheid overwonnen wordt door levenskracht.
Maar er is meer — in Ezechiël 16 ontvouwt zich een ander ontroerend beeld. Een baby, verlaten en onzichtbaar, verborgen onder een struik, wordt door God opgezocht en in het volle licht gebracht. Die kleine wordt getooid met sieraden, prachtig gekleed, en krijgt het levensgebod mee: “Leef, blijf leven.”
Dit beeld is een diepzinnige metafoor voor onze eigen kwetsbaarheid en onze roeping: ook wanneer wij ons klein, verloren of vergeten voelen, zijn we bedoeld om te bloeien, ons te tooien met de gaven die ons gegeven zijn, en voluit te leven. - In het Nieuwe Testament spreekt Jezus in de gelijkenis van de talenten (Mattheüs 25) een heldere waarschuwing uit: verstop je gaven niet, begraaf ze niet uit angst. Wie durft te investeren in zijn talenten en ze durft uit te reiken, zal overvloedig beloond worden.
God’s vrijgevigheid is meer dan een aanbod: het is een uitnodiging die schreeuwt om te worden beantwoord. Ja, de bloesem valt af, ja, de vruchten zijn soms onrijp of verloren — maar dat is geen reden om de boom te snoeien of zijn levenskracht te beperken.
In de Bijbel komt het zelden voor dat iemand expliciet wordt berispt omdat hij of zij té zichzelf was of te uitbundig leefde — tenminste, niet in de zin van het tonen van authentieke gaven, vreugde, of levenskracht.
Meestal gaat het om een ander soort waarschuwing: als mensen zonder wijsheid of zonder maat leven, als ze egoïstisch, arrogant, of onverantwoordelijk zijn, wordt dat wel bekritiseerd. Maar het voluit leven van je gaven en het tonen van vreugde wordt zelden negatief beoordeeld.
Voorbeelden en nuances:
* David bijvoorbeeld was een man die heel open en uitbundig was in zijn geloof en emoties. Hij zong, danste (2 Samuël 6:14-16), huilde, juichte en toonde zichzelf helemaal. Er is geen negatieve Bijbelse verwijzing naar zijn uitbundigheid, juist lof voor zijn hartelijkheid.
* Psalmen zitten vol met uitingen van emotie, vreugde, rouw en passie — het is juist een uitnodiging om heel jezelf te zijn in relatie tot God.
* Paulus waarschuwt wel tegen overmoed en arrogantie (bijvoorbeeld in 1 Korintiërs 8 en Romeinen 12:3), maar dat gaat over zelfoverschatting en gebrek aan nederigheid, niet over het tonen van je ware gaven of levensvreugde.
* Het verhaal van de verloren zoon (Lucas 15) laat zien dat de zoon die terugkeert voluit wil leven (met feest en overvloed) niet veroordeeld wordt, maar verwelkomd wordt met vreugde.
Wel kritiek op excessen en ijdelheid
Waar wél kritiek op is, is wanneer ‘uitbundigheid’ leidt tot zonde: losbandigheid, trots, verslaving, egoïsme of het kwetsen van anderen. Bijvoorbeeld in Spreuken en Prediker wordt vaak gewaarschuwd tegen overdaad, dronkenschap en het najagen van ijdel genot.
Kortom: De Bijbel nodigt uit tot voluit leven — maar met wijsheid en liefde. Uitbundigheid in vreugde, authenticiteit en talenten wordt niet veroordeeld. Wel wordt kritisch gekeken naar egoïsme, overmoed, en onverantwoordelijkheid, dat gaat over het tekort doen van jezelf en/of de ander!
Waarom kiezen wij toch zo vaak voor ‘gewoon’?
De onzichtbare krachten achter het dimmen van ons licht
Het is een paradox: we worden geboren met een schat aan gaven, dromen en potentieel — en toch kiezen we vaak voor ‘gewoon’, voor veilig, voor onzichtbaar. Waarom? Wat houdt ons tegen om te leven zoals Jesaja roept: “Sta op, word licht” (Jesaja 60:1)?
De antwoorden liggen verweven in onze biologie, onze psychologie en onze sociale wereld.
* Angst voor afwijzing: het diepgewortelde menselijke verlangen om erbij te horen
Van jongs af aan leert bijna iedereen dat opvallen risico’s meebrengt. Kinderen die afwijken van de norm worden soms buitengesloten, gepest of genegeerd. Die pijn van sociale afwijzing is niet slechts emotioneel, maar diep biologisch ingebakken.
Neurowetenschappelijk onderzoek laat zien dat sociale afwijzing letterlijk dezelfde hersendelen activeert als fysieke pijn. Onze hersenen interpreteren het gevoel van uitsluiting of afwijzing als een directe bedreiging voor onze overleving. Want vroeger, in de prehistorie, betekende uitsluiting uit de groep letterlijk de dood.
Die biologische waakzaamheid maakt dat we al heel vroeg leren onze verschillen te verbergen, onze stemmen te dempen, onze kleuren te laten vervagen. Zo zoeken we de veiligheid van erbij horen, hoe ‘gewoon’ dat ook mag voelen.
* Het verlangen naar veiligheid en controle: voorspelbaarheid als psychologisch houvast
‘Gewoon zijn’ is comfortabel. Het geeft structuur en voorspelbaarheid aan ons bestaan. Psychologisch gezien verlangt het brein naar veiligheid en het minimaliseren van onzekerheid. Dat is logisch, want het brein is altijd op zoek naar manieren om stress en angst te vermijden.
Wanneer je je eigen talenten en gaven durft te tonen, betreed je een terrein van onvoorspelbaarheid: wat zullen anderen denken? Hoe zal het uitpakken? Je geeft een stukje controle uit handen. Dat is eng.
Deze behoefte aan veiligheid maakt dat veel mensen kiezen voor het vertrouwde pad, ook al knaagt het gevoel dat er meer in hen schuilt. Het ‘gewoon zijn’ is een psychologisch schild tegen het onbekende.
* Perfectionisme en faalangst: de verlammende kracht van twijfel
Perfectionisme is een veelvoorkomende rem op het voluit leven. Het is de overtuiging dat je alles precies goed moet doen, dat je geen fouten mag maken of tekort mag schieten. Die druk kan zo groot zijn dat mensen liever niets ondernemen dan het risico lopen te falen.
Faalangst werkt verlammend: “Wat als mijn talenten niet goed genoeg zijn? Wat als ik blijk tekort te schieten? Wat als ik afgewezen word?” In dat licht is het dimmen van je licht een zelfbeschermingsmechanisme — je voorkomt daarmee pijn, teleurstelling en schaamte.
Psychologisch gezien zijn dit mechanismen die voortkomen uit de behoefte om jezelf te beschermen tegen emotionele pijn, maar die tegelijkertijd ook je groei en bloei belemmeren.
Sociale normen en culturele verwachtingen: de macht van ‘doe maar normaal’
In veel culturen — ook in onze Nederlandse cultuur — wordt bescheidenheid als een waarde gezien. “Doe maar normaal, dan doe je al gek genoeg,” zeggen we. Het is een sociale norm die waarschuwt tegen opscheppen, arrogantie of overdrijving.
Deze normen werken vaak als een sociale lijm: ze zorgen voor samenhang en voorkomen conflicten binnen groepen. Maar ze kunnen ook een rem zijn op authenticiteit en creativiteit.
De druk om ‘gewoon’ te zijn, passend en niet te opvallend, leidt ertoe dat mensen zichzelf klein houden, hun ambities inperken, en hun eigenheid verbergen uit angst om de harmonie te verstoren of veroordeeld te worden.
* Evolutionaire overlevingsstrategie: de groep boven het individu
Onze voorouders leefden in kleine, hechte groepen waarin sociale cohesie essentieel was voor overleving. Opvallen kon gevaarlijk zijn: het kon je blootstellen aan vijanden, rivalen of uitsluiting.
Door de evolutie zijn we geprogrammeerd om het groepsbelang vaak boven het individu te plaatsen. Die neiging maakt dat we vandaag de dag nog steeds diep van binnen ‘in de pas’ willen lopen en onze individualiteit soms onderdrukken.
Deze evolutionaire erfenis betekent dat het durven opvallen, het durven schitteren, niet vanzelfsprekend is. Het vraagt moed om tegen die diepgewortelde biologische impuls in te gaan en je eigen weg te kiezen.
Gods verkwisting: een uitnodiging tot bewustwording en moed
We begrijpen nu beter waarom het zo vaak gemakkelijker voelt om ‘gewoon’ te zijn dan om je volle potentieel te omarmen. Het is een complex samenspel van biologische overlevingsmechanismen, psychologische beschermingsstrategieën en sociale druk.
Toch is het precies deze bewustwording die de deur opent naar verandering. Het erkennen van onze angsten, twijfels en remmingen is de eerste stap naar bevrijding.
De oproep om te stralen, om te leven zoals Jesaja zegt — “Sta op, word licht” — is niet zomaar een mooie gedachte, maar een krachtige uitnodiging om ons ware zelf te omarmen en te durven leven.
Want achter elke rem op ons licht schuilt de kans om te groeien, te bloeien en overvloedig te leven.
De paradox van overvloed en beperking
In de diepste kern van ons bestaan ontvouwt zich een boeiende paradox:
dezelfde natuur die ons een schat aan talenten, dromen en levenskracht schenkt, lijkt ook mechanismen ingebouwd te hebben om die overvloed te temperen.
Dit is geen teken van zwakte, falen of ontoereikendheid, maar een fundamenteel onderdeel van wat het betekent om mens te zijn.
De natuur als bron van overvloed én van balans
De schepping is doordrenkt van overvloed. Bomen barsten uit in bloesem, rivieren stromen rijkelijk, het leven zelf explodeert in oneindige variatie. Zo ook zijn wij als mensen begiftigd met een veelheid aan gaven en mogelijkheden.
Maar tegelijk is onze natuur geen ongebreidelde kracht. Ze is bedachtzaam, evenwichtig, zorgvuldig. Want te veel van het goede kan schade aanrichten. Een boom die zich ongeremd voortplant, verzwakt zijn eigen wortels. Een mens die alle grenzen overschrijdt zonder reflectie, dreigt zichzelf en zijn omgeving te verliezen.
Onze biologische en psychologische systemen dragen deze wijsheid in zich. Ze reguleren, temperen, remmen soms zelfs, zodat we niet verdrinken in onze eigen overvloed.
Beperkingen als beschermers, niet als vijanden
De mechanismen die ons terughouden — angst, twijfel, behoefte aan veiligheid — zijn geen vijanden van onze overvloed. Integendeel, ze zijn de beschermers die ons behoeden voor overbelasting, sociale uitsluiting en falen.
Deze grenzen bieden houvast en geven vorm aan onze groei. Ze dwingen ons stil te staan, na te denken, te kiezen. Daardoor wordt onze overvloed niet verspild aan wilde onstuimigheid, maar kan ze gedoseerd en betekenisvol tot bloei komen.
De spirituele uitnodiging: leven in de paradox
Spiritueel gezien nodigt deze paradox uit tot een dieper begrip van ons mens-zijn. We zijn geen engelen zonder beperkingen, maar mensen met kwetsbaarheid en kracht.
De overvloed die ons is gegeven is geen vrijblijvende luxe. Het is een uitnodiging — soms een roep — om te leven, te bloeien, onze gaven te gebruiken en te delen. Tegelijk mogen we leren om onze grenzen te erkennen, onze kwetsbaarheid te omarmen en wijsheid te cultiveren.
Dit spanningsveld tussen overvloed en beperking is waar groei plaatsvindt. Hier ontstaat ruimte voor authenticiteit, voor moed en voor echte vrijheid.
Een rijk leven vraagt durf én wijsheid
De paradox van overvloed en beperking leert ons dat voluit leven niet betekent dat we alle remmen losgooien. Het vraagt durf om te stralen, maar ook wijsheid om te weten wanneer en hoe.
In die spanning vinden we de weg naar een leven dat rijk is aan betekenis, vreugde en impact. Een leven waarin we niet alleen overleven, maar werkelijk tot bloei komen.
Wat houdt jou tegen?
Hier sta je nu, aan de rand van je eigen potentieel, met een schat aan gaven en mogelijkheden in je binnenste. In de stilte van je hart klinkt een zachte stem die fluistert:
“Ik wil stralen. Ik wil iets moois scheppen. Ik wil betekenis geven.”
Maar naast die fluistering sluimert een koor van stemmen — twijfels die vragen om aandacht:
“Wat als ik falen moet? Wat als men mij niet begrijpt? Wat als opvallen gevaarlijk is?”
Wat als je deze stemmen niet langer ziet als ketenen, maar als een waarschuwing van een liefdevolle vriend?
Niet als meester, maar als gids die fluistert: “Let op, wees voorzichtig, maar ga vooral door.”
Durf jij jezelf de vraag te stellen:
“Wat houdt mij tegen?”
Die vraag is een sleutel. Geen sleutel die deuren opent naar grootsheid die je overweldigt, maar een sleutel die deuren opent naar kleine stappen, kleine lichtpuntjes, elke dag opnieuw.
Wat houd ik tegen om mijn diepste passie te volgen?
Wat houd ik tegen om mijn unieke gaven te laten zien?
Wat houd ik tegen om overvloedig te geven van wie ik ben?
Jij bent die boom — wortelend in de rijke aarde, uitbundig bloeiend, krachtig en vol leven. Ja, de bloesem valt, onvermijdelijk, maar de vrucht die jij draagt kan rijpen tot iets prachtigs, iets blijvends.
Durf jij te geloven dat jouw leven een zegen is, te groot om te verstoppen?
Durf jij te zeggen:
“Ik sta op. Ik ben licht. Ik leef in overvloed.”
De eerste stap vraagt geen revolutie, alleen moed om klein te beginnen.
Laat één gave ontkiemen, één droom ontwaken. Zet hem in het licht, geef hem adem en ruimte.
Want in dat durven zijn, in dat durven stralen, ontdek je dat de overvloed van het leven geen last is, maar kracht, geen beperking maar bevrijding.
Dus… wat houdt jou nog tegen?
De Bijbel zit vol verhalen van mensen die nit willen
Hier een paar beroemde voorbeelden en hoe God hen overhaalde:
1. Mozes: “Wie ben ik dat ik dit zou doen?” (Exodus 3-4)
Mozes is hét klassieke voorbeeld van iemand die sputtert. Toen God hem vanuit de brandende braamstruik riep om Israël uit Egypte te leiden, reageerde Mozes met een lange reeks bezwaren:
* “Wie ben ik dat ik dit zou doen?” (Exodus 3:11)
* “Wat als ze niet geloven dat God mij gestuurd heeft?” (Exodus 4:1)
* “Ik ben geen goede spreker.” (Exodus 4:10)
God antwoordde met geduld en kracht: hij gaf Mozes tekenen, beloften en de zekerheid dat Hij zelf mee zou gaan. Uiteindelijk was het Gods aanwezigheid en kracht die Mozes de moed gaf om op te staan en te stralen als leider.
2. David: de twijfelende herdersjongen die koning werd (1 Samuël 16-17)
David begon als een eenvoudige herdersjongen, klein en onbekend, en moest zich vaak bewijzen tegen twijfel en vijanden. Toen hij naar de koning werd gezonden om gezalfd te worden, voelde hij zich misschien onwaardig. Ook in zijn strijd tegen Goliath kan je de angst en onzekerheid eronder voelen.
Maar David vertrouwde op God en zijn eigen gegeven talent: zijn geloof en moed. Zijn hart was gericht op Gods wil, en zo kon hij uitgroeien tot een stralende koning en dichter.
3. Jeremia: de huilende profeet die niet wilde spreken (Jeremia 1)
Jeremia voelde zich jong en ongeschoold toen God hem riep om profeet te zijn. Hij sputterde:
“Ik kan niet spreken, ik ben nog te jong.” (Jeremia 1:6)
God troostte hem:
“Wees niet bevreesd, want Ik ben met u om u te behouden.” (Jeremia 1:8)
Hij gaf hem woorden en kracht, en Jeremia werd een moedige stem van hoop en waarschuwing.
4. Gij (Elia): uitgeput en moedeloos (1 Koningen 19)
De profeet Elia vluchtte voor gevaar en voelde zich helemaal alleen en machteloos. Hij wilde opgeven en vroeg God om zijn leven te nemen.
God gaf hem rust, voedsel en een zachte stem — geen daverend onweer of aardbeving, maar een stille aanraking. Dat hernieuwde Elia’s kracht en moed om weer op te staan en te stralen.
5. Paulus: van vervolger naar stralend apostel (Handelingen 9)
Paulus begon als felle tegenstander van het christendom, vol angst en strijd in zijn hart. Op de weg naar Damascus ontmoette hij Jezus en werd zijn leven radicaal veranderd.
God gaf hem nieuwe identiteit en missie. Paulus schreef later openhartig over zijn zwakheden en worstelingen, maar ook over hoe Gods kracht in zwakheid werd volbracht (2 Korintiërs 12:9).
Wat leren deze voorbeelden ons?
– Twijfel, angst en weerstand zijn normaal en menselijk.
– God verwacht niet dat we meteen stralen, maar dat we in beweging komen, ondanks onze tekortkomingen.
– God werkt vaak door zachte kracht, bemoediging en geduld, niet door dwang.
– Onze gaven en roeping worden bevestigd door Gods aanwezigheid, niet alleen door onze eigen moed.
Het verlossende besef: jij bent die boom
Er zal een moment moeten komen waarop jij jouw oude stemmen niet langer het recht geeft om jou te overtuigen. Je staat misschien op de rand van een beslissing, of ergens halverwege tussen verlangen en voorzichtigheid. En dan merk je het: een onrust die geen angst is, maar een herinnering. Een herinnering aan wie je in wezen bent.
Niet klein. Niet gemiddeld. Maar rijk begiftigd. Als een boom in volle bloei.
Want dat ben jij.
Een boom die niet is bedoeld om z’n takken ingetogen te houden, maar om uit te rijken naar het licht. Een boom die niet vraagt of de lente opvalt, maar bloeit omdat bloei haar natuur is.
En toch — zoveel van ons houden hun bloesem tegen. Niet omdat ze niets te bieden hebben, maar omdat ze geleerd hebben zich in te houden.
We zijn geboren met een overvloed aan mogelijkheden. Maar ergens onderweg zijn we gaan denken dat het veiliger is om te matigen dan te bloeien. Liever onzichtbaar dan beoordeeld. Liever aangepast dan uitzonderlijk. Want uitzonderlijk zijn, betekent risico.
Wat houdt je tegen?
Niet het gebrek aan talent. Niet het ontbreken van een roeping.
Het zijn de innerlijke stemmen die zeggen: “Wat als ik faal?”, “Wat als ik te veel ben?”, “Wat als ik anderen tot last ben met mijn licht?”
Deze stemmen zijn geen vijanden. Ze zijn ontstaan met een reden. Ze beschermden je vroeger ooit tegen oude pijn — tegen afwijzing, schaamte, verlies. Psychologisch gezien bouwen we in onze kindertijd een innerlijk systeem van veiligheid op. Dat systeem leert ons hoe we liefde kunnen behouden, hoe we erbij kunnen horen.
En in die logica was ‘gewoon zijn’ vaak veiliger dan opvallen.
We leerden om onze intensiteit te dimmen, om onze dromen binnen de perken te houden. Om eerst af te wachten of het wel gewenst was, wat we in ons droegen.
Die strategieën hielpen ons overleven. Maar nu mogen we ons afvragen of ze ons nog dienen.
Want je leeft niet om aan verwachtingen te voldoen.
Je leeft om voluit mens te zijn.
En voluit mens-zijn is niet de afwezigheid van angst, maar de bereidheid om niet door die angst geregeerd te worden. Het is de moed om kwetsbaarheid niet langer als een zwakte te zien, maar als de doorgang naar werkelijke kracht.
Niet elke bloesem wordt vrucht — dat weet de boom ook. En toch bloeit hij.
Niet elke gave leidt tot applaus. Maar de gave zelf is al genade, ook al krijg je soms het kruis, zoals Jezus.
Niet elke droom wordt werkelijkheid — maar het leven is niet bedoeld als een contract met garanties.
Het leven is een uitnodiging.
Een uitnodiging om op te staan, om zichtbaar te worden, om de kleuren te dragen die je van binnen al lang bij je hebt.
Niet alles hoeft ineens. Begin klein. Maar begin.
Laat een woord ontsnappen dat je altijd hebt ingeslikt.
Zet een stap richting dat verlangen dat je telkens hebt uitgesteld.
Deel iets van jezelf dat je hebt verborgen.
Want in dat eerste kleine gebaar begint het wonder.
Niet het wonder dat de wereld je meteen juichend ontvangt — maar het wonder dat jij je eigen wereld anders gaat bewonen.
Met meer ruimte. Meer waarheid. Meer licht.
Je hoeft je niet te bewijzen. Alleen maar te verschijnen.
De verkwistende overvloed van het leven is geen luxe. Het is een roeping.
Niet om te verzamelen, maar om te geven.
Niet om jezelf te beheersen, maar om jezelf te belichamen.
Jij bent geroepen om te leven. Niet half, niet voorzichtig, maar echt.
Te bloeien. Te schitteren. In jouw tempo, op jouw manier. Maar wel: zichtbaar.
Dus nog één keer:
Wat houdt jou nog tegen?