De Onaanraakbare Man
Het masker van rust
Hij zit op de bank, recht, kalm, afstandelijk. Hij is bezig om zijn mails te beantwoorden op zijn telefoon. Of hij kijkt een actualiteitenprogramma op NPO.
Niet boos. Niet afwezig. Gewoon… stil.
En juist in die stilte voel jij de kou.
Hij doet niets verkeerd — maar ook niets echt. Zijn aanraking is beleefd. Zijn blik glijdt van je af. Zijn rust voelt niet als bedding, maar als muur.
Voor de buitenwereld is hij stabiel. Onafhankelijk. Een rots in de branding.
Maar jij weet: hij is er nooit echt. Niet met zijn hart. Niet met zijn lijf. Niet met zijn verlangen.
In dit artikel – dat onderdeel is van een serie: ‘Acht gezichten van de man: psychologische patronen die relaties onder druk zetten‘ – verkennen we het patroon van de onaanraakbare man. Een man die geleerd heeft dat kwetsbaarheid gevaarlijk is. Dat gevoelens je zwak maken. En dat echte nabijheid oncontroleerbaar en dus onveilig is.
We kijken naar:
– de psychologische wortels van zijn afstandelijkheid,
– hoe zijn zenuwstelsel nabijheid als dreiging ervaart,
– en wat dit doet met de relatie, de intimiteit, de seksualiteit.
En tot slot: hoe deze man terug kan keren in zijn lichaam — zonder zijn kracht te verliezen.
De strategie van overleving: afstand = veiligheid
De onaanraakbare man is niet koud van aard.
Hij is koud geworden van noodzaak.
In zijn jonge leven heeft hij ervaren dat emoties overweldigend zijn. Of niet welkom. Of niet begrepen. Misschien werd hij afgestraft voor zijn huilen. Misschien was er niemand beschikbaar toen hij iets nodig had. Misschien leerde hij: alles alleen doen is veiliger dan afhankelijk zijn.
De psychologie noemt dit een vermijdende hechtingsstijl.
Hij leerde niet hoe hij in verbinding kon blijven met zichzelf én met de ander.
Hij leerde:
– gevoelens afkappen,
– behoeften rationaliseren,
– nabijheid wantrouwen.
Niet omdat hij niet wil verbinden — maar omdat hij niet geleerd heeft hoe.
Het lichaam: bevriezen is een gewoonte
In het zenuwstelsel van de onaanraakbare man is nabijheid niet ontspanning, maar dreiging.
Waar de behoeftige man aan klampt, bevriest de onaanraakbare man.
Hij schakelt onbewust zijn gevoelsleven uit om controle te houden. Zijn lijf blijft kalm — maar dat is niet rust, dat is shutdown.
– De hartslag blijft laag.
– Cortisol is onderdrukt.
– Hij functioneert, maar voelt niet.
Seksualiteit wordt daardoor vaak: vermeden, functioneel en zonder emotionele diepte.
Zijn lichaam is aanwezig — maar niet bewoond.
En toch…
Seksualiteit bij de onaanraakbare man is zelden leeg — maar vaak verplaatst.
Omdat hij geen bedding heeft voor kwetsbaarheid, zoekt dat verlangen een uitweg via andere paden:
– via controle,
– via techniek,
– via terugtrekking:
Met andere woorden: hij gunt haar technisch haar genot en geniet wat hij daar ziet gebeuren. Hij kan zich ten behoeve van haar daarin laten gaan. En toch…
Wat hij niet voelt, probeert hij te beheersen.
Wat hij niet kan toelaten, probeert hij te vermijden.
Of — in sommige gevallen — te overstemmen met intensiteit.
Hij kan dan seksueel actief zijn, zelfs gepassioneerd — maar niet per se aanwezig.
Zijn lichaam beweegt, maar zijn binnenwereld blijft op slot.
Wat onderdrukt wordt, leeft verder — in de schaduw van zijn aanraking.
De impact op de relatie: ze staat voor een gesloten deur
Voor zijn partner is dit patroon verwarrend en pijnlijk.
Ze verlangt niet naar drama — maar naar aanwezigheid.
Ze wil geen chaos, maar echt contact.
Ze raakt gefrustreerd:
– Omdat hij niets deelt.
– Omdat hij niet geraakt lijkt te worden.
– Omdat hij fysiek is, maar emotioneel ver weg.
Intimiteit voelt dan niet als ontmoeting, maar als eenrichtingsverkeer.
En uiteindelijk raakt ook zij verdoofd. Of boos. Of verdrietig.
Hoe kun je je verbinden met iemand
die zelfs in je armen nergens te vinden is?
Seksualiteit: als de ander te dichtbij komt
De onaanraakbare man wil vaak wel seks — maar alleen zolang het veilig blijft.
Als seks dreigt over te gaan in échte overgave, trekt hij zich terug:
– hij wordt stil,
– zijn lijf blokkeert,
– hij wil ineens “geen druk”.
Of hij vermijdt seks volledig — vanuit stress, geen zin, of een gevoel van afkeer.
Niet omdat hij niet wil — maar omdat het hem confronteert met gevoelens waar hij geen toegang toe heeft.
Seks wordt dan:
– een technische handeling,
– een vermijding,
– of iets dat nooit echt landt.
De uitnodiging: voel, zonder jezelf te verliezen
Je hoeft je hart niet open te breken.
Je hoeft geen drama te maken.
Maar je moet terugkomen in je lijf.
Dat is de uitnodiging.
– Om je gevoel niet te controleren, maar toe te laten.
– Om te blijven staan in nabijheid, ook als je niets op te lossen hebt.
– Om niet cool te zijn, maar echt.
Er is niets mannelijk aan afwezig zijn.
Er is niets krachtigs aan verdoven.
Werkelijke kracht is: blijven voelen zonder weg te gaan.
De man die weer aankomt
Je hoeft niet ineens kwetsbaar te zijn.
Je hoeft niet alles te delen, of alles te weten.
Maar je moet durven verschijnen.
Niet als redder.
Niet als rationele toeschouwer.
Maar als man.
In je lichaam. In je adem. In je verlangen.
Alleen dan kan de ander jou echt ontmoeten.
Daarvoor moet je wel op zoek naar jouw goede redenen waarom jij zo onaanraakbaar bent geworden.
Daar heb je goede redenen voor en die moedigen je aan om gevonden te worden om vandaaruit jezelf te begrijpen en het Volle Leven aan te kunnen gaan.
Dit artikel is een onderdeel van een serie: ‘Acht gezichten van de man: psychologische patronen die relaties onder druk zetten‘
De smekende vrouw
Wanneer jouw verlangen naar verbinding verandert in trekken, pleasen en vragen — en je jezelf verliest in de stilte van zijn geslotenheid.
De vrouw die zichzelf verliest in verbinding
Ze was een vrouw met vuur in haar ogen.
Ze hield zich niet klein. Ze lachte luid. Ze kon liefhebben tot in haar vezels.
En als je haar vroeg waar ze voor leefde, zei ze zonder aarzelen: verbinding. Échte verbinding.
Maar ergens onderweg begon er iets te verschuiven.
Niet in één klap — maar langzaam, bijna onzichtbaar.
Hij werd stiller. Geslotener. Minder beschikbaar.
Niet per se afstandelijk — gewoon… moeilijker bereikbaar.
En waar hij zich terugtrok, ging zij iets harder haar best doen.
Meer praten. Steeds vaker vragen: “Wat is er?”
Zich aanpassen. Begrip tonen. Begrijpen vóór hij iets had gezegd.
En telkens als hij emotioneel afwezig was, vulde zij de ruimte.
Met woorden. Met aanraking. Met beschikbaarheid.
Niet uit zwakte. Maar uit liefde. Dacht ze.
Tot het moment kwam waarop ze zichzelf niet meer herkende.
Ze, die ooit kon rusten in zichzelf,
was veranderd in iemand die trok aan wat gesloten bleef.
Haar ogen zochten naar zijn blik. Haar handen zochten naar zijn lijf.
Haar hart stond open — maar het voelde alsof ze alleen maar aan het vragen was.
Om aandacht. Om nabijheid. Om bevestiging.
Om íets wat haar vertelde dat ze nog gezien werd.
Ze was niet aan het liefhebben. Ze was aan het smeken.
Om een liefde die ooit vanzelf leek te stromen.
Om een man die ooit zijn hand uitstak — maar nu zijn hart gesloten hield.
En het tragische is: dit patroon komt niet voort uit domheid of zwakte.
Het is het gevolg van een intelligent systeem dat probeert te redden wat kostbaar is: de verbinding.
Ze voelt dat er iets dreigt te verdwijnen, en haar systeem doet wat het geleerd heeft:
overbruggen, aanpassen, begrijpen, beschikbaar zijn.
Maar op een diep niveau betaalt ze een prijs.
Niet alleen in het contact met hem — maar in het contact met zichzelf.
Ze raakt verwijderd van haar eigen waarheid.
Van haar eigen verlangen.
Van haar eigen kracht.
De hechtingsachtergrond – Waarom smeken een overlevingsmechanisme is
Ze lijkt een vrouw die veel geeft — te veel, misschien.
Ze blijft praten als het stil wordt, blijft geven als ze leeg is,
blijft hopen dat als zij nog één stap doet,
de ander haar eindelijk halverwege tegemoetkomt.
Van buiten oogt het als pleasen.
Maar wie beter kijkt, ziet iets veel diepers:
een oude, slimme strategie
om nabijheid te behouden in een systeem dat onveilig voelde.
De angstig-ambivalente blauwdruk
In de psychologie noemen we het een angstig-ambivalente hechtingsstijl —
ontstaan in een jeugd waarin liefde niet vanzelfsprekend was.
Waarin de ouder soms aanwezig was,
maar net zo vaak onvoorspelbaar, teruggetrokken of overbelast.
Waarin de boodschap onuitgesproken maar voelbaar was:
“Je bent geliefd, maar alleen als je je aanpast.”
Een kind dat deze werkelijkheid ervaart,
ontwikkelt een fijngevoelig systeem van aanpassen, scannen, voelen en vóór zijn.
Het wordt een expert in emotionele bruggen bouwen.
Niet uit empathie — maar uit noodzaak.
Niet uit altruïsme — maar uit de diepe overtuiging:
“Als ik stop met geven, raak ik de liefde kwijt.”
In het volwassen leven leeft deze dynamiek verder —
en vooral in liefdesrelaties wordt hij zichtbaar.
Ze voelt het meteen als de ander zich iets terugtrekt.
Ze voelt de temperatuur in het contact dalen.
Ze voelt de stilte tussen de woorden groeien.
En haar systeem reageert onmiddellijk:
Ze gaat halen wat haar ooit werd onthouden.
Niet omdat ze afhankelijk is.
Maar omdat haar zenuwstelsel dat zo geleerd heeft:
aanpassen = overleven.
blijven geven = niet verlaten worden.
En zo wordt liefhebben langzaam smeken.
Niet vanuit drama, maar vanuit pijn.
Niet om de ander te manipuleren, maar om te redden wat haar ooit zo kwetsbaar maakte:
het gevoel dat liefde zomaar kan verdwijnen als zij even niet beschikbaar is.
De verinnerlijkte ander
Deze vrouwen leven vaak met een onzichtbare ander in zichzelf —
een soort innerlijke stem die hen voortdurend vertelt
wat hij nodig heeft, wat hij bedoelt, wat hij niet kan dragen.
Ze zijn niet in verbinding met zichzelf,
maar met een gefantaseerde versie van de ander
waar ze voortdurend rekening mee houden.
En dus zeggen ze niet wat ze voelen.
Ze verzachten hun grenzen.
Ze verontschuldigen zich voor hun intensiteit.
Ze vragen dingen “lief” of “grappig” om niet te veel te zijn.
En ondertussen gebeurt er iets tragisch:
hun binnenwereld raakt langzaam overstemd.
Niet omdat ze zich willen verliezen — maar omdat ze niet geleerd hebben
dat ook hún behoefte bestaansrecht heeft.
Overleven in plaats van relateren
Wat we zien als “smeken” — dat trekken, dat blijven praten, die honger naar verbinding —
is zelden een bewuste keuze.
Het is het zenuwstelsel in overlevingsstand.
Een hyperactief attachment system dat steeds signalen scant:
“Ben ik nog veilig? Word ik nog gezien?”
Hechting gaat niet over romantiek. Het gaat over veiligheid in nabijheid.
Als die veiligheid ontbreekt, wordt verbinding een kwestie van overleven.
En dat is de tragiek.
Want in de poging om het contact vast te houden,
verliest ze zichzelf — en uiteindelijk vaak ook de ander.
Niet omdat ze te veel is.
Maar omdat ze zichzelf zo lang vergeten heeft,
dat hij haar ook niet meer echt kan vinden.
De seksuele dynamiek – Wanneer aanraking geen bedding meer vindt
In het begin is er vuur.
Ze voelt zich begeerd. Gezien. Aangeraakt.
Zijn handen zijn krachtig, zijn focus intens.
Hij wil haar.
En zij — verlangt er zó naar om gewild te worden, dat ze zich opent.
Niet omdat ze zich veilig voelt.
Maar omdat zijn lijf wél aanwezig is — waar zijn hart zwijgt.
En dus raakt ze gewend aan een vreemd compromis:
seks als toegangspoort tot verbinding,
in plaats van als uitdrukking ervan.
Seks als lijm, niet als ruimte
Langzaam maar zeker verschuift de functie van seksualiteit.
Het wordt geen viering van intimiteit,
maar een instrument om de nabijheid vast te houden.
Ze voelt dat ze hem op deze plek nog wél kan bereiken.
Dus blijft ze geven.
Haar lichaam opent — zelfs als haar hart zich niet meer veilig voelt.
Ze raakt hem aan om niet te verliezen.
Ze kust hem om contact te behouden.
Ze vrijt met hem in de hoop dat hij daarna misschien ook blijft.
Maar elke keer dat de stilte na de seks terugkeert,
begint ze zichzelf iets meer te verliezen.
De kloof tussen lichaam en verlangen
Er ontstaat een innerlijke kloof die moeilijk te benoemen is:
Ze doet mee,
ze geniet soms zelfs,
maar diep vanbinnen voelt ze: dit is niet de bedding waar mijn verlangen echt thuishoort.
Ze verlangt niet alleen naar lichamelijke versmelting.
Ze verlangt naar openheid.
Naar een aanraking die ook blijft als het lichaam tot rust komt.
Naar een blik na de climax,
waarin ze weet: ik werd niet alleen begeerd, ik werd werkelijk ontmoet.
Maar hij is daar niet.
En dus leert zij zichzelf af om dat te willen.
Ze gebruikt haar lichaam om te verbinden,
maar verliest langzaam het contact met haar eigen seksuele waarheid.
De kernpijn – Het verlies van zelfverankering
Er komt een punt waarop ze haar eigen gevoel niet meer vertrouwt.
Niet omdat het gevoel weg is —
maar omdat het steeds botst op een muur van onwil,
afvlakking, of koele onverschilligheid.
Ze leert haar emotie kleiner te maken,
minder scherp te verwoorden,
strategischer in te zetten.
Niet uit spel.
Maar uit zelfbescherming.
En zo ontstaat langzaam maar zeker het grootste verlies:
niet dat hij haar niet ziet —
maar dat zij zichzelf kwijtraakt
in het blijven hopen op een respons die nooit echt komt.
Schaamte en schuld — twee kanten van hetzelfde innerlijk conflict
Als ze zich uitspreekt, is ze te veel.
Als ze zich terugtrekt, is ze te weinig.
Ze leeft in een voortdurende onderhandeling met zichzelf:
Hoe kan ik mijn gevoel zo vormgeven dat hij het wél aankan?
Maar welk compromis ze ook sluit,
het voelt nooit als thuiskomen.
Ze smeekt niet om liefde.
Ze smeekt om bestaansrecht
— in een relatie waarin haar innerlijke wereld geen bedding vindt.
Haar emotie wordt niet ontkend, maar ook niet gedragen.
Haar lichaam wordt geraakt, maar niet ontmoet.
Haar aanwezigheid wordt gedoogd, maar niet omarmd.
Ze wordt zichtbaar —
maar niet erkend.
Zelfregulatie als overlevingsstrategie
Omdat hij zijn binnenwereld niet toegankelijk maakt,
neemt zij onbewust de verantwoordelijkheid voor de sfeer in de relatie.
Ze reguleert het contact.
Ze voelt in wat er wél kan, wat er net nog past, waar ze niet te veel druk zet.
Ze remt zichzelf af.
Ze overrulet haar honger.
Ze schuift haar grens op —
elke dag een millimeter verder.
Niet omdat ze geen kracht heeft,
maar omdat haar liefde geen bedding vindt in het volwassen deel van hem.
En dus wordt háár volwassen deel overspoeld
door de taak om iets te dragen wat hij weigert onder ogen te zien.
Het innerlijke lek
Langzaam ontstaat er een lek in haar systeem.
Niet zichtbaar van buitenaf,
maar voelbaar in alles:
– Haar stem wordt onvast.
– Haar grenzen glijden.
– Haar lichaam sluit zich soms zonder reden.
– Haar innerlijke wijsheid verliest scherpte.
Ze wordt onzeker over dingen die ze eerder helder wist.
Ze begint zich af te vragen of ze gek is.
Of veeleisend.
Of moeilijk.
Maar ze is alleen maar verdwaald geraakt
in een veld waarin haar gevoel geen bedding vond.
De prijs: het verlies van haar anker
En dat is de kernpijn.
Niet het gebrek aan aandacht.
Niet de zeldzame seks.
Niet het uitblijven van woorden of plannen.
Maar het verlies van verankering in zichzelf.
Omdat ze niet meer weet of haar gevoel mag bestaan
in de relatie waarin ze leeft.
En dán begint het kantelpunt.
Want zelfs de meest smekende vrouw
heeft uiteindelijk een grens.
Niet uit woede.
Maar uit overleving.
Als een vrouw haar bedding in zichzelf hervindt,
is het smeken voorbij.
Dan stopt ze met trekken —
niet omdat ze niet meer verlangt,
maar omdat ze voelt:
ik besta, ook als jij mij niet aankijkt.
Het kantelpunt – Wanneer het smeken stopt
Ze zegt het niet hardop.
Ze breekt niet met een schreeuw of een deur die dichtvalt.
Ze blijft vaak nog.
Kookt. Werkt. Lacht.
Slaapt naast hem in hetzelfde bed.
Maar iets is veranderd.
Niet in haar woorden.
In haar wezen.
De plek in haar die zich telkens weer uitstak —
kwetsbaar, hunkerend, hoopvol —
die plek is stilgevallen.
Niet verhard, niet vijandig,
maar wel: gesloten.
Ze stopt met trekken
en keert terug naar zichzelf
Ze ontdekt dat ze zich niet meer wil bewijzen.
Dat ze haar gevoeligheid niet wil blijven verdedigen.
Dat ze zich niet meer wil aanpassen
aan een systeem waarin ze zichzelf moet verlaten om erbij te horen.
Niet uit trots.
Niet uit bitterheid.
Maar uit het besef: ik ben hier niet welkom zoals ik ben.
En dus trekt ze zich terug — niet als straf,
maar als zelfbehoud.
Ze stopt met vragen,
niet omdat ze niets meer te zeggen heeft,
maar omdat ze zichzelf niet meer wil verliezen
in een gesprek waar haar stem niet binnenkomt.
Het lichaam weet het als eerste
Ze merkt het in haar lijf.
– Ze wil niet meer aangeraakt worden.
– Zijn handen voelen vreemd.
– Zijn nabijheid roept geen verlangen meer op, maar ongemak.
Wat ooit bedding leek, is nu een leegte waarin zij zichzelf te vaak is kwijtgeraakt.
Wat ooit intimiteit was, voelt nu als transactie.
En ergens beseft ze: ik heb iets terug te nemen.
Geen slotakkoord, maar een verzachting
Soms vertrekt ze.
Soms blijft ze.
Soms kiest ze voor een ander leven.
Soms groeit hij mee, en vindt de relatie een nieuwe vorm.
Maar wat níet meer gebeurt,
is dat zij zichzelf buiten zichzelf blijft zoeken.
Haar smeekgebed verandert in een fluistering die alleen zijzelf nog hoort:
Ik ben er nog. Ik ben nog steeds heel. Zelfs hier.
Ze hoeft niet meer bevestigd te worden
om haar bestaan te voelen.
En dát is de omslag.
Geen drama. Geen scène.
Gewoon een vrouw die thuiskomt in zichzelf.
En voor het eerst in lange tijd:
stilte, die geen leegte is — maar rust.
De plek waar liefde zich terugtrekt
Soms lijkt het alsof zij degene was die te veel vroeg.
Alsof haar hunkering de relatie onder druk zette.
Alsof haar intensiteit de oorzaak was van zijn afstand.
Maar onder al het gedrag, onder de dynamiek en de cycli,
ligt een simpel, rauw feit:
Ze wilde alleen maar voelen dat ze welkom was
— in haar verlangen, in haar gevoeligheid, in haar vrouw-zijn.
Niet als verzorgende.
Niet als regulator van zijn ongemak.
Niet als instrument van verbinding.
Maar als zichzelf.
Ze zocht geen perfectie.
Ze vroeg geen constante nabijheid.
Ze wilde ruimte om te stromen, te voelen, te zakken —
zonder telkens te botsen op geslotenheid.
En hij?
Hij wist vaak niet wat hij miste.
Hij voelde misschien wél de druk, maar niet het gemis dat eronder lag.
Zijn onaanraakbaarheid was geen opzet,
maar een oud beschermingsmechanisme dat ooit werkte —
en nu zijn intimiteit saboteerde.
Hij hield misschien op zijn manier van haar.
Maar het lukte hem niet om dat deel van zichzelf open te maken
waarin haar liefde had kunnen landen.
Wat ze uiteindelijk verliest, is niet hem
— maar het idee dat ze hem ooit werkelijk kon bereiken
En daarin schuilt haar bevrijding.
Want de vrouw die smeekte,
komt op een dag tot rust.
Ze stopt met vechten om gehoord te worden
door iemand die zichzelf niet kan horen.
Ze stopt met verlangen naar een bedding
bij iemand die zichzelf niet kan dragen.
En ze keert terug.
Niet naar een ander. Niet naar een oplossing.
Maar naar haar eigen grond.
En op die plek —
waar zij zich weer verankert in haar lichaam, haar gevoel, haar waarde —
kan liefde opnieuw beginnen.
Niet als honger.
Niet als onderhandeling.
Maar als vrije stroom tussen twee mensen
die zichzelf kunnen dragen,
zodat ze elkaar niet meer hoeven te redden.