Volwassen Liefde: intieme nabijheid
“De ware beweging van volwassen worden is naar binnen, niet naar voren.” — John O’Donohue
Dit is het derde en laatste deel van een drieluik over hoe we verantwoordelijkheid, zorg en verbinding kunnen herzien. Niet vanuit ideaalbeelden, maar vanuit belichaamde eerlijkheid.
Inleiding – Liefde vraagt volwassenheid/
Deel 1 – Aanwezig zijn in je keuzes
Waarom verantwoordelijkheid nemen iets anders is dan simpelweg ‘je best doen’. Over volwassen eigenaarschap, aanrommelen en de verleiding van slachtofferschap.
Deel 2 – Zorg dragen zonder jezelf te verliezen
Het onderscheid tussen zorgvuldigheid en zorgen voor. Over pleasen, projectie, en hoe werkelijke verbinding alleen kan bestaan als je ook goed voor jezelf zorgt.
Een liefde zonder grenzen
“Ik voel wat jij voelt.”
“We zijn één.”
“Als jij pijn hebt, heb ik het ook.”
In het begin van een relatie klinkt het als romantiek. Twee zielen versmelten, alles stroomt, alles klopt. Maar maanden – of jaren – later blijkt het minder poëtisch: conflicten worden vermeden, grenzen vervagen, autonomie verdwijnt. Er is ‘wij’, maar geen ‘ik’ meer.
Veel mensen denken dat versmelting het hoogste niveau van intimiteit is. Maar dat is het niet. Versmelting is geen verbinding – het is verdwijnen.
In dit laatste deel van het drieluik onderzoeken we wat echte verbinding vraagt: de moed om jezelf te zijn, de ander echt te zien, en tegelijk onderscheid te maken. Geen fusie. Geen symbiose. Maar liefde in twee richtingen, tussen twee vrije mensen.
Symbiose is geen veiligheid
Vanuit de ontwikkelingspsychologie weten we dat versmelting zijn oorsprong vindt in onze vroege kindertijd. De baby is symbiotisch met de moeder – een noodzakelijke fase. Maar als die symbiose niet op tijd wordt losgelaten, blijven we in relaties zoeken naar diezelfde eenheid: “Als jij er bent, ben ik veilig.”
In partnerrelaties leidt dat tot afhankelijkheid, fusie, of zelfs controle:
– We voelen de pijn van de ander alsof het van ons is.
– We nemen ruimte in om leegte te vermijden.
– We pleasen, slikken, buigen – bang om het contact te verliezen.
Maar echte liefde vraagt differentiatie: het vermogen om dichtbij te blijven, zónder in elkaar op te gaan. Psycholoog David Schnarch noemt dit: “standing in the fire” – jezelf blijven, ook als het schuurt.
Versmelten voelt vaak als verbinding, maar het is een vlucht: voor afwijzing, verlatenheid, autonomie. Juist wie zichzelf kan vasthouden, kan zich écht verbinden.
“Je kunt pas echt met een ander zijn, als je eerst met jezelf kunt zijn.”
Verbinding vraagt regulatie
Neurologisch gezien is gezonde verbinding een dans tussen nabijheid en autonomie. Ons zenuwstelsel is ontworpen om ons te reguleren in contact met anderen: via oogcontact, stem, aanraking – co-regulatie.
Maar als we versmelten, verliezen we dat evenwicht. We worden hypergevoelig voor signalen van de ander, onze window of tolerance krimpt, en we gaan over in stressreacties: pleasen, bevriezen, of dissociëren.
In echte verbinding blijft ons zenuwstelsel relatief kalm, zelfs als de ander spanning voelt. Dat vraagt zelfregulatie – een vaardigheid die in symbiotische relaties vaak niet wordt geoefend.
“Wie zichzelf niet kan reguleren, zoekt de ander om zichzelf te redden.”
Zodra we die ander verliezen (letterlijk of emotioneel), voelt dat als een amputatie. Maar dat is geen liefde – dat is een onvoltooid ontwikkelingsproces.
Twee zelven, één relatie
In de filosofie van de ontmoeting (Buber, Levinas) is de ander nooit een verlengstuk van jou. De ander is altijd een ander: een mysterie, een ander bewustzijn, een andere wereld.
Martin Buber’s beroemde onderscheid tussen Ich-Du en Ich-Es geldt hier opnieuw. Versmelting klinkt als ‘Ich-Du’, maar het is eigenlijk ‘Ich-Ich’: jij bent mij, en dus mag je niet verdwijnen. In echte Ich-Du-relaties zien we de ander in zijn of haar anders-zijn, zonder dat als bedreiging te ervaren.
Ook Søren Kierkegaard schreef over liefde als “de verhouding die zichzelf in het verschil herkent.” Dat is het hart van verbinding: het verschil toelaten zonder het contact te verliezen.
“Liefde zonder grenzen is geen liefde – het is ontkenning van verschil.”
Eenheid zonder verdwijnpunt
Spiritueel gezien is versmelting vaak verpakt als iets hogers: “Wij zijn één ziel in twee lichamen.” “We zijn energetisch verbonden.” En dat kán – zolang het geen excuus is om niet te begrenzen, niet te confronteren, of niet op jezelf te staan.
In spirituele bypassing komt versmelting vaak voor als een vermijding van incarnatie: je wilt ‘opgaan in liefde’ zonder de werkelijke rauwheid van het mens-zijn aan te gaan. Maar liefde, hoe spiritueel ook, speelt zich altijd af in het lichaam, in het verschil, in de beperking.
Echte spirituele verbinding vereist belichaming: dat jij in jouw lichaam blijft, met jouw waarheid, en de ander ontmoet in diezelfde belichaming. Daar ontstaat de werkelijke brug: niet via verdwijntrucs, maar via aanwezig zijn.
“Echte eenheid ontstaat niet door op te lossen in elkaar, maar door elkaar volledig te ontmoeten.”
Liefde als tweestemmigheid
Verbinden is durven spreken met twee stemmen. Het is: “Ik ben hier, en ik zie dat jij daar bent.” Het is niet: “Ik voel alles wat jij voelt,” maar: “Ik ben geraakt door jou, en toch blijf ik mezelf.”
In een relatie waar verbinden wordt verward met versmelten, raken beide geliefden uiteindelijk zoek. De grens tussen geven en verliezen vervaagt. De liefde wordt benauwend, of leeg.
In een relatie waarin we leren verbinden vanuit autonomie, ontstaat iets radicaals: ruimte. Niet afstand. Geen kou. Maar de ruimte waarin twee mensen samen iets kunnen bouwen dat groter is dan henzelf, zónder zichzelf op te geven.
Nawoord: de liefde als volwassen werk
Dit drieluik begon met de stelling: verantwoordelijkheid is iets anders dan aanrommelen. Vervolgens onderzochten we dat zorgvuldigheid geen ‘zorgen voor’ is, en nu sluiten we af met het inzicht dat verbinden geen versmelten betekent.
In al deze lagen herkennen we dezelfde rode draad:
– Liefde vraagt moed.
– Liefde vraagt bewustzijn.
– Liefde vraagt volwassenheid.
Niet als abstract ideaal, maar als dagelijkse beoefening. In contact, in conflict, in stilte, in nabijheid.
“De volwassen liefde is geen samensmelting – het is een ontmoeting tussen twee mensen die zichzelf dragen, en elkaar kiezen. Steeds opnieuw.”
Liefde zonder zelfverlies. Verbinding zonder verstrikking. Aanwezigheid met onderscheid.