De moed om te zien
De moed om te zien – Waarom erkennen wat er is de sleutel tot verandering is
“Alleen wat erkend is, kan veranderen.”
– Bert Hellinger
Binnen het systemisch werk is één wetmatigheid zó essentieel, dat het in zekere zin aan alle andere wetten voorafgaat: de bereidheid om te erkennen wat er is.
Dat klinkt eenvoudig. Maar in de praktijk blijkt het een van de meest uitdagende bewegingen die we kunnen maken – zowel individueel als collectief. Want erkennen betekent niet alleen: weten wat er is. Het betekent: de werkelijkheid werkelijk toelaten zoals die is – met alles wat daarbij hoort. Ook als het pijnlijk is. Ook als het verwarrend is. Ook als we het liever anders zouden zien.
Erkennen is dus geen rationeel begrip, geen analyse. Het is geen zoektocht naar schuldigen of verklaringen.
Erkennen is een daad van innerlijke aanwezigheid.
Een fundamentele wending van ons hoofd naar ons hart – en naar de werkelijkheid van het moment.
Waarom het zo moeilijk is om te erkennen
Van jongs af aan leren we – vaak zonder woorden – dat bepaalde gevoelens, gebeurtenissen of waarheden liever niet gezien mogen worden. Niet omdat onze ouders of opvoeders slecht zijn, maar omdat zij op hun beurt ook hun grenzen hebben in wat ze konden toelaten.
We raken daardoor vertrouwd met mechanismen van vermijding en aanpassing:
* We maken onszelf onzichtbaar als dat de rust in huis bewaart.
* We worden ‘de sterke’ om niemand tot last te zijn.
* We lachen pijn weg om liefde te behouden.
* We rationaliseren verlies, om de chaos niet te hoeven voelen.
Met andere woorden: we ontwikkelen een innerlijke logica die gericht is op overleven binnen het systeem. En daar is niets zwaks aan. Het is intelligent. Liefdevol zelfs. Maar op de lange termijn zorgt die strategie ervoor dat bepaalde delen van onze ervaring – en daarmee van onszelf – uit beeld raken.
De reflex om te verdoven
We leven in een tijd waarin ‘aan jezelf werken’ en ‘groei’ veel aandacht krijgen. En toch blijven we vaak onbewust iets essentieels overslaan: de bereidheid om stil te staan bij datgene wat we liever níet voelen of erkennen.
Denk aan:
– De emotioneel afwezige ouder, van wie je hield maar die je niet werkelijk zag
– Het verlies dat je rationeel ‘een plek hebt gegeven’, maar nooit écht hebt doorleefd
– De boosheid of schaamte die je al zolang onderdrukt, dat je niet eens meer weet dat ze er zijn
– Het familiegeheim waar nooit over wordt gesproken, maar dat iedereen voelt
– De relatie die al lang dood is, maar die je uit plicht voortzet
– De functie waarin je leegloopt, maar die je blijft vervullen uit loyaliteit of angst
In al deze situaties hebben we een keuze gemaakt die niet bewust voelde als keuze: we zijn gaan verdoezelen in plaats van verdragen.
Waarom?
Omdat we – vaak onbewust – geloven: Als ik dit toelaat, verlies ik iets wezenlijks: controle, liefde, erkenning, stabiliteit. Misschien zelfs mezelf.
Wat we niet erkennen, blijft invloed uitoefenen
Een belangrijke systemische wet stelt:
Wat niet wordt erkend, blijft zich herhalen.
Wat we negeren of ontkennen, verdwijnt niet. Het verdwijnt alleen uit ons zicht – en zakt naar de ‘onderstroom’ van het systeem. Van daaruit begint het te werken op andere manieren:
* Via lichamelijke signalen: vermoeidheid, spanning, onrust
* Via emotionele patronen: terugkerende angst, prikkelbaarheid, leegte
* Via relationele dynamieken: afstand, herhalende conflicten, oververantwoordelijkheid
* Of via blokkades in werk en levensenergie: geen richting, geen vreugde, geen daadkracht
Dit is geen zweverige gedachte – het is een diep menselijk mechanisme. Alles wat we in onszelf, in onze familie of in ons team niet willen aankijken, zoekt uiteindelijk toch een vorm. Niet om ons te straffen, maar om gezien te worden.
Want pas wanneer iets echt wordt erkend als bestaand, kan het veranderen.
Niet eerder.
Wat niet erkend wordt, blijft zich herhalen
In het systemisch veld is dit een wetmatigheid: wat niet gezien wordt, blijft zich herhalen. Dat geldt in gezinnen – waar trauma’s zich vaak via generaties verplaatsen – maar ook in organisaties, waar een conflict dat niet wordt uitgesproken, maanden later terugkomt in een andere vorm, met andere mensen, maar met dezelfde lading.
Je herkent het aan zinnen als:
“Waarom gebeurt me dit steeds opnieuw?”
“Ik dacht dat ik dit al verwerkt had.”
“Het zit niet in mijn hoofd, maar in mijn lijf.”
De enige uitweg is de beweging naar binnen: kijken wat er werkelijk is. Niet met de bedoeling om het op te lossen, maar om het te erkennen als bestaand, als waar, als deel van het geheel.
Erkennen is niet hetzelfde als goedkeuren
Erkennen betekent niet dat je iets ‘goed’ moet vinden. Het betekent ook niet dat je iets moet accepteren wat schadelijk is. Erkennen gaat vooraf aan acceptatie – het is de beweging waarin je zegt:
0 “Dit is gebeurd.”
0 “Dit voel ik.”
0 “Dit is waar.”
Zonder verzet. Zonder oordeel. Zonder iets te willen veranderen aan wat feitelijk waar is.
En pas dan, op dat moment, komt er vaak een wonderlijke wending. De energie verandert. Wat erkend wordt, hoeft niet langer te vechten om aandacht.
Er ontstaat ruimte. Adem. Compassie.
Voorbeeld uit de praktijk
Een vrouw komt in een opstelling met chronische vermoeidheid. Ze heeft alles geprobeerd: coaching, voeding, yoga, therapie. Tijdens het onderzoek blijkt dat ze haar hele leven bezig is geweest met ‘de sterke dochter’ zijn – zorgend, presterend, positief. Maar als ze wordt uitgenodigd om stil te staan bij haar diepste gevoel, zegt ze bijna fluisterend: “Ik ben zo moe van alles wat ik nooit heb gezegd.”
En dan wordt zichtbaar dat ze op jonge leeftijd haar moeder ‘droeg’ – emotioneel, energetisch. En dat ze dat altijd is blijven doen. Niet omdat ze moest, maar omdat ze nooit anders kon. Zodra ze die waarheid durft toe te laten, komt er rust. Niet omdat het ‘opgelost’ is, maar omdat het eindelijk erkend mag worden. En zij niet meer hoeft te vechten tegen wat haar allang gevormd heeft.
We zijn vaak niet bang voor de waarheid zelf.
We zijn bang voor wat die waarheid met ons zal doen. Bang dat ze te rauw is, te pijnlijk, te allesbepalend. We vrezen dat we, als we echt zouden voelen wat er onder de oppervlakte leeft – verdriet, woede, schuld, eenzaamheid – we zullen worden overspoeld. Dat we de controle verliezen. Instorten. Breken.
Of erger nog: dat we eindelijk moeten erkennen dat iets wáár is, wat we al die tijd zijn blijven ontkennen.
Dat wat niet mocht bestaan… al die tijd al bestond.
Deze angst is niet irrationeel. Ze is diep menselijk.
Veel van wat we in ons verleden – vaak als kind – niet konden voelen of dragen, hebben we leren wegstoppen. Niet uit zwakte, maar uit overlevingskracht. Als een kind merkt dat zijn boosheid of verdriet geen ruimte krijgt, ontwikkelt het strategieën om die delen van zichzelf te verdoven: door te pleasen, door te zorgen voor de ander, door zich aan te passen, door ‘braaf’ of onzichtbaar te zijn.
En die patronen… houden we vaak decennialang vast.
Ons lichaam, onze psyche, zelfs ons zenuwstelsel herinnert zich: dit is te groot, te gevaarlijk, te veel.
Dus bouwen we lagen: controle, relativering, overdenken, perfectionisme, humor, afstand. Allemaal subtiele manieren om weg te blijven van wat in de kern nog altijd op erkenning wacht.
We kunnen meer dragen dan we denken
Wat we vaak vergeten, is dit:
We zijn geen kind meer.
We zijn volwassen geworden. En als volwassene kunnen we veel meer dragen dan waar we vroeger bang voor waren. Niet omdat het lichter is geworden – maar omdat wij sterker zijn geworden.
Juist door stil te staan bij datgene wat we zo lang hebben onderdrukt, kan er ruimte ontstaan. Niet omdat het dan “weg” is, maar omdat het eindelijk gezien mag worden.
Wat overspoelt, is vaak niet de pijn zelf – maar de spanning van het jarenlang níet toelaten ervan.
Die innerlijke kramp… dát vreet energie.
Als we beginnen te erkennen, gebeurt er iets eenvoudigs maar fundamenteels:
De energie die jarenlang is gaan zitten in het wegduwen, controleren en camoufleren, komt langzaam vrij.
Er ontstaat lucht. Zachtheid. Beweging. Niet altijd meteen opluchting – soms komt er eerst rouw. Of woede. Of stilte. Maar daarbinnen leeft iets ouds dat eindelijk mag uitademen.
Erkennen is niet alles openzetten – het is voorzichtig openen
Erkennen is geen dramatische ‘alles-of-niets’-beweging. Het is niet de bedoeling dat je ineens al je oude pijn naar boven haalt.
Erkennen is niet opengooien – het is openen.
Voorzichtig. In je tempo. Steeds een stukje. Zoals je een raam op een kier zet in een bedompte kamer.
Telkens weer voelen:
– Kan ik dit toestaan?
– Mag dit er even zijn, zonder dat ik het hoef op te lossen?
– Is het veilig genoeg om dit stukje aan te kijken – vandaag, hier, nu?
Soms helpt het om dit niet alleen te doen. In de bedding van een veilige relatie, therapeut of begeleider kan erkenning juist zacht landen. Want: je hoeft het niet alleen te dragen.
En de waarheid is: je hébt het al die tijd al gedragen. Alleen nu mag het erkend worden – niet als last, maar als onderdeel van jouw verhaal.
Ook dit mag er zijn.
Ook dit mag ademen.
Ook dit ben ik.
Erkennen in jezelf
Erkennen begint niet bij de ander. Het begint bij jezelf.
Bij jouw waarheid, jouw ervaring, jouw lichaam. Wat leeft daar – onder de stilte, onder de controle, onder het doorgaan?
– Wat wil er al jaren gezien worden?
– Welk verdriet draag je zonder dat iemand het weet?
– Wat houd je nog vast omdat het ooit moest – maar nu niet meer klopt?
Erkennen is thuiskomen. Niet in de perfecte versie van jezelf, maar in de volledige. Juist daar ontstaat ruimte voor verandering. Niet vanuit wilskracht, maar vanuit waarheid.
Erkennen in relaties – de grond onder echte verbinding
Erkennen speelt een cruciale rol in elke relatie – of het nu gaat om een liefdesrelatie, een vriendschap, een familieband of een werkrelatie. Want zolang we niet erkennen wat er werkelijk leeft – in onszelf én in de ander – ontstaat er een subtiel spanningsveld. Er is dan contact, maar geen werkelijke ontmoeting. We spreken, maar voelen ons niet gehoord. We leven samen, maar zijn niet werkelijk verbonden.
Erkennen in een relatie betekent: de ander werkelijk zien zoals die is – inclusief datgene wat misschien ongemakkelijk is, anders dan we hadden gehoopt of wat ons raakt in onze eigen pijn.
Maar het begint nóg eerder: bij het erkennen van wat er in onszelf leeft binnen die relatie.
– Durven we toe te geven dat we teleurgesteld zijn, bang, geraakt, verlangend, terughoudend?
– Kunnen we erkennen dat we ons soms afsluiten, oordelen, of juist te veel geven?
Veel relationele spanning ontstaat niet omdat er een probleem is, maar omdat er iets niet erkend wordt:
* Een behoefte die wordt weggelachen.
* Een grens die niet uitgesproken wordt.
* Een verwachting die onzichtbaar blijft.
* Een oud verdriet dat zich in het heden mengt.
Zonder erkenning worden relaties een soort onderhandeling tussen maskers. We doen ons best om het goed te doen, om geen gedoe te veroorzaken, om controle te houden – maar intussen groeit de afstand.
Echte intimiteit ontstaat niet door harmonie, maar door echtheid.
En echtheid begint bij: erkennen wat waar is – ook als het schuurt.
In die zin is erkenning geen bedreiging voor de relatie, maar juist de basis van veiligheid.
Niet de soort veiligheid waarin niets mag bewegen, maar die waarin alles er mag zijn.
Daar begint de werkelijke ontmoeting: Ik zie jou. En ik laat mij zien.
De kracht van simpele zinnen
In opstellingen en in innerlijk werk werken we met eenvoudige zinnen. Geen therapietaal, geen analyse. Maar woorden die openen. Zoals:
– “Het is waar.”
– “Ik zie jou.”
– “Het is gebeurd.”
– “Ik voel dit.”
– “Ik geef toe: ik weet het niet meer.”
Deze zinnen zijn geen affirmaties. Ze zijn geen trucs. Ze zijn toegangspoorten tot echtheid. En alleen daar, in het volle contact met de werkelijkheid, kan liefde weer gaan stromen.
Tot slot
De systemische wet van erkennen wat er is nodigt je uit tot een radicaal soort waarheid. Geen kille of harde waarheid – maar een liefdevolle, zachte eerlijkheid die niet langer hoeft te doen alsof.
Want pas als alles er mag zijn – het mooie én het moeilijke, het verleden én het verlangen – ontstaat er beweging. Dan hoeft het systeem niet langer te herhalen of te compenseren. Dan kan er iets nieuws ontstaan.
Niet door loslaten. Maar door toelaten.