De helende kracht van insluiten
Een van de krachtigste én meest confronterende wetten binnen het systemisch werk is die van insluiting. Ze stelt iets ogenschijnlijk eenvoudigs, maar diep revolutionairs: alles wat bij het systeem heeft gehoord, heeft recht op een plek.
Wat betekent dat?
Dat geen enkel lid van een familiesysteem – of het nu een mens is, een gebeurtenis, een beslissing of zelfs een emotie – zomaar vergeten, ontkend of buitengesloten kan worden zonder dat het systeem daar een prijs voor betaalt. Het systeem kent geen vergetelheid. Alles wat verdrongen wordt, blijft in het veld aanwezig en vraagt – soms fluisterend, soms schreeuwend – om erkenning.
Wat betekent ‘erbij horen’?
Insluiting betekent in systemisch werk: erkend worden als behorend tot het systeem, ongeacht gedrag, omstandigheden of afloop. Dat geldt voor mensen – levend of overleden, geboren of niet-geboren – maar ook voor gebeurtenissen, trauma’s, beslissingen, en delen van het zelf.
Een kind dat gestorven is.
Een ex-partner die ooit belangrijk was.
Een opa die fout was in de oorlog.
Een moeder die een kind heeft afgestaan.
Een vader die afwezig was.
Een werknemer die onterecht ontslagen werd.
Een geheim dat nooit is uitgesproken.
Een abortus, een miskraam, een doodgeboren tweelinghelft.
Een mislukking, een schaduwkant, een onverwerkte schuld.
Als het erbij hoort, moet het erkend worden. Niet per se gevierd, goedgepraat of uitvergroot – maar wel: gezien. Want wat wordt uitgesloten, blijft trekken aan de ziel van het systeem.
Waarom is dit zo belangrijk?
Familiesystemen functioneren – net als biologische organismen – volgens principes van samenhang en evenwicht. De wet van insluiting is daar een fundamenteel onderdeel van. Het systeem streeft naar volledigheid, en wanneer er iets of iemand wordt buitengesloten, ontstaat er een leegte. En waar een lege plek is, ontstaat spanning.
Het systeem probeert dan te corrigeren. Hoe?
Via verstrikking.
Een nakomeling – vaak een kind of kleinkind – identificeert zich onbewust met degene die is uitgesloten. Niet uit bewust kiezen, maar uit liefde en loyaliteit. Die verstrikking kan zich uiten in gedrag, in emotie, in levensloop of zelfs in fysieke klachten.
Een meisje dat zich niet kan verbinden, blijkt onbewust de plek van een doodgeboren zusje in te nemen.
Een jongen die niet ‘hier’ wil zijn, draagt het verdriet van een miskraam dat nooit erkend werd.
Een volwassen man herhaalt het faillissement van zijn grootvader die als mislukkeling werd doodgezwegen.
Een dochter neemt onbewust de woede over van een oma die uit het gezin werd gezet vanwege een buitenechtelijk kind.
Dit zijn geen metaforen. Dit zijn de dynamieken die zichtbaar worden in systemische opstellingen.
Insluiting is geen goedpraten
Belangrijk is: insluiting is geen vergoelijking. Het betekent niet dat we daden goedkeuren, of dat alles maar ‘oké’ moet zijn. Het betekent wél dat we erkennen: jij bent deel van dit systeem. Wat je ook gedaan hebt, wat je ook is aangedaan, jij hoort erbij.
Deze erkenning maakt ruimte. Niet voor herhaling, maar voor integratie. Niet om het verleden opnieuw te laten spelen, maar om het zijn rust te geven. Zonder insluiting blijft het systeem rondjes draaien om de afwezigheid heen.
De gevolgen van buitensluiting
Wanneer iets of iemand systemisch wordt uitgesloten, ontstaan er symptomen. Die kunnen zich op allerlei manieren uiten:
– In het individu: onverklaarbare angsten, depressie, schuldgevoel, extreme aanpassing, destructief gedrag, identiteitsproblemen, bindingsangst.
– In relaties: terugkerende conflicten, moeilijkheden met intimiteit, herhaling van destructieve patronen.
– In het gezin: een kind dat ‘niet te bereiken’ is, of zich extreem verantwoordelijk voelt voor de sfeer.
– In organisaties: onderstroom van wantrouwen, verlies van focus, hoge uitval, herhaling van dezelfde problemen ondanks verandering van mensen of beleid.
Systemisch gezien komt dit voort uit de diepgewortelde impuls om het systeem te herstellen. De loyaliteit aan dat wat uitgesloten is, is sterker dan de individuele wil tot geluk. Liever lijden en erbij horen, dan loslaten en alleen staan.
Insluiting in de praktijk
De beweging van insluiting begint met zien. Met ruimte maken voor dat wat we liever negeren. Het vergt moed, ja. Want wat uitgesloten is, draagt vaak pijn, schaamte, schuld of ongemak. Maar in die erkenning schuilt de grootste heling.
In familieopstellingen gebeurt dit letterlijk: iemand krijgt een plek in het veld. Soms is dat een persoon die nooit werd genoemd. Soms is het een ‘lege plek’ die jarenlang werd gevoeld maar nooit werd benoemd. Als die plek wordt herkend en erkend, verandert de dynamiek voelbaar. De energie ontspant. De kinderen kunnen weer kind zijn. De liefde gaat weer stromen.
Alles hoort erbij – ook wat niet zichtbaar is
Wat systemisch werk ons leert, is dat onze individuele problemen vaak niet alleen van ons zijn. Ze dragen de echo van een groter verhaal. Door te erkennen wat uitgesloten is, eren we dat grotere verhaal – en daarmee bevrijden we onszelf.
Insluiting betekent ook: ik hoor erbij. Met alles wat ik ben. Ook mijn schaduw, mijn verdriet, mijn verleden, mijn fouten.
Want ook dát ben jij.
“Wanneer alles zijn plek heeft, wordt de liefde weer zichtbaar.”
– Bert Hellinger
De angst om er toch niet erbij te horen
Dat systemen streven naar heelheid is geen morele kwestie, maar een systemische noodzaak. Wat er ooit bij hoorde – een mens, een gebeurtenis, een schuld – blijft als het ware energetisch gelinkt aan het geheel. Niet omdat het systeem ‘niet loslaat’, maar omdat binding voorrang krijgt op waarheid, liefde of zelfs leven. Dit verklaart waarom familiesystemen vaak generaties lang zwijgen, beschermen of vervormen: om maar niets en niemand definitief te verliezen.
En juist daar ontstaat de spanning.
Wat ooit buitengesloten werd – uit schaamte, pijn, verlies, schuld of overleving – krijgt geen plek in het bewustzijn, maar blijft wel voelbaar in het onderbewuste van het systeem. Kinderen en kleinkinderen, die vaak volledig onwetend zijn van de oorspronkelijke gebeurtenis, dragen onbewust de last van wat nooit erkend mocht worden. Niet uit zwakte, maar uit diepe liefde en loyaliteit.
In systemisch werk noemen we dit: onbewuste identificatie.
Een persoon leeft dan niet alleen zijn eigen leven, maar ook het lot van iemand anders – vaak een uitgesloten of vergeten voorouder. Je herkent dit aan zinnen als:
– “Ik voel me vreemd genoeg schuldig zonder dat ik weet waarom.”
– “Het is alsof ik voor iemand anders leef.”
– “Ik kom steeds in situaties terecht die niet bij mij lijken te horen.”
Wat opvalt is dat deze identificaties zelden bewust zijn. Mensen voelen zich ‘niet zichzelf’, hebben het gevoel steeds te moeten vechten tegen onzichtbare krachten, of herhalen destructieve patronen waarvan ze zelf de oorsprong niet begrijpen.
Van herhaling naar erkenning
De sleutel ligt niet in therapie die zich richt op fixen, maar op het zichtbaar maken van wat er ontbreekt in het veld. Want alleen dat wat erkend wordt, hoeft niet meer herhaald te worden. In familieopstellingen gebeurt dat letterlijk: de uitgeslotene wordt weer ingesloten – niet als schuldige of slachtoffer, maar als iemand die recht heeft op een plek.
Deze beweging maakt vaak diepe emoties los, omdat het niet alleen een ordening in het systeem herstelt, maar ook in het innerlijk van de betrokkenen. Mensen voelen ineens:
* “Ik hoef dit niet meer te dragen.”
* “Dit was niet van mij.”
* “Nu klopt het.”
En daarmee ontstaat ruimte voor autonomie, voor levenslust, voor ontspanning – zonder dat het verleden wordt ontkend of weggepoetst. Want dat is de paradoxale kracht van insluiting: door het verleden toe te laten, komt het heden vrij.
Het begint in het nu
Systemische verstrikkingen openbaren zich zelden via een helder verhaal. Vaker begint het bij iets wat zich hier en nu aandient: een terugkerend patroon in relaties, een blokkade in werk, een beklemmend gevoel zonder duidelijke aanleiding, of een lichamelijke reactie die buiten proportie voelt. Iets in ons systeem zegt dan: “Dit ken ik. Dit is niet nieuw.”
En dat klopt – ons lichaam herkent het veld, zelfs als ons hoofd het (nog) niet begrijpt.
Soms schrik je van je eigen heftigheid of gevoeligheid. Je denkt: Waarom raakt dit me zó? En dan begint het eigenlijke werk: stilstaan, voelen, terugleunen. Want pas als je werkelijk contact maakt met wat er nú gebeurt, kun je ontdekken dat het misschien niet alleen van jou is. Je wordt als het ware wakker in je eigen patroon – en juist dat maakt het mogelijk om de draad terug te volgen naar iets groters, iets ouders, iets systemisch.
In die volgorde: eerst jezelf serieus nemen. Je ervaring, je lichaam, je reactie. En dan pas komt het grotere verhaal. Niet als verklaring, maar als verruiming. Want dan kun je zien: “Ik ben niet gek. Ik ben trouw geweest. En nu mag het anders.”
Het insluiten van het uitgeslotene
De helende beweging in systemisch werk begint vaak niet bij het verleden, maar bij het nu: bij iets wat zich aandient in je leven, je lichaam, je relaties. Een gevoel dat je overspoelt, een conflict dat blijft terugkomen, een vermoeidheid die niet in verhouding staat tot je omstandigheden. Je merkt: dit is groter dan deze situatie alleen. En dat klopt – je reactie is niet alleen van nu, maar resoneert met iets ouds. Iets wat ooit is weggeduwd, vergeten, doodgezwegen – in jouw familie, jouw systeem, of zelfs in jouw eigen biografie.
Die resonantie is geen toeval. Het systeem vraagt, via jou, om herstel van verbinding. En dat herstel begint bij insluiting.
Insluiten betekent: erkennen wat er werkelijk is (of was). Wie erbij hoorde. Wat er gebeurd is. Zonder oordeel. Zonder het mooier te maken dan het was, maar ook: zonder het te verzwijgen of te negeren. Insluiting betekent ruimte maken voor waarheid – ook als die ongemakkelijk, pijnlijk of beladen is.
Deze beweging wordt in familieopstellingen vaak zichtbaar:
– Een vrouw die haar hele leven het gevoel heeft dat ze “voor twee moet leven”, ontdekt dat haar moeder een kind verloor waar nooit over gesproken werd. Op het moment dat dat kind een plek krijgt – niet als herinnering, maar als volwaardig lid van het systeem – kan zij ophouden met dragen wat niet van haar is.
– Een man die zich onverklaarbaar leeg voelt, blijkt onbewust verbonden met een overleden broer die nooit genoemd mocht worden. Als die broer eindelijk erkend wordt – met een eenvoudige zin: “Jij hoort erbij” – verandert de energie. Niet groots, maar stil en voelbaar. Alsof het systeem uitademt.
Want wat gezien wordt, hoeft niet langer om aandacht te roepen.
Deze heling gebeurt niet door “iets op te lossen”, maar door iets toe te laten. Door het besef: dit ben ik niet alleen, dit draag ik misschien voor een ander. En in dat besef ontstaat een keuze: om liefdevol terug te geven wat niet van jou is, en jouw eigen leven volledig te nemen – op jouw plek, met jouw kracht, met jouw grenzen.
Insluiting in relaties en gezinnen
De wet van insluiting werkt niet alleen in families van herkomst, maar ook in de dagelijkse dynamiek van relaties en gezinnen. In elke intieme band – partnerrelaties, ouder-kindrelaties, samengestelde gezinnen – speelt de onzichtbare ordening van ‘wie hoort erbij’ op de achtergrond voortdurend mee.
Neem bijvoorbeeld ex-partners. Wanneer zij worden ontkend, verzwegen of uitgewist (“die doet er niet meer toe”), ontstaat er vaak een verstoring in de nieuwe relatie. Niet omdat er nog gevoelens zouden zijn, maar omdat het verleden niet wordt geëerd als deel van de weg naar het heden. Elke vorige partner heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van de persoon die nu liefheeft. Als dat niet wordt erkend, ontstaat er op een subtiel niveau onrust of wantrouwen – alsof er iets niet klopt, niet gezien wordt. Niet zelden staat dan een van de partners onbewust niet helemaal beschikbaar in de relatie.
Kinderen voelen dit haarscherp aan. In gezinnen zie je het terug in de manier waarop wordt omgegaan met verlies, ziekte of geheimen. Als een overleden kind, een miskraam, een geadopteerd broertje, of een verstoten oom nooit wordt genoemd, blijft er een energetisch gat in het veld. Dat gat is voelbaar – niet rationeel, maar lichamelijk, emotioneel. Een kind dat opgroeit in zo’n veld zal vaak onbewust reageren op die afwezigheid. Ze voelen: er ontbreekt iets, maar weten niet wat. Ze kunnen dan rusteloos, zorgend of depressief worden – zonder directe aanleiding.
Insluiting betekent in dit soort situaties: de waarheid liefdevol zichtbaar maken, zonder sensatie, zonder schuld – maar wel met ruimte.
Bijvoorbeeld: “Je had een broertje voor jou, hij is overleden voordat jij geboren werd. Hij hoort erbij, ook al is hij er niet meer.”
Dat soort zinnen – klein, eenvoudig, maar waarachtig – kunnen het hele systeem tot rust brengen. Want het veld hoeft niet langer te fluisteren of te trekken: “Zie mij. Vergeet mij niet.”
Insluiting in samengestelde gezinnen
Samengestelde gezinnen stellen ons voor een bijzondere systemische uitdaging. Niet alleen komen er verschillende familiesystemen samen, maar vaak ook meerdere geschiedenissen van verlies: scheidingen, overleden partners, kinderen uit eerdere relaties. Elk van deze personen – ook als ze niet meer aanwezig zijn – hoort bij het grotere geheel. Wanneer deze verbindingen niet worden erkend, ontstaat er spanning op de nieuwe relatiestructuur.
Stiefkinderen voelen feilloos of hun biologische ouder, de ex van hun stiefouder, of een overleden ouder systemisch wel of niet een plek krijgt. Als er bijvoorbeeld over een overleden moeder wordt gezwegen, uit angst het kind verdrietig te maken, kan het kind zich innerlijk terugtrekken of ongewenst loyaliteitsconflict ervaren. Als een nieuwe partner de plek van een ex volledig ‘inneemt’ zonder diens bijdrage te eren, ontstaat er vaak onrust of afstand in de nieuwe relatie – alsof het fundament wankelt.
Insluiting betekent hier niet dat iedereen letterlijk aan tafel hoeft te zitten, maar wel dat er innerlijk erkenning is:
– “Jij was er vóór mij. Zonder jou had hij niet de vader kunnen zijn die hij nu is.”
– “Jij hoort erbij, ook al leven we nu niet meer samen.”
Als deze zinnen – in stilte of hardop – werkelijk gevoeld en uitgesproken kunnen worden, ontstaat er ruimte. Niet alleen voor rust, maar ook voor échte verbinding tussen de gezinsleden, zonder onzichtbare loyaliteiten die ertussen staan. Het samengestelde gezin kan dan een eigen ordening vinden, waarin iedereen erbij hoort – in verleden, heden en hart.
Insluiting op de werkvloer
De systemische wet van insluiting werkt net zo krachtig in organisaties als in familiesystemen. Ook daar hoort alles wat ooit deel was van het systeem – mensen, rollen, gebeurtenissen – erkend te worden. Niet als een ritueel, maar als voorwaarde voor helder leiderschap, samenwerking en gezonde doorstroming. Want wat wordt buitengesloten, blijft invloed uitoefenen – zij het ondergronds.
Denk aan een voorganger in een functie die “verdwenen” lijkt uit de bedrijfsgeschiedenis, maar wiens werkwijze – of fouten – onbewust wordt herhaald. Of een teamlid dat stilletjes is vertrokken na een conflict of burn-out, waarover nooit is gesproken. Het lijkt opgelost, maar de groep blijft in een vage ‘freeze’: minder openheid, minder initiatief, onverklaarbare spanningen.
Of neem een oprichter die jarenlang het bedrijf heeft opgebouwd, maar bij overdracht aan nieuw leiderschap niet geëerd werd. De nieuwe koers lijkt rationeel doordacht, maar mist draagvlak of richting – alsof het fundament niet meegekomen is.
Insluiting betekent hier: erkenning geven aan wat er was – zonder oordeel, maar ook niet zonder woorden.
Bijvoorbeeld:
– “Zonder haar werk hadden wij hier niet gestaan.”
– “Dit team is veranderd, en we hebben haar gemist.”
– “De oprichter hoort bij de geschiedenis van dit bedrijf – ook al is de tijd nu anders.”
Zo ontstaat systemische rust. De onderstroom hoeft niet langer te corrigeren of tegen te houden. Er komt weer richting, vertrouwen, beweging.
Want in elk systeem – ook op de werkvloer – geldt: wat geen plek krijgt, gaat op een andere manier ruimte innemen. En vaak gebeurt dat precies daar waar je het niet wilt: in verloop, verzuim, besluiteloosheid of onverklaarbaar wantrouwen.
Fusies: twee systemen met eigen geschiedenis
Wanneer organisaties fuseren, smelten er niet alleen structuren en strategieën samen – ook twee systemen met elk hun eigen waarden, cultuur en geschiedenis komen bijeen. Wat vaak vergeten wordt, is dat deze geschiedenis systemisch gezien voorrang heeft op de nieuwe koers. Als het verleden van een van beide organisaties niet expliciet erkend wordt – bijvoorbeeld de pioniersfase van een kleinere partij, of de cultuur van een familiebedrijf – dan ontstaat er weerstand die zich niet rationeel laat oplossen. Medewerkers voelen zich ontheemd, of blijven loyaal aan ‘hun oude wereld’, ook al bestaat die op papier niet meer.
Insluiting betekent hier: ritueel of inhoudelijk ruimte maken voor wat er was, voordat het nieuwe gebouwd wordt. Pas dan is er werkelijk bereidheid om iets nieuws te laten ontstaan.
Reorganisaties en ontslagen: wat niet erkend wordt, blijft achter
Na een reorganisatie wordt er vaak snel doorgeschakeld: “positief vooruitkijken” is het credo. Maar wat gebeurt er met de mensen die zijn vertrokken? En met de gevoelens die in de groep zijn blijven hangen – angst, schuld, boosheid? Als deze niet worden benoemd, blijven ze systemisch onverteerd in het veld. Het team functioneert dan misschien wel ‘efficiënt’, maar de onderlaag blijft onveilig.
Een systemisch leider erkent de schaduw van reorganisatie: “We hebben afscheid genomen van collega’s die veel betekend hebben. Dat was niet licht.”
Die ene zin kan het verschil maken tussen afsluiten en afronden – tussen verstarring en doorstroming.
Teamdynamiek: wie hoort erbij?
In teams is insluiting vaak subtiel. Niet iedereen wordt openlijk uitgesloten – maar wel genegeerd, niet betrokken, of systemisch ‘klein gehouden’. Soms is er een collega over wie nooit gesproken wordt, iemand die kort en pijnlijk ziek is geworden, of een collega die wel fysiek aanwezig is maar sociaal of inhoudelijk geen plek krijgt.
Systemisch werk laat zien: elke onuitgesproken spanning rond erbij horen, beïnvloedt de hele groep. Er ontstaat wantrouwen, rolverwarring of stil verzet.
Insluiting betekent hier: helder zijn over wie erbij hoort en wie niet – inclusief eerlijke benoeming van rol, bijdrage en grens. Pas dan ontstaat echte samenwerking, waarin mensen hun plek kunnen nemen.
Leiderschap: insluiten is dragen, niet fixen
Systemisch leiderschap vraagt iets anders dan oplossingsgericht managen. De systemische leider draagt het geheel, inclusief wat moeilijk, pijnlijk of ongrijpbaar is. Dat betekent niet dat hij of zij alles moet oplossen – maar wel dat er ruimte gemaakt wordt voor wat er leeft in de onderstroom.
Bijvoorbeeld: het erkennen dat het team nog rouwt om het vertrek van een leidinggevende, dat een reorganisatie diepe sporen heeft nagelaten, of dat er een cultuur van zwijgen is ontstaan na een incident.
Een leider die draagt zonder te duwen, die benoemt zonder te beschuldigen, maakt insluiting mogelijk. En daarmee ontstaat een bodem waarop vertrouwen, innovatie en daadkracht vanzelf weer op kunnen bouwen.
Alles hoort erbij – ook jij
De wet van insluiting geldt niet alleen voor mensen buiten ons, maar ook voor wat we in onszelf hebben leren buitensluiten. In systemisch werk worden we uitgenodigd om ook die delen van onszelf een plek te geven die we liever vermijden: onze schaamte, onze woede, ons falen, onze kwetsbaarheid, het kind in ons dat tekortkwam, de keuzes waar we spijt van hebben.
We hebben vaak geleerd dat erbij horen voorwaardelijk is: dat we pas welkom zijn als we sterk, succesvol of ‘goed genoeg’ zijn. Maar werkelijk thuiskomen – in relaties, in families, in ons werk – begint met het erkennen van het hele innerlijke landschap. Je kunt pas echt aanwezig zijn, als je niets meer van jezelf hoeft weg te duwen.
Daarom is insluiten ook een innerlijke daad van liefde:
– Ja, ook dat deel van mij hoort erbij.
– Ook dit stukje angst, dat nog steeds denkt dat het buiten de groep valt.
– Ook deze vergissing, deze pijn, dit verlangen.
Wanneer je alles van jezelf meeneemt, word je werkelijk beschikbaar – als partner, ouder, collega, leider. En tegelijkertijd kun je dan ook de ander de ruimte geven om met zijn of haar volle mens-zijn aanwezig te zijn. Erbij horen betekent: je plek innemen, en tegelijk ruimte maken voor de ander op die van hem of haar.
“Als alles gezien mag worden, kan de liefde weer stromen.”
– Bert Hellinger
Reflectievragen
* Wie of wat is in jouw familie nooit genoemd, vergeten of uitgesloten?
* Welke exen, miskramen, zieke familieleden, moeilijke gebeurtenissen zijn er – en hebben geen plek?
* Wat in jouzelf sluit je misschien nog buiten?
* En in jouw team of organisatie – wie of wat ontbreekt er in de verhalen?\Reflectie: Wie of wat hoort er nog niet bij?
* Wie in jouw familiesysteem werd buitengesloten, vergeten of nooit genoemd?
* Welke gebeurtenissen zijn nooit uitgesproken of erkend?
* Zijn er miskramen, doodgeboortes, ex-partners, emigranten, gevallenen, misdadigers, slachtoffers, die hun plek nooit gekregen hebben?
* Zijn er delen van jou die je liever niet laat zien – en horen die er misschien ook bij?
Insluiting is geen therapie, maar een innerlijke beweging van erkenning.
Wil je hiermee werken, of voel je dat er iets ontbreekt dat gezien wil worden? Neem gerust contact op voor een sessie of opstelling.
Wil je hiermee werken in een opstelling of sessie?
Soms is één zin genoeg om het veld te veranderen: “Ik zie jou. Jij hoort erbij.”
Neem gerust contact op voor een individuele sessie of familieopstelling.