Wat als je onrust niet medisch is, maar menselijk?
Over het medicaliseren van innerlijke pijn en de vergeten waarde van persoonlijk ontwikkelingswerk
Een stille epidemie van onrust
Steeds vaker zie ik in mijn praktijk mensen binnenkomen met klachten die niet op het eerste gezicht als ‘ziekte’ te duiden zijn, maar die wel zwaar op hun leven drukken. Ze slapen slecht, zijn voortdurend gespannen, ervaren een gevoel van leegte of uitzichtloosheid, voelen zich vervreemd van zichzelf of anderen. Als ik vraag wat ze eraan hebben gedaan, is het antwoord vaak hetzelfde: een bezoek aan de huisarts. In veel gevallen heeft dat geleid tot het voorschrijven van medicatie, of een verwijzing naar de praktijkondersteuner – met enige tegenzin geaccepteerd.
Wat me opvalt, is hoe snel we vandaag de dag psychische onrust medicaliseren, alsof elke vorm van innerlijk ongemak een stoornis is die moet worden onderdrukt, liefst zo snel mogelijk. Waar innerlijke onrust vroeger werd gezien als een teken dat er iets wezenlijks aandacht vraagt, wordt het nu vaak benaderd als een defect in het systeem – iets wat gefikst moet worden, in plaats van begrepen.
Gebruik van psychofarmaca in Nederland
In 2022 gebruikten bijna 2,5 miljoen mensen in Nederland ten minste één soort psychofarmacon (zoals antidepressiva, ADHD-medicatie, benzodiazepines en antipsychotica). Dit aantal vertegenwoordigt een toename van ruim 50.000 gebruikers (+2,2 %) ten opzichte van het jaar daarvoor.
Antidepressiva werd gebruikt door bijna 1,2 miljoen mensen in 2022. Benzodiazepines (angst- en slaapmiddelen): waren de meest gebruikte categorie met ruim 1,3 miljoen gebruikers in 2024, een stijging van 3,2 % ten opzichte van 2022.
De cijfers suggereren dat een groot deel van de gebruikers (30–50 %) mogelijk geen evidence-based indicatie heeft voor langdurig gebruik.
Deze cijfers tonen dat het gebruik van psychofarmaca wijdverspreid is in Nederland—zelfs onder mensen die niet chronisch ziek zijn. Dit onderstreept je observatie dat medicatie vaak de eerste stap is bij innerlijke onrust of stress, in plaats van coaching of innerlijk onderzoek. In je artikel kun je met deze cijfers laten zien hoe diep verankerd de reflex tot medicaliseren is – juist bij mensen zonder duidelijke psychiatrische pathologie.
Laten we nu wel zijn: Ik ken heel wat medicijnverslaafden om mij heen die braaf en volgzaam het protocol volgen en zich niet afvragen of zij dat nu echt willen. Die pillen zijn geen oplossing, ze verdoven alleen onze ziel en zorgen dat we niet doorhebben wat ons echt kapot maakt. Mijns inziens draait de farmaceutische industrie op winst, niet op gezondheid. En ondertussen wordt onze innerlijke vrijheid steeds meer ingeperkt omdat we bang zijn en niet zien dat wat ons bang maakt, wat ons uit de slaap haalt, juist een deur naar vrijheid is.
Deze neiging is geen toeval. We leven in een maatschappij die rust op pilaren van prestatie, snelheid en individualisme. Wie niet meekomt, raakt achterop. Wie stilstaat, lijkt te falen. In die context worden gevoelens van angst, zinloosheid of somberte niet erkend als menselijke reacties op een onmenselijk systeem, maar als symptomen van persoonlijke zwakte. Het gevolg? We zijn het contact met onze innerlijke wereld kwijtgeraakt. We hebben afgeleerd om naar onze gevoelens te luisteren als richtingwijzers. In plaats daarvan labelen we ze als afwijking en behandelen we ze alsof ze uit ons systeem verwijderd moeten worden.
Maar wat als deze gevoelens geen ziekte zijn, maar juist signalen van leven? Wat als onrust, verwarring of neerslachtigheid wijzen op een diepere laag in onszelf die gehoord wil worden – een uitnodiging tot bewustwording in plaats van onderdrukking?
Deze vragen raken aan een vergeten waarheid: dat psychisch ongemak, hoe pijnlijk ook, geen vijand is, maar een poortwachter van innerlijke groei.
Psychisch ongemak: geen stoornis, maar een eeuwenoude poort tot inzicht
Door de geschiedenis heen hebben denkers en spirituele tradities erkend wat wij vandaag lijken te vergeten: dat innerlijke onrust, angst en verwarring niet enkel symptomen zijn van een stoornis, maar wezenlijke signalen van verandering.
Van Jung tot Rumi, van Nietzsche tot Jezus – allen wijzen erop dat wie deze gevoelens durft aan te kijken, groeit in bewustzijn, heelheid en menselijkheid.
Psychisch ongemak is meestal niet pathologisch
In de huidige tijd lijken we vergeten te zijn dat gevoelens als angst, somberte, leegte of innerlijke onrust niet per definitie duiden op ziekte. Ze zijn geen storing in het systeem, maar vaak volstrekt menselijke reacties op het leven – op verlies, onzekerheid, vervreemding, of het niet kunnen leven in overeenstemming met wie we diep vanbinnen zijn.
We hebben het lijden gepsychologiseerd en gemedicaliseerd, terwijl het in veel gevallen een existentiële noodkreet is – een uitnodiging om naar binnen te keren en te luisteren naar wat er werkelijk gaande is. In plaats van de symptomen te onderdrukken, zouden we kunnen vragen:
Wat in mij wil hier gehoord worden? Wat vraagt om erkenning, verwerking of transformatie?
De psychiater en dieptepsycholoog Carl Jung zag dit helder. Hij begreep dat psychisch ongemak een boodschap van het onbewuste kan zijn – een signaal dat de psyche in beweging is en op zoek naar integratie.
“Neuroses are always substitute for legitimate suffering.”
Een treffende uitspraak die erop wijst dat wat we ‘neurotisch’ noemen, vaak het gevolg is van het niet willen doorvoelen van het echte lijden – het lijden dat hoort bij transformatie, verlies, of het loslaten van oude zelfbeelden.
Ook in oude spirituele en filosofische tradities vinden we deze gedachte terug: Lijden is geen teken van falen, maar een inherent onderdeel van het bestaan – en bovendien een poort naar bewustwording. Alleen door het lijden onder ogen te zien, kan bevrijding ontstaan. In het taoïsme wordt onrust gezien als een teken van disbalans – niet iets wat ‘fout’ is, maar iets wat bij het natuurlijke proces van verandering hoort. En de soefi-dichter Rumi schrijft:
“Keer je niet af. Houd je blik gericht op je verwonde plek. Daar komt het licht binnen.”
Deze perspectieven hebben één ding gemeen: ze erkennen dat psychisch ongemak meestal niet pathologisch is, maar juist deel uitmaakt van het mens-zijn.
Het is een uitnodiging om op onderzoek te gaan, om jezelf opnieuw te leren kennen, en soms om je leven van binnenuit te herijken.
De reflex naar medicatie: symptoombestrijding zonder zelfonderzoek
In onze samenleving is de eerste reflex bij psychisch ongemak vaak medisch van aard. Iemand die zich gespannen, leeg of somber voelt, wendt zich meestal tot de huisarts. Dat is begrijpelijk – de huisarts is laagdrempelig, toegankelijk en vertrouwd. Maar wat er vervolgens gebeurt, laat zien hoe diep de neiging tot symptoombestrijding is ingebed in ons zorgsysteem én ons denken.
Bij lichte tot matige klachten, zoals aanhoudende vermoeidheid, slapeloosheid, prikkelbaarheid of existentiële onrust, wordt vaak vrij snel een medicamenteuze behandeling overwogen. Een antidepressivum tegen somberheid, een benzodiazepine tegen slapeloosheid of angst. Soms is er een verwijzing naar een praktijkondersteuner, maar zelfs dat wordt door veel mensen als ‘onnodig’, ‘vaag’ of ‘tijdrovend’ ervaren.
Coaching, schaduwwerk of therapeutisch zelfonderzoek komt zelden in beeld – laat staan als een eerste keuze. Veel mensen hebben niet geleerd dat innerlijke onrust ook onderzocht kan worden. Dat ze niet ‘kapot’ zijn, maar opgeroepen worden om zichzelf op een dieper niveau te ontmoeten.
We dempen de rook, zonder te kijken waar het vuur vandaan komt.
Die reflex is niet alleen cultureel of psychologisch bepaald, maar ook systeemmatig verankerd. De geestelijke gezondheidszorg is in sterke mate afhankelijk van diagnoses en protocollen. Zonder duidelijke DSM-classificatie kan een behandeling niet vergoed worden. Gevoelens van existentiële leegte, identiteitsverwarring of diepe zingevingsthema’s vallen vaak buiten het spectrum van behandelbare stoornissen. Ze worden niet als ‘ziekte’ erkend, en daarmee ook niet als zorgvraag. Dit leidt ertoe dat veel mensen met levensvragen worden behandeld als patiënten, of erger: buiten het systeem vallen.
Daar komt bij dat de gemiddelde huisarts geen tijd of ruimte heeft om werkelijk de diepte in te gaan met een cliënt. Niet omdat hij of zij dat niet zou willen, maar omdat het systeem is ingericht op efficiëntie, doorstroom en richtlijnen – niet op reflectie, traagheid en innerlijk proces.
Het gevolg is dat duizenden mensen in Nederland, die in wezen psychisch gezond zijn maar worstelen met onbegrepen innerlijke bewegingen, terechtkomen in een traject van onderdrukking in plaats van ontplooiing. Ze krijgen pillen om gevoelens te verdoven die juist om bewustwording vragen.
De tragiek zit in het feit dat we het menselijke hebben geprotocolleerd – en daarmee het levende en transformerende vermogen van de psyche vaak over het hoofd zien.
Het gevaar van onderdrukte psyche
Mijn leermeester Wibe Veenbaas zei het ooit – ter geruststelling van mijn angst – glashelder: “Mensen die hun persoonlijke ontwikkelingswerk en schaduwwerk doen, worden niet psychotisch. Wie dat werk níét doet, loopt het risico psychisch te ontregelen.”
In eerste instantie lijkt dat een stellige uitspraak, misschien zelfs te zwart-wit. Maar in de loop der jaren heb ik gezien hoe diep die uitspraak raakt aan een waarheid die in onze cultuur vaak over het hoofd wordt gezien: het onbewuste verdwijnt niet als we het negeren – het gaat ondergronds leven.
Wat mijn leermeester bedoelde, was dit: ook mensen die ogenschijnlijk ‘gezond’ zijn – mentaal sterk, sociaal functioneel, succesvol zelfs – kunnen innerlijk vastlopen of desintegreren, als ze zich structureel afkeren van hun innerlijke wereld. Als emoties worden genegeerd, patronen niet worden doorzien, trauma’s niet worden verwerkt en morele of spirituele conflicten niet worden aangekeken, dan bouwt de druk zich op in het systeem. En die druk zoekt altijd een uitweg.
In die zin is het vermijden van innerlijk werk geen neutrale keuze. Het is, al dan niet bewust, een vorm van actieve onderdrukking. En alles wat langdurig onderdrukt wordt – verdriet, woede, schuld, verlangen, angst – keert op een gegeven moment terug. Niet zelden in een vorm die ontwrichtend is: paniekaanvallen, burn-out, dissociatie, woede-uitbarstingen, depressie, of zelfs psychotische episodes.
De psycholoog Kazimierz Dabrowski noemde dit proces positieve desintegratie: het moment waarop de oude structuur van het zelf uiteenvalt omdat iets nieuws geboren wil worden. Alleen, als dat proces niet bewust wordt begeleid – als er geen ruimte is voor reflectie, rouw, inzicht – dan kan de desintegratie chaotisch en beangstigend zijn. Wat in wezen een groeiproces zou kunnen zijn, wordt dan bestempeld als ziekte.
Onze cultuur ziet schaduwwerk nog te vaak als iets ‘zweverigs’ of ‘zwaar’. Maar in werkelijkheid is het een daad van psychische hygiëne en volwassenheid. Het is het erkennen van het feit dat je meer bent dan je bewuste gedachten, je CV of je sociale persona. Dat je een binnenwereld hebt die aandacht nodig heeft. En dat innerlijk lijden, als je het onder ogen durft te zien, vaak een uitnodiging is tot integratie – tot een vollediger, bewuster mens-zijn.
Wat is schaduwwerk en waarom is het nodig?
Schaduwwerk is het proces waarbij we bewust aandacht geven aan de delen van onszelf die we hebben weggedrukt, ontkend of vergeten – vaak omdat ze ooit pijnlijk, ongemakkelijk of ‘ongewenst’ waren. Het begrip werd bekend door Carl Jung, die de schaduw omschreef als het geheel aan eigenschappen, gevoelens en ervaringen die we niet in ons zelfbeeld toelaten, maar die ons desondanks blijven beïnvloeden.
De schaduw bestaat niet alleen uit ‘negatieve’ eigenschappen zoals woede, jaloezie of egoïsme, maar ook uit kracht, intuïtie, verlangens en creativiteit die we als kind mogelijk hebben onderdrukt om erbij te horen of veilig te blijven.
Wat je wegdrukt, verdwijnt niet – het leeft verder in je lichaam, je gedrag, je relaties, en je onbewuste reacties.
Schaduwwerk is dus geen mystiek concept, maar juist een diep aards en praktisch proces van innerlijke integratie. Het vraagt moed, eerlijkheid en een zekere bereidheid om stil te staan bij wat je liever niet onder ogen ziet. Maar juist daar, in het ongemak, ligt de sleutel tot verandering. Niet omdat je ‘gerepareerd’ moet worden, maar omdat wie je werkelijk bent groter is dan je aangeleerde aanpassing.

In coaching en ander innerlijk werk komen vaak terugkerende thema’s aan het licht, zoals:
* Angst voor afwijzing, die leidt tot pleasen of jezelf wegcijferen;
* Oude pijn uit de kindertijd, die zich herhaalt in relaties of werk;
* Onverwerkt verlies, dat zich nestelt in lichaam en stemming;
* Identiteitsvragen: Wie ben ik echt, voorbij rollen en verwachtingen?
* Verlangen naar vrijheid of autonomie, dat wordt ingehouden uit schuld of loyaliteit.
Door deze thema’s met aandacht, mildheid en diepgang te onderzoeken, ontstaat er ruimte. Niet omdat het verleden verandert, maar omdat jij je verhouding ermee verandert. Je stopt met vluchten, onderdrukken of vechten – en kiest ervoor om aanwezig te zijn bij wie je werkelijk bent.
In die zin is schaduwwerk geen luxe, maar een noodzaak voor ieder mens die innerlijk vrij wil worden. Het is het verschil tussen een leven dat gestuurd wordt door onbewuste patronen, en een leven dat geworteld is in bewustzijn, keuze en echtheid.
De uitnodiging tot innerlijk werk
Wat als je onrust niet een fout is, maar een signaal?
Wat als het niet betekent dat je stuk bent, maar juist dat je klaar bent om te groeien?
Veel mensen komen op het punt in hun leven waarop het oude niet meer werkt, maar het nieuwe zich nog niet duidelijk aandient. Dat is geen zwakte, geen diagnose – dat is een kantelpunt. Een innerlijk kruispunt waar je uitgenodigd wordt om dieper te luisteren. Niet naar wat de wereld van je vraagt, maar naar wat jouw eigen wezen fluistert.
Angst, innerlijke leegte, vermoeidheid, twijfel – ze zijn zelden willekeurig. Vaak wijzen ze op een dieper verlangen om écht contact te maken met wie je in wezen bent. Maar in een cultuur die gericht is op controle, snelheid en symptoombestrijding, is er nauwelijks ruimte voor die laag. We leren al vroeg dat gevoelens opgelost moeten worden, niet onderzocht. Dat je moet doorgaan, sterk zijn, ‘er wat van maken’.
Toch verdient ieder mens het om serieus genomen te worden in zijn of haar innerlijke leven. Niet alleen als er sprake is van een diagnose, maar juist ook in de tussenruimte – de verwarring, de hapering, de vragen die niet passen in hokjes.
Daar ligt het echte werk. Het werk van bewustwording, rouw, heroriëntatie. Van loslaten wat niet meer past, en voorzichtig toelaten wat nog onbekend is.
Innerlijk werk vraagt geen perfecte woorden, geen snelle oplossing, geen ‘fix’.
Het vraagt ruimte. Stilte. Begeleiding die oordeelloos is. Een plek waar je mag onderzoeken, voelen, terughalen, herzien, opnieuw kiezen. Coaching, therapie, schaduwwerk, zelfreflectie – het zijn geen luxeproducten voor mensen met veel tijd of geld, maar vormen van geestelijke zelfzorg die van wezenlijk belang zijn in een gezonde samenleving.
Want wie zichzelf leert verstaan, leeft niet alleen lichter – die wordt ook dragender voor anderen. En dat is misschien wel het mooiste wat innerlijk werk teweegbrengt:
je wordt niet alleen meer jezelf, je wordt ook meer mens.
Terug naar de menselijkheid
Wat we in deze tijd gemakkelijk vergeten, is dat psychisch ongemak niet altijd een teken is van stoornis. Innerlijke onrust, somberte of verwarring zijn vaak geen medische problemen, maar menselijke uitnodigingen. Signalen van een ziel die gehoord wil worden, van een leven dat misschien op een kruispunt staat.
We hoeven niet alles te labelen, fixen of verdoven. Soms mogen we gewoon luisteren, vertragen, en voelen. En erkennen dat ook dit erbij hoort – niet als zwakte, maar als teken van groei.
Wie worstelt met zichzelf is niet kapot.
Wie zich afvraagt wat hij hier doet, is niet verloren.
Wie zich leeg voelt, is niet zinloos.
Er is niets mis met jou.
Er is iets dat aandacht vraagt.
En wie die aandacht durft te geven – zacht, eerlijk, met begeleiding als het nodig is – zal ontdekken dat onder de onrust vaak een diepere waarheid schuilt:
je bent niet ziek – je bent aan het ontwaken.