Hoogbegaafden en afstelgedrag
Schreef ik een eerder artikel over het uitstelgedrag bij hoogbegaafden en de vijf redenen daarvoor, nu wil ik aandacht vragen voor het feit dat veel hoogbegaafden ergens aan beginnen en vervolgens niet tot een (bevredigend) resultaat komen.
Waarom starten makkelijker voelt dan afronden
Het is het struikelblok van veel hoogbegaafde afstudeerders: de afstudeerscriptie, het afstudeeronderzoek.
Veel hoogbegaafden herkennen het: vol enthousiasme beginnen aan een nieuw project, een idee of een plan, en vervolgens merken dat de motivatie langzaam wegebt. Het concept dat ooit zo sprankelend leek, blijft onaf. Wat vreemd kan aanvoelen voor buitenstaanders — die gewend zijn te denken in termen van doorzettingsvermogen — is bij hoogbegaafden vaak een logisch gevolg van hoe hun brein werkt.
We noemen dit fenomeen hier afstelgedrag, maar met een belangrijke nuance: het gaat niet om luiheid of onwil. Het is eerder een cognitief-emotioneel patroon dat samenhangt met drie kerncomponenten van hoogbegaafdheid: het plezier van bedenken boven doen, het holistische denkvermogen, en de afhankelijkheid van externe uitvoering of anderen. Daarbovenop spelen vaak andere factoren mee, zoals perfectionisme, multipotentialiteit en een mismatch tussen interne lat en externe mogelijkheden.
Het plezier van bedenken boven doen
Voor veel hoogbegaafden is het denkproces zelf belonend. Het leggen van verbanden, het zien van patronen en het vormen van een volledig concept geeft een mentale voldoening die uitvoeringsfasen zelden evenaren. Het begin van een project is spannend, bevredigt de nieuwsgierigheid en is rijk aan dopamine: nieuwheid, potentie, creatieve vrijheid. Uitvoering daarentegen is vaak repetitief, gedetailleerd en beperkt. Die fase van “doen” voelt minder lonend, waardoor het enthousiasme afneemt. Het is niet dat de hoogbegaafde het niet kan, maar dat het cognitieve beloningssysteem anders werkt dan bij lineaire uitvoerders.
Holistisch denken en interne voltooiing
Hoogbegaafden hebben de neiging het geheel te zien voordat de details zijn uitgewerkt. In hun hoofd is het project al “af”, compleet en coherent. Dit mentale gevoel van afronding maakt externe uitvoering vaak overbodig: waarom doorwerken als het idee al klopt? Wat voor anderen onaf lijkt, is in feite intern afgerond. Het probleem ontstaat pas wanneer de buitenwereld deze interne voltooiing niet ziet of erkent. Hier ontstaat de kloof tussen interne voldoening en externe verwachtingen, die vaak leidt tot frictie en het gevoel van “niet afmaken”.
Afhankelijkheid van anderen
Een groot deel van uitvoering vraagt interactie: feedback, samenwerking, goedkeuring of simpelweg afstemming met anderen. Dat is zeker ook het geval bij afstudeerders en promovendi. Voor een hoogbegaafd brein dat gewend is aan snelheid en associatief denken, kan wachten frustrerend zijn. Vertraging, misinterpretatie of vereenvoudiging van het idee door anderen kan het oorspronkelijke plezier in uitvoering volledig wegnemen. Hierdoor ontstaat het bekende patroon: het project verdwijnt van de prioriteitenlijst, niet uit desinteresse, maar uit demotiverende externe frictie.
Andere factoren die afstelgedrag versterken:
Perfectionisme en faalangst
Een idee is esthetisch (!) perfect zolang het niet wordt uitgevoerd. Afronden betekent blootstelling aan kritiek of mislukking er komen gaten in het perfecte plaatje. Voor veel hoogbegaafden is het veiliger om een project onaf te laten dan te riskeren dat het eindproduct nooit voldoet aan hun interne standaard en esthetisch kloppend is.
Multipotentialiteit
Hoogbegaafden hebben vaak een brede waaier aan interesses en talenten, waardoor elk afgerond project impliciet keuzes en focus vergt. Stoppen met een project kan dan ook een manier zijn om andere mogelijkheden open te houden, een soort strategische zelfbescherming. Tijdens bijvoorbeeld afstuderen of onderzoek wordt dit nog duidelijker: terwijl je schrijft of experimenteert, stuit je voortdurend op nieuwe invalshoeken, extra oorzaken of mogelijke oplossingen. Het idee om iets buiten het verslag te laten voelt dan bijna onmogelijk, omdat het beeld daardoor onvolledig zou zijn en het resultaat niet klopt. Het onafmaken wordt zo een logisch gevolg van het streven naar volledigheid en betekenis, in plaats van een tekortkoming.
Het is niet dat ze lui zijn of niet willen, maar dat het mentale beeld van het project onvolledig voelt als je iets moet weglaten. Daardoor ontstaat snel het gevoel van moedeloosheid of frustratie: “Als ik dit niet volledig kan laten zien, klopt het helemaal niet.”
In de context van afstuderen, onderzoek of creatief werk betekent dit vaak dat het onafmaken niet willekeurig is, maar een cognitief-emotioneel logisch gevolg van de wens om het geheel te begrijpen en volledig recht te doen aan het onderwerp.
Verlies van volledigheid en betekenis
De laatste twee factoren zijn voor veel hoogbegaafden veel voorkomende factoren, want in hun beleving is een project pas “af” wanneer het volledig klopt met hun interne beeld van het geheel. Het moet coherent zijn, alle relevante oorzaken, invalshoeken en mogelijke oplossingen bevatten. Wordt het project ingeperkt — bijvoorbeeld door tijdsdruk, commentaar van een leidinggevende, of richtlijnen van een afstudeerdocent — dan voelt dat niet als een praktische aanpassing, maar als een verlies van volledigheid en betekenis. Dit demotiveert: het idee dat het resultaat nooit helemaal kan kloppen, maakt het moeilijk om door te zetten.
Strategisch onafmaken
Gerelateerd hieraan is de wens om andere mogelijkheden open te houden. Hoogbegaafden hebben vaak meerdere interesses en talenten, waardoor afronden automatisch keuzes betekent: iets definitief afsluiten sluit andere opties uit. Het onafmaken van een project kan dan bewust of onbewust een manier zijn om flexibiliteit en potentie te behouden, terwijl tegelijkertijd de motivatie intact blijft voor werk dat volledig betekenisvol en coherent aanvoelt.
Mismatch tussen interne lat en externe realiteit
Het ideale idee botst vaak op tijd, middelen of systeembeperkingen. Het verschil tussen hoe een project in gedachten bestaat en wat haalbaar is, kan verlammend werken. Stoppen voelt dan rationeler dan concessies doen die de oorspronkelijke visie vervormen.
Afstelgedrag herzien
Het woord “afstelgedrag” roept vaak een moreel oordeel op: het klinkt alsof iemand iets nalaat dat afgemaakt had moeten worden. Bij hoogbegaafden is het zelden zo zwart-wit. Het gaat om een herwaardering van voltooiing: intern kan een project volledig afgerond zijn, of de motivatie kan verschuiven naar iets betekenisvollers. Stoppen kan dan net zo functioneel zijn als afronden.
Door dit gedrag te begrijpen, kunnen hoogbegaafden zichzelf erkennen en de druk verminderen om alles lineair af te maken. Het erkennen van afstelgedrag als een cognitief-emotioneel patroon, in plaats van een tekort, geeft ruimte voor effectiever werken, het stellen van prioriteiten en het behoud van motivatie.
Afstelgedrag is bij hoogbegaafden geen falen, maar een logisch gevolg van hoe hun brein functioneert. Het gaat om de balans tussen denken en doen, tussen interne en externe voltooiing, en tussen autonomie en afhankelijkheid van anderen. Wie dit herkent, kan leren kiezen welke projecten écht de moeite waard zijn om af te ronden, en welke waardevol blijven in het denken zelf.
De kunst is niet alles afmaken, maar het juiste afronden op het juiste moment — en rust nemen bij wat al mentaal voltooid is. De kunst is ook om iets wel af te maken én te weten dat je daarbij hulp van andere moet inschakelen omdat je er zelf waarschijnlijk niet uit gaat komen.
LEES OOK:
* 15-redenen-waarom-hoogbegaafden-iets-niet-afmaken/
* hoogbegaafd-en-uitstelgedrag/
Wil je meer lezen over hoogbegaafdheid?
Kijk op: Artikelen hoogbegaafd en op Compendum hoogbegaafd