De behoeftige man
De behoeftige man: wanneer verlangen regressie wordt
Wat er gebeurt wanneer een man zijn partner niet ontmoet als gelijke, maar als moeder.
Over liefde, seksualiteit en de kwetsbare grens tussen zorg en afhankelijkheid.
De onzichtbare strijd in aanraking
Ze voelt zijn hand op haar rug. Zacht, voorzichtig, bijna liefdevol. Maar in die aanraking voelt ze iets dat haar verward — niet de kracht van een volwassen man, maar het stille gewicht van een onuitgesproken vraag. Iets wat niet voor haar bedoeld is, maar voor een deel in hem dat hunkert naar erkenning en bevestiging.
Hij raakt haar aan, maar wie echt raakt, is het kind in hem dat fluistert: “Ben ik wel goed genoeg? Wil je me nog steeds als ik me zo kwetsbaar toon?”
Deze dynamiek is niet zeldzaam. Veel vrouwen ervaren in hun relaties dat de man waarmee ze samenleven eigenlijk niet volledig op eigen benen staat. Dat hij lief en zorgzaam is, maar ook onzeker, afhankelijk — alsof hij zichzelf nog zoekt terwijl hij bij haar is. Een man die liefde wil geven, maar stiekem vooral bang is dat hij het niet waard is.
Wat betekent dit voor intimiteit, voor seksualiteit, voor de verbinding die ze zoekt? En hoe ontstaat dit gedrag eigenlijk?
In dit artikel – dat onderdeel is van een serie: ‘Acht gezichten van de man: psychologische patronen die relaties onder druk zetten‘ – nemen we je mee op een reis door vijf lagen van dit complexe fenomeen: van de psychologie en de vroegste moederbinding tot de werking van het brein, en de diepere spirituele en filosofische vragen over volwassen liefde.
We doen dit niet om te oordelen, maar om te verhelderen. Om te begrijpen waarom sommige mannen zich zo kwetsbaar en afhankelijk gedragen — en hoe ze kunnen groeien naar de krachtige, volle man die hun partner werkelijk nodig heeft.
Het verlangen naar bevestiging
Achter de zachte aanraking van de behoeftige man schuilt vaak een diepe, onzichtbare worsteling: het verlangen om gezien en gewaardeerd te worden. Psychologisch gezien is dit verlangen vaak terug te voeren op een hechtingsstijl die we ‘angstig-ambivalent’ noemen.
Mannen met deze hechtingsstijl hebben in hun vroege leven ervaren dat liefde en aandacht onvoorspelbaar waren — soms aanwezig, soms afwezig. Ze leerden onbewust dat ze zich moesten bewijzen om erbij te horen, dat ze liefde moesten verdienen. Die onzekerheid blijft hangen en beïnvloedt hun volwassen relaties.
In de intimiteit vertaalt dit zich in een zoektocht naar bevestiging. Seks wordt dan geen gedeelde expressie van verlangen en verbinding, maar een middel om geruststelling te krijgen: “Zie je me? Ben ik goed genoeg?”
Voor de vrouw voelt dit vaak als emotionele onbalans. Haar partner lijkt niet volledig aanwezig als man, maar zoekt vooral naar troost en erkenning. De seksualiteit krijgt daardoor een andere lading — het wordt een ruimte waar behoefte en angst samenkomen, in plaats van een ontmoeting van twee volwassenen die elkaar op gelijkwaardige wijze begeren.
Deze verborgen dynamiek vraagt niet om verwijten, maar om begrip. Want het verlangen naar bevestiging is een echo van onverwerkte kwetsuren uit het verleden, die uitnodigen tot heling en groei.
De onafgeronde moederbinding: nooit losgekomen
De wortels van de behoeftigheid gaan vaak terug tot een cruciale ontwikkelingsfase in het vroege leven: de separatie-individuatie. Dit is het proces waarin een kind leert zichzelf te zien als een autonoom mens, los van de moeder. Het kind ontdekt dat het ‘ik’ en de ‘ander’ gescheiden zijn, en dat het op eigen benen kan staan.
Wanneer dit proces hapert of niet volledig wordt afgerond, blijft de volwassen man onbewust emotioneel verbonden met zijn moeder. Hij is dan nooit helemaal ‘losgekomen’. Dit betekent niet dat hij letterlijk afhankelijk is, maar dat hij in zijn relaties subtiel zoekt naar de veiligheid en zorg die hij als kind bij zijn moeder vond.
Daarom kiest hij vaak een partner die onbewust de rol van zijn moeder kan vervullen. De vrouw wordt zo een ‘vervangende moeder’ die zorgt, troost en bevestiging biedt — rollen die zij niet bewust koos en die haar relatie fundamenteel ongelijk maken.
Deze dynamiek kan voor vrouwen zwaar zijn: ze worden niet gezien als gelijke partner, maar als zorgverlener. De liefde die hij biedt is niet de volwassen, wederkerige liefde die zij verlangt, maar een echo van een onvoltooide hechting uit het verleden.
Het brein dat zoekt en nooit vindt
De behoeftige man lijkt liefde te zoeken, maar in werkelijkheid is zijn brein op jacht naar regulatie. Emotionele veiligheid voelt voor hem niet vanzelfsprekend — zijn zenuwstelsel staat voortdurend op scherp.
Bij de minste dreiging van afstand, afwijzing of afkeuring slaat zijn amygdala, het alarmsysteem van het brein, aan. Zijn lichaam komt in een staat van waakzaamheid. Cortisol stijgt. De stress neemt het over. En dus zoekt hij instinctief naar iets — of iemand — om hem tot rust te brengen.
Dat ‘iets’ is vaak de vrouw in zijn leven. Niet als geliefde, maar als kalmeringsmiddel.
Dopamine: hunkering zonder verzadiging
In momenten van fysieke nabijheid, en zeker bij seks, komt dopamine vrij — het beloningshormoon. Het geeft een gevoel van verbinding, bevestiging, zelfs euforie. Maar bij mannen die innerlijk onveilig gehecht zijn, werkt dopamine als een snelle piek zonder bodem. Er is geen verzadiging, alleen de tijdelijke illusie van genoeg. Zodra de nabijheid verdwijnt, komt het tekort weer boven.
Zo ontstaat er een verslavende cyclus van verlangen -> aanraking -> opluchting -> leegte.
Oxytocine: aanraking als substituut
Dan is er nog oxytocine, het ‘knuffelhormoon’ dat vrijkomt bij fysieke intimiteit. Het versterkt gevoelens van verbondenheid, maar alleen als de emotionele bedding eronder veilig is. Voor de behoeftige man wordt het een surrogaat: oxytocine biedt even rust, maar lost de diepere leegte niet op. Hij raakt gewend aan aanraking als manier om zijn innerlijk te reguleren.
Seksualiteit als zelfmedicatie
Seks wordt zo geen vrij spel van verlangen, maar een vorm van zelfmedicatie. Het lichaam van de vrouw wordt niet benaderd als antwoord op erotisch verlangen, maar als middel om stress, onrust en eenzaamheid te dempen.
Voor de man voelt het als liefde. Voor de vrouw voelt het als leegtrekken.
De tragiek is dat hij steeds dichterbij probeert te komen, maar door de manier waarop hij contact maakt, juist op afstand blijft.
Van kind naar man: sta op in je verlangen
Broeder, luister goed.
Je vrouw wil je. Maar niet op je knieën.
Ze verlangt niet naar jouw aanhankelijkheid, je hunkering of je angst. Ze wil je niet troosten. Ze wil je niet geruststellen. Ze wil je voelen — als een man die zichzelf kent, zijn plek inneemt, en niet beweegt omdat hij iets nodig heeft, maar omdat hij iets te geven heeft.
Als je contact maakt om iets terug te krijgen — een blik, een kus, een vrijpartij — voelt ze dat. Niet in haar hoofd, maar in haar lijf. In haar cellen. Jouw aanraking wordt dan geen bedding, maar een onzichtbare vraag: “Ben ik goed genoeg voor jou?”
En ze wíl je antwoord geven, echt — maar niet als moeder.
Niet als verzorger. Niet als draagvlak voor jouw innerlijke leegte.
Wat ze verlangt
Ze verlangt naar een man die zichzelf vasthoudt. Die zijn eigen ruggengraat is. Die zijn hart geopend heeft, niet om bevestigd te worden, maar om te dienen. Niet om haar liefde te krijgen, maar om zijn liefde te geven.
Een man die in het contact blijft staan. Niet terugtrekt als zij haar grens aangeeft. Niet gekwetst raakt als zij ruimte nodig heeft. Niet bezwijkt onder haar afwijzing, maar het vuur van zijn eigen verlangen blijft dragen — helder, stevig, vrij van dwingelandij.
Dat is wat haar lichaam opent.
Niet jouw nood, maar jouw standvastigheid. Niet je fluisterende vragen, maar je onwrikbare aanwezigheid.
Niet het kind in jou, maar de man die jij weigert nog langer te onderdrukken.
Seks: niet als vlucht, maar als waarheid
Als je seks zoekt om je veilig te voelen, om je bevestigd te weten, om je angst te kalmeren — dan vermijd je precies waar het om gaat. Je gebruikt haar lichaam als medicijn, en dat voelt zij. Dan sluit zij zich, trekt zich terug, of geeft zich terwijl iets in haar sterft.
Maar als je seks benadert als een vorm van waarheid — als een ruimte waarin jij niets hoeft te krijgen, maar volledig komt brengen — dan opent alles zich.
Dan verandert je aanraking van iets dat vraagt naar iets dat geeft.
Dan ben je niet meer de zoon die een moeder zoekt, maar de man die een vrouw ontmoet.
Dus wat nu?
Sta op. Pak je ballen vast — letterlijk of figuurlijk, maar voel ze.
Niet als stoer gebaar, maar als herinnering: je bent geen jongen meer. Je hoeft niet lief te doen om bemind te worden.
Je hoeft niet te bedelen. Je hoeft niet te pleasen.
Blijf daar staan, in jezelf, met je hart open. Laat haar voelen dat jij blijft, ook als zij zich sluit. Blijf staan, ook als het lijkt alsof ze je afwijst!
Ze zal je testen! Blijf je echt staan?
Laat haar jou komen halen, als ze wil. Laat haar verlangen naar jouw aanwezigheid — niet omdat jij vraagt, maar omdat jij blijft.
Je bent geboren als man.
Word hem nu ook.
LEES TIP: David Deida ‘De kracht van echte mannen!”
Liefde vraagt om aanwezigheid — geen bewijs
Er komt een punt waarop je niet langer zoekt naar hoe je bemind wordt, maar naar hoe jij liefhebt.
Niet als een truc. Niet als een rol. Maar als een natuurlijke stroom die in jou geboren wordt, los van wat je krijgt.
Dat is geen prestatie. Dat is volwassen zijn.
De meeste mannen denken dat liefde iets is wat ze kunnen verdienen.
Als ik zacht genoeg ben. Als ik sterk genoeg ben. Als ik niet te veel word. Of juist wél genoeg.
Ze leven in een onderhandeling met de liefde — proberen haar te kopen met hun gedrag, hun zorgzaamheid, hun aanwezigheid.
Maar liefde laat zich niet kopen. Ze komt, of ze komt niet. En het enige wat jij kunt doen, is blijven staan.
Zonder druk. Zonder strategie. Zonder tekort.
Dat is jouw werk. Dat is jouw oefening.
Aanwezig zijn is geen techniek. Het is een grondhouding.
Jij denkt misschien dat je ruimte maakt voor haar. Maar zolang je hoopt dat zij die ruimte vervuld, is het geen ruimte — het is een val.
Aanwezigheid is geen manier om iets te krijgen. Het is wat er overblijft als je nergens meer naartoe hoeft.
Blijf in het vuur. Blijf bij je adem.
Voel de leegte die in jou schreeuwt om aanraking. Kijk hem aan. Niet om hem weg te maken, maar om hem te bewonen.
De man die zijn eigen leegte aankijkt, zonder hem te vullen, wordt een bedding voor liefde die niet van deze wereld is.
En dáár opent zij zich. Niet omdat jij iets vraagt, maar omdat jij iets bent.
Jij bent het anker Jij bent de oever
Liefde is beweging. Hartstocht, ritme, terugtrekking, overgave. Ze danst. Ze test. Ze zoekt.
Maar liefde heeft ook een anker nodig. Een stilte. De hartstocht een oever.
Zonder anker drijft ze weg. Wordt ze onveilig, rusteloos, moe.
Jij bent dat anker — als je durft stil te blijven, zelfs als zij stormt.
Zonder oever wordt ze wild en overstromend en worden jullie beide een moeras.
Als je blijft voelen, ook als zij sluit.
Als je geen moeder meer zoekt, maar een partner ontmoet.
Ontmoet haar niet om bevestigd te worden. Ontmoet haar om te geven.
Niet omdat zij het nodig heeft.
Maar omdat jij niet anders kunt.
Omdat jouw liefde geen contract is, maar een gift.
Omdat jij niet meer wacht op toestemming om jezelf te zijn.
En in die man — die niet trekt, maar draagt — vindt zij eindelijk rust.
Niet in wat hij zegt. Niet in wat hij doet.
Maar in wie hij is geworden.
En misschien raakt hij haar opnieuw aan.
Een hand op haar rug. Niet langer zachtjes smekend, niet trekkend of tastend — maar helder. Aanwezig. Onverschrokken in zijn zachtheid. Niet om iets te krijgen. Niet om gerustgesteld te worden. Maar omdat er niets meer te bewijzen valt. Omdat hij zichzelf voelt, daar waar zijn hand haar lichaam ontmoet.
En zij voelt het. In haar huid, in haar adem, in haar bekken.
Hij is niet meer het kind dat vraagt, maar de man die draagt.
En eindelijk, eindelijk,
kan zij zich openen.
De onaanraakbare vrouw
De vrouw die zich sluit: wanneer aanraking geen verlangen meer oproept
Er is een vrouw die zich prachtig kleedt, met kracht beweegt, humor heeft, intelligentie, fleurt. Ze is aanwezig, ze wil liefhebben — maar ze voelt zich vanbinnen steeds kouder worden.
Ze heeft een man die haar vasthoudt, kust, over haar rug strijkt. Een man die in bed verlangend naar haar toekruipt.
Maar ze voelt het niet meer.
Niet omdat ze gesloten is.
Niet omdat ze frigide is.
Maar omdat zijn aanraking iets vraagt wat zij niet langer wil geven.
Hij raakt haar aan — maar zij voelt leegte
Het begint subtiel. Hij is liefdevol, attent, zoekt toenadering. Maar telkens als hij haar benadert, voelt het niet als een ontmoeting — het voelt als een honger.
Een honger die niet naar háár verlangt, maar naar geruststelling, naar bevestiging.
En op een onzichtbaar niveau begint zij zich af te sluiten.
Niet omdat ze niet meer van hem houdt.
Maar omdat ze voelt: dit is niet de man die mij ziet. Dit is het kind dat iets van mij nodig heeft.
Ze wordt onaanraakbaar — niet uit afwijzing, maar uit bescherming
En dan gebeurt het.
Ze verandert.
Ze wordt niet de zorgzame moeder.
Ze wordt niet de troostende vriendin.
Ze wordt ook geen open, ontvangende minnares.
Ze wordt een rigide vrouw.
Woest aantrekkelijk — maar emotioneel onbereikbaar.
Niet omdat ze spelletjes speelt.
Maar omdat ze zich moet beschermen.
Tegen aanraking die haar leegtrekt.
Tegen seks die geen ontmoeting is.
Tegen een liefde die voelt als een vraag die nooit ophoudt.
Haar lichaam sluit zich — lang voordat ze het zelf doorheeft
Ze merkt dat ze minder zin heeft in seks.
Ze voelt irritatie bij zijn aanraking.
Ze vermijdt zijn blik.
Ze voelt zich schuldig — want hij doet toch lief?
Maar haar lichaam liegt niet.
Het sluit.
En dat slot gaat niet open door nóg meer liefde, nóg meer aanraking, nóg meer geven.
Haar lichaam heeft huidhonger
Haar ziel heeft behoefte aan de levenskracht die door hun seksualiteit wakkeer geroepen wordt
Het gaat alleen open voor een man die zichzelf draagt.
Die haar nadert zonder te nemen.
Die in zijn verlangen blijft staan, zelfs als zij niet opent.
Ze wil geen kind om voor te zorgen. Ze wil een man om zich aan over te geven.
Ze verlangt naar een oever waarin ze vrij kan stromen.
Een lijf waar ze tegenaan kan leunen.
Een hart dat haar niet zuigt, maar draagt.
En zolang hij blijft komen vanuit nood, vanuit angst, vanuit “zie mij, wil mij, raak mij” — zal zij blijven sluiten.
Niet uit afwijzing.
Uit instinct.
Omdat haar wezen weet: ik kan me pas openen als jij niet meer van mij verlangt wat je alleen jezelf kunt geven.
Voor de man
Als je haar niet meer bereikt, kijk niet naar haar.
Kijk naar jezelf.
Raak jezelf aan waar je hunkert.
Ga niet op zoek naar bevestiging.
Word zelf bedding.
Sta op als man.
En misschien,
heel misschien,
op een ochtend dat je het niet verwacht —
ligt ze tegen jou aan.
Zacht. Warm. Open.
Niet omdat jij iets vroeg.
Maar omdat zij eindelijk rust voelde in jouw aanraking.
Dit artikel is een onderdeel van een serie: ‘Acht gezichten van de man: psychologische patronen die relaties onder druk zetten‘