De geestelijke leider: wanneer God een pantser wordt
Over hoe spiritualiteit kan verhullen in plaats van onthullen – en de intieme relaties onder druk zet.
De belofte van spiritualiteit
Spiritualiteit is aan een opmars bezig. Niet langer het domein van kloosters of tempels, maar ingebed in yogastudio’s, mannencirkels, coachingtrajecten en ayahuasca-ceremonies. Steeds meer mensen zoeken – buiten de kaders van religie – naar innerlijke rust, heling, richting. Voor mannen geldt dat net zo goed als voor vrouwen: velen zijn het contact met hun vaders, hun vaders’ vaders, en met hun eigen lijf kwijtgeraakt in de doorgeschoten prestatiecultuur. Spiritualiteit lijkt een antwoord.
En dat is het soms ook. Meditatie kan verzachten. Rituelen kunnen bedding geven. Een goed geleid ademwerkproces kan een man voor het eerst in contact brengen met zijn eigen hart.
Maar er is ook een keerzijde. Wat gebeurt er als spiritualiteit geen bedding is, maar juist een vermijding wordt? Wanneer de taal van zuiverheid wordt gebruikt om conflict te vermijden? Wanneer een man zijn partner niet meer aankijkt, omdat hij ‘in zijn centrum’ wil blijven?
“Hij spreekt over zuiverheid, maar raakt mij niet meer. Hij lijkt verlicht, maar ik voel me verdwaald.”
In dit artikel onderzoek ik de opkomst van wat ik noem: de spiritueel omhulde man – een man die ogenschijnlijk verbonden is, maar innerlijk afgesloten blijft. Wat gebeurt er als ‘God’ – of het hogere bewustzijn – een pantser wordt? En wat betekent dat voor de vrouw die met hem leeft, verlangt, en verdwaalt?
Wie is de Geestelijke Leider?
Hij weet.
Niet zomaar iets — hij weet hoe het zit. Met jou. Met de relatie. Met de liefde. Met het leven.
Zijn ogen staan kalm. Zijn woorden zijn zuiver. Hij spreekt over overgave, goddelijke orde. Hij heeft geen mening — hij heeft inzicht. Geen emoties — maar bewustzijn. En alles wat hij zegt klinkt waar.
Hij lijkt wijs. Maar zijn wijsheid is niet doorleefd. Hij staat niet met zijn voeten in de modder van het leven. Hij blijft daarboven, op een plek waar het overzicht helder is, maar waar geen echte ontmoeting plaatsvindt.
“Dit is jouw proces.”
“Je bent nog gehecht aan je pijn.”
“Ik blijf in liefde.”
Op papier klinkt het groots. Maar in de praktijk voelt het als afstand. Hij gebruikt zijn spirituele taal niet om verbinding te maken, maar om boven de situatie te gaan staan. En zo ook boven jou.
Zijn waarheid lijkt onaantastbaar, want hij is “in contact met God”. Of met de Bron. Of met het Universum. Of met “zijn gidsen”. Maar zelden met zichzelf. En nog minder met jou, als je boos bent, gekwetst, verward of gewoon menselijk.
Hij heeft voor alles een oplossing – van boven.
Maar hij daalt niet af.
Hij laat zich niet raken. Niet echt. Hij benoemt je verdriet, maar hij voelt het niet met je mee. Hij begrijpt je woede, maar blijft erbuiten. Hij verlicht de situatie – maar niet zichzelf.
Zo ontstaat er een subtiele hiërarchie. Jij zit nog vast in je aardse proces; hij is al verder. Jij hebt last van emoties; hij doorziet die. Jij zoekt verbinding; hij heeft die al – met iets hogers. En daarin raakt hij ongenaakbaar.
Hij weet alles over God, maar niets over nabijheid.
Hij kent de waarheid, maar mist de aanraking.
Hij spreekt over liefde, maar leeft er niet uit.
De Geestelijke Leider is niet per se kwaadwillend. Maar hij is bang – bang om klein te zijn, om te struikelen, om iets niet te weten. Bang voor de chaos die ontstaat als hij zijn God even loslaat. En in die angst bouwt hij een tempel van taal, verhevenheid en overzicht – waar hij veilig is, maar alleen.
De vermijding achter het gewaad
De term spiritual bypassing, geïntroduceerd door psycholoog John Welwood, verwijst naar het gebruik van spirituele ideeën of praktijken om ongemakkelijke psychologische realiteit te vermijden. In plaats van emoties als verdriet, woede, angst of schaamte werkelijk te doorvoelen, worden ze ‘omhoog verplaatst’ naar een zogenaamd hoger perspectief.
In het dagelijks leven betekent dit dat een persoon zich beroept op spirituele taal, overtuigingen of houdingen om confrontatie met het eigen ongemak te vermijden. In relaties kan dit zich op verschillende manieren uiten:
– Vermijden van emotionele confrontatie. Bijvoorbeeld door uitspraken als:
“Ik blijf in mijn centrum.”
“Ik wil niet afdalen in drama.”
Dit lijkt rustig of bewust, maar ontneemt de ander de mogelijkheid om gehoord of gespiegeld te worden.
– Afwijzen van de ervaring van de ander.
Door te zeggen: “Dat is jouw projectie,” of “Dat is niet wat God mij laat zien,” wordt een legitiem gevoel weggezet als niet-relevant of als ‘lager bewustzijn’. Dat kan verwarring of zelftwijfel oproepen bij de partner.
– Subtiel overschrijden van grenzen.
Spirituele taal kan worden ingezet als machtstechniek: de eigen overtuiging wordt gepresenteerd als universele waarheid, waardoor er geen ruimte is voor tegenspraak. Bijvoorbeeld: “God zegt mij dat dit de bedoeling is.”
Hoewel deze strategieën wellicht onbewust worden ingezet, zijn ze destructief in intieme relaties. Ze creëren een scheve machtsverhouding, waarin de ‘spirituele’ partner zich boven de ander plaatst – moreel, emotioneel en soms zelfs energetisch.
De angst onder de verhevenheid
Achter het spirituele omhulsel schuilt zelden opzet of manipulatie. Vaker gaat het om bescherming. De man die zich wendt tot spiritualiteit als levenshouding doet dat meestal niet uit superioriteit, maar uit noodzaak.
Voor veel mannen is de toegang tot hun eigen binnenwereld pijnlijk onontwikkeld. Opgroeien in een cultuur waarin kwetsbaarheid wordt afgestraft en presteren wordt beloond, laat diepe sporen na. Velen zijn vervreemd geraakt van hun emoties, van hun lichaam, en van de mogelijkheid om ‘niet te weten’.
Spiritualiteit biedt dan een aantrekkelijk alternatief: een gestructureerd systeem van betekenis, rust, controle. Een weg die belooft te leiden naar helderheid, zuiverheid en zelfs transcendentie – precies wat ontbreekt in de vaak chaotische realiteit van innerlijk werk.
In plaats van voelen kiest hij voor begrijpen.
In plaats van doorleven kiest hij voor observeren.
In plaats van de val kiest hij voor het pad.
Spirituele overtuigingen worden dan onbewust ingezet als zelfregulatie:
– Ze geven houvast in existentiële verwarring
– Ze bieden controle waar machteloosheid dreigt
– Ze voorkomen de confrontatie met kinderlijke, onopgeloste pijn
– Ze geven een identiteit die rustiger voelt dan de onderliggende chaos
Wat aan de buitenkant dus als ‘wijsheid’ overkomt, is van binnen vaak een complex systeem van coping. De man is niet zozeer verlicht, als wel onthecht – niet uit arrogantie, maar uit angst. Angst om echt geraakt te worden. Angst om tekort te schieten. Angst om gezien te worden in zijn incoherentie, zijn woede, zijn verlangen, zijn afhankelijkheid.
Wat hij het minst wil, is klein zijn. Want daar, in het kleine, zit de pijn die hij al te lang niet durft te voelen.
Waarom deze man juist in deze tijd opstaat
De figuur van de spiritueel omhulde man verschijnt niet zomaar. Hij is een archetype dat opkomt in een tijd waarin de oude vormen van mannelijkheid niet meer werken – maar de nieuwe nog nauwelijks zijn ingedaald.
Verval van het traditionele man-beeld
Decennialang was mannelijkheid gekoppeld aan controle, autonomie, succes en rationaliteit. De man was de kostwinner, de leider, de rationele tegenhanger van de ‘emotionele vrouw’. Maar dat model brokkelt af. Niet alleen maatschappelijk, ook psychologisch.
Veel mannen voelen dat het niet meer klopt — dat het hen niet voedt, niet heelt, en geen basis geeft voor gelijkwaardige verbinding.
Tegelijk is er weinig richting. Wat betekent het dan om man te zijn? Als je niet meer wordt afgerekend op je kracht of status – waarop dan wel?
Hier ontstaat ruimte voor nieuwe beelden. En spiritualiteit biedt een aantrekkelijk alternatief.
De aantrekkingskracht van spiritualiteit
Spiritualiteit belooft diepgang, verbinding, zingeving. Het spreekt mannen aan die voelen dat er meer is dan werk en bezit, maar die nog niet geleerd hebben hoe je daalt in kwetsbaarheid. In plaats daarvan leren ze stijgen: naar bewustzijn, inzicht, neutraliteit.
Het is veilig terrein: het vraagt introspectie, maar niet per se fysieke of emotionele confrontatie. Je kunt spiritueel zijn zonder met je vader te spreken. Je kunt chakrawerk doen zonder je eigen woede te leren dragen. Je kunt mediteren zonder ooit naar je lichaam te luisteren.
Zo ontstaat een nieuw beeld van de ‘goede man’: bewust, zacht, empathisch.
Maar zonder stevige aarding, zonder schaduwwerk, zonder integratie, wordt dit beeld leeg. De man wordt dan wel gevoelig – maar niet stevig. Zacht – maar niet beschikbaar. Introspectief – maar moeilijk aanraakbaar.
Spirituele omwegen als cultureel fenomeen
In veel spirituele gemeenschappen is weinig ruimte voor rauwheid, woede, twijfel, of seksualiteit. Alles moet ‘hoog’ vibreren, licht zijn, verbonden. Maar wat niet mag bestaan, verdwijnt niet – het verplaatst zich.
Het wordt onzichtbaar.
Het wordt onderdrukt.
Of het verschijnt in vermomming: als spirituele autoriteit, als verheven inzicht, als neutrale observatie van wat eigenlijk diep menselijk is.
Dit is geen individueel falen, maar een collectieve onvolwassenheid. We zijn als cultuur in transitie: de patriarch valt, maar het nieuwe fundament is nog in de maak.
Zolang we geen plek geven aan het onaffe, het onzekere, het lijfelijke, zullen we steeds weer omhoog vluchten in plaats van naar binnen zakken.
Terugkeren naar de aarde
De spiritueel omhulde man heeft in wezen maar één opdracht: terugkomen.
Niet terug naar vroeger, maar terug naar het lijf. Naar het hier en nu. Naar de grond onder zijn voeten. Naar het ongemak van imperfecte relaties. Naar het conflict. Naar de zweetlucht, het verlangen, de twijfel, de rouw.
Niet om zijn spiritualiteit te verliezen, maar om die belichaamd te maken.
Waarom is dat nodig?
Zonder deze terugkeer blijft spiritualiteit een afsplitsing.
Een systeem om pijn te vermijden.
Een toren zonder fundament.
Maar spiritualiteit, wanneer ze werkelijk geleefd wordt, is niet iets dat ons boven het leven uittilt. Ze verbindt ons juist dieper met het leven – inclusief de zwaarte, de weerstand, de onvolmaaktheid.
Dáárom is het nodig dat hij eerst de elementen ontmoet. In zichzelf. In de natuur. In zijn relaties. In zijn eigen lijf.
Niet voor niets trekken monniken zich terug in de woestijn. Doorkruisen sjamanen dagenlang het bos. Ondergaan inwijdelingen de stilte of de hitte of de dorst.
Niet omdat het ‘hoog’ voelt – maar omdat het alles afbreekt wat hen niet werkelijk dient.
Spiritualiteit zonder aarde is vlucht.
Aarding zonder ziel is leeg.
Maar wie beiden durft te dragen – wordt mens.
Concreet betekent dit:
– De pijn leren voelen, zonder die te verklaren
– Leren spreken in de taal van het hart, niet alleen van het hoofd
– Grenzen leren stellen én verdragen
– Seksualiteit niet alleen heiligen, maar ook be-lijven
– Afleren om alles te duiden – en leren om stil te zijn, zonder grip
Deze man heeft niets verkeerd gedaan. Hij is slechts op weg. Maar zijn weg leidt niet verder omhoog.
Hij heeft nu naar beneden te gaan. Niet als straf, maar als vervolmaking. Niet als verlies van zijn pad, maar als verdieping ervan.
Waar ligt de weg naar echte verbinding?
Echte verbinding ontstaat niet in het hogere, maar in het aardse.
Niet in zuiverheid, maar in eerlijkheid.
Niet in perfect afgestemde energie, maar in de bereidheid om te blijven wanneer het schuurt.
Spiritualiteit krijgt pas diepte als ze belichaamd wordt. Niet als systeem of overtuiging, maar als bereidheid om mens te zijn — in aanwezigheid, in falen, in verlangen.
De man die zich jarenlang heeft geïdentificeerd met zijn ‘hogere weten’, ontdekt vroeg of laat dat dat niet genoeg is. Dat je geen intimiteit kunt bouwen op inzichten alleen. Dat ‘liefdevol bewustzijn’ betekenisloos wordt als je er niet naast kunt zitten, met gebogen hoofd, als je partner huilt.
Aanwezigheid is belangrijker dan antwoord.
Raakbaarheid belangrijker dan rust.
Emotionele beschikbaarheid belangrijker dan energetische helderheid.
Wat vraagt verbinding werkelijk?
– Niet dat je alles doorziet, maar dat je bereid bent om te voelen wat je niet begrijpt.
– Niet dat je neutraal blijft, maar dat je geraakt durft te worden.
– Niet dat je je seksualiteit verheft, maar dat je haar doorvoelt – in het lijf, in de ogen van de ander, in kwetsbaarheid.
– Niet dat je je pijn oplost, maar dat je er verantwoordelijkheid voor neemt, zonder het af te schuiven op spirituele verklaringen.
In intieme relaties gaat het niet om het juiste vocabulaire. Niet om je ‘bijbellezen’, je ademhaling, of je gebedshouding.
Het gaat erom of je beschikbaar bent. Emotioneel. Lichamelijk. In de ogen. In het hart.
Zonder dat, wordt spiritualiteit een rookgordijn – een manier om nabijheid te vermijden onder het mom van verhevenheid.
Maar als de man de moed vindt om af te dalen in zichzelf, zonder afstand te nemen van de ander, dan ontstaat er iets nieuws: geen perfecte leider, geen verlichte gids, maar een mens.
En alleen een mens kan werkelijk verbinden.
De aanbiddende zelfopofferende vrouw
Ze is zacht, zorgzaam en vol toewijding. Ze geeft zichzelf helemaal – in liefde, in dienstbaarheid, in geduld. Aan de buitenkant lijkt ze de ideale partner: liefdevol, verbindend, spiritueel meelevend. Maar diep vanbinnen slijt ze weg.
De oorsprong van haar zelfopoffering
Vaak is haar rol gevormd door sociale en psychologische factoren. Misschien groeide ze op in een gezin waarin ze leerde dat haar waarde ligt in het zorgen voor anderen en het vermijden van conflicten. Of voelde ze dat ze alleen werd gezien als ze zich beschikbaar stelde en zichzelf wegcijferde.
Die aangeleerde behoefte aan erkenning en verbondenheid kan haar diep sturen: ze wil gezien en geliefd worden, maar weet niet altijd hoe dat zonder zichzelf te verliezen kan.
De rol van aanbidding in haar relatie
Haar aanbidding is geen naïeve onderdanigheid, maar een complexe overlevingsmechanisme. Door zichzelf dienstbaar op te stellen, hoopt ze de relatie veilig te houden en de liefde van haar partner te bevestigen.
Ze verliest zichzelf in het vereren van het ‘hogere’ ideaal dat haar partner uitstraalt — zijn spirituele wijsheid, zijn vermeende ‘verlichting’. Zo probeert ze controle te houden over de instabiele onderstroom van onuitgesproken emoties en afstandelijkheid.
Het sluipende effect van zelfverloochening
Maar voortdurend haar eigen behoeften negeren vraagt een zware tol. Ze raakt uitgeput, gefrustreerd en begint zichzelf te verliezen. Haar grenzen vervagen; wat ze nodig heeft, wordt overschaduwd door wat de ander lijkt te willen.
Ondanks haar toewijding voelt ze zich vaak eenzaam en onbegrepen. Ze praat misschien minder over wat haar raakt, uit angst de ‘harmonie’ te verstoren. Zo bouwt zich langzaam een innerlijke kloof op tussen wie ze werkelijk is en wie ze lijkt te moeten zijn.
De valkuil van ‘liefde als zelfopoffering’
Een hardnekkige overtuiging is: liefde is geven zonder iets terug te vragen. Maar deze liefdesopvatting kan haar diep ondermijnen. Wanneer liefde wordt ervaren als het opzijzetten van jezelf, sterft haar eigen kracht langzaam weg.
Ze leert zichzelf te zien als minder belangrijk dan de ander en gaat haar eigen verlangens als minder waard ervaren. Dit leidt tot passiviteit, afhankelijkheid en een gevoel vast te zitten.
Het verlies van vitaliteit en zelfvertrouwen
De gevolgen zijn groot. Haar energie slinkt, haar lichaam voelt moe en gespannen. Mentale klachten zoals somberheid of een laag zelfbeeld kunnen opkomen. Haar eigen stem, haar verlangens, haar levenskracht verdwijnen naar de achtergrond.
Ze raakt gevangen in een patroon waarin ze zichzelf niet meer herkent, waardoor de relatie ondanks de schijnbare harmonie steeds brozer wordt.
De weg naar herstel en zelfbevrijding
Er is hoop. Het begint met het herkennen van dit patroon van zelfopoffering en het besef dat liefde ook anders kan zijn.
Het vraagt moed om eigen grenzen te gaan voelen en uitspreken — zonder schuld of schaamte. Zelfcompassie is cruciaal: leren om jezelf te waarderen, los van wat je geeft aan de ander.
Door haar eigen verlangens serieus te nemen, kan ze haar vitaliteit en zelfvertrouwen terugwinnen. Pas dan ontstaat ruimte voor een authentieke verbinding — eentje waarin ze niet alleen geeft, maar ook ontvangt, naast haar partner staat als volwaardig mens.
Als zij ermee stopt: het moment waarop de relatie kantelt
Op het moment dat zij haar dienstbaarheid loslaat, ontstaat er beweging. Niet altijd comfortabel. Vaak juist schurend en pijnlijk.
Zij begint zich uit te spreken. Ze stelt grenzen. Ze weigert nog langer te knikken bij woorden die haar leeg laten voelen. Ze voelt haar eigen lichaam weer, haar eigen waarheid, haar woede zelfs – die jarenlang was weggelachen onder het mom van “ik begrijp je”.
Wat de man ervaart:
Voor de spiritueel omhulde man is dit vaak verwarrend of bedreigend.
Hij verliest zijn bevestiging, zijn stille bewondering, de vrouw die altijd ‘mee resoneerde’. Hij wordt geconfronteerd met iets waar zijn spirituele taal weinig grip op heeft: een vrouw die haar eigen grond weer inneemt.
Soms reageert hij met teleurstelling of afwijzing:
“Je bent niet meer in verbinding.”
“Je bent in je egoistisch.”
“Dit wil God niet.”
Maar wat er werkelijk gebeurt, is dat zij voor het eerst op gelijke hoogte gaat staan.
Wat zij ervaart:
In eerste instantie vaak twijfel, schuld, of angst.
Mag ik dit voelen? Mag ik mijn plek innemen? Ga ik hem nu verliezen?
Want zolang ze zich aanpaste, bleef de relatie ‘veilig’. Nu komt ze in het onbekende.
Maar wat tegelijk begint te groeien is innerlijke helderheid. Vrijheid. Ademruimte.
Ze voelt: ik ben meer dan mijn zachtheid. Mijn liefde is niet afhankelijk van onderwerping.
Twee mogelijke uitkomsten
* De relatie breekt.
Als de man vasthoudt aan zijn verheven rol en niet mee durft zakken in kwetsbaarheid en gelijkwaardigheid, ontstaat verwijdering.
De relatie sterft niet aan ruzie, maar aan waarachtigheid.
* De relatie transformeert.
Als hij zijn pantser laat vallen, zijn lichaam weer betreedt, bereid is te luisteren zonder te corrigeren — ontstaat er iets nieuws.
Niet zij onder hem, niet hij boven haar, maar twee mensen, samen.
De essentie
Als zij ermee stopt, keert ze terug naar zichzelf.
Dat is geen afscheid van liefde — maar een keer naar volwassen liefde, die wederkerig is, en niet afhankelijk van wie zich kleiner maakt.
De relatie komt daarmee voor een keuze te staan:
blijft hij gebaseerd op rollen, of groeit hij naar werkelijke verbinding?