Zelfdestructief gedrag bij mannen
Dit artikel is het 6de deel van een serie over de innerlijke wereld van mannen die worstelen met machteloosheid, boosheid en verbinding.
Wanneer machteloosheid en onverwerkte pijn zich keren tegen het eigen leven
Niet alle wonden bloeden zichtbaar.
Sommige snijden diep — maar van binnen.
En sommige mannen bloeden, zonder dat iemand het ziet. Zelfs zijzelf niet.
Zelfdestructie is een beladen woord. We denken al snel aan verslaving, destructieve keuzes, of het opgeven van verantwoordelijkheden. Maar zelfdestructief gedrag is vaak veel subtieler, stiller — en dus ook gevaarlijker. Het is de man die zich terugtrekt tot hij nauwelijks nog gevoeld wordt. Die zijn levenskracht inruilt voor overleven. Die zijn grenzen overschrijdt, zijn lichaam uitput, zijn relaties laat verdorren. Niet uit onwil. Niet uit onverschilligheid. Maar uit innerlijke onmacht die geen taal heeft gevonden.
Binnen de context van mannelijkheid krijgt deze vorm van zelfondermijning een specifieke lading. Veel mannen zijn opgevoed met de boodschap dat kracht betekent: niet voelen, niet klagen, niet vallen. En als ze wél vallen — als ze wél voelen dat ze tekortschieten, vastlopen of falen — dan hebben ze vaak geen innerlijke ruimte om dat toe te geven. Wat niet naar buiten mag, keert naar binnen. Wat niet gevoeld mag worden, wordt gedragen als last.
En soms wordt die last zó zwaar, dat het zichzelf begint uit te wissen.
Zelfdestructie is zelden een bewuste keuze. Het is eerder een trage, pijnlijke reactie op een binnenwereld waarin geen plek is voor falen, gemis of verdriet. Een man die zichzelf ondermijnt, saboteert of verdwijnt in verslaving is vaak niet bezig met ‘kapotmaken’, maar met overleven — op de enige manier die hij kent. Zijn gedrag is niet irrationeel, maar diep menselijk: een antwoord op een systeem dat geen bedding bood voor zijn kwetsbaarheid.
In dit deel kijken we met zachtheid en precisie naar de mechanismen van zelfdestructief gedrag bij mannen. Niet om het te vergoelijken, maar om het te begrijpen. Niet om medelijden te wekken, maar compassie te oefenen. Want pas wanneer we het diepere verhaal onder de oppervlakte leren lezen, ontstaat er ruimte voor heling.
Dit is een afdaling — niet in donkerheid om het donker, maar in de hoop dat daar, onder het puin, nog altijd het vuur van leven wacht. Stil, maar niet gedoofd. Ver weg misschien, maar niet onbereikbaar.
De psychologische wortels van zelfdestructie
Wat je niet mag voelen, draag je als last
Aan de basis van veel zelfdestructief gedrag bij mannen ligt een psychische paradox: het verlangen om zich levend te voelen — én tegelijkertijd de onmogelijkheid om bepaalde gevoelens toe te laten. Het zijn mannen die intens kunnen verlangen naar verbinding, zingeving of rust, maar die vanbinnen zijn vastgelopen in een systeem dat zulke verlangens als ‘zwak’, ‘overbodig’ of zelfs ‘gevaarlijk’ heeft gelabeld.
Onmacht is hier vaak het startpunt: een gevoel van geen invloed hebben op je leven, je relaties, je innerlijke toestand. Wanneer die onmacht geen bedding vindt — geen plek waar het uitgesproken, doorleefd of gedeeld mag worden — wordt het destructief. Soms luid, soms stil. Maar altijd snijdend.
Een belangrijke wortel van die destructie is schaamte. Niet de gezonde schaamte die je waarschuwt voor gedrag dat schade kan aanrichten, maar toxische schaamte: het diepgewortelde gevoel dat je als mens tekortschiet. Dat je fout bént, in plaats van iets fout dóet.
Voor veel mannen is het voelen van verdriet, gemis of afhankelijkheid beladen met schaamte. Niet omdat ze die gevoelens niet hebben, maar omdat ze die nooit veilig hebben mogen uiten. In hun jonge jaren kregen ze misschien te horen: “Niet huilen.” “Wees een vent.” “Je moet sterk zijn.”
Zo ontstaat de overtuiging:
“Als ik iets voel, ben ik zwak. Als ik iets nodig heb, ben ik een last. Als ik iets mis, ben ik niet goed genoeg.”
Wanneer die schaamte zich vastzet, ontstaat een innerlijk conflict:
– Je verlangt naar steun, maar veroordeelt jezelf zodra je die nodig hebt.
– Je voelt pijn, maar schaamt je voor die gevoeligheid.
– Je mist richting, maar straft jezelf voor het niet-weten.
De man raakt in een vicieuze cirkel van zelfkritiek en zelfstraf. Hij is moe, maar vindt zichzelf lui. Hij is overprikkeld, maar noemt zichzelf zwak. Hij voelt zich leeg, maar vindt dat hij zich niet zo moet aanstellen. Zo keert zijn innerlijke kwetsbaarheid zich langzaam maar zeker tegen hemzelf. Hij hoeft geen vijand van buiten meer te hebben — hij is het zelf geworden.
Zoals John Welwood schrijft: “We kunnen niet genezen wat we niet mogen voelen.”
Zolang deze man geen ruimte heeft om zijn ware gevoelens toe te laten, blijft hij zichzelf onbewust straffen voor datgene wat hem ooit is afgenomen: de toestemming om mens te zijn. Zijn pijn blijft onbewoond, zijn verdriet ongezien, zijn behoefte onuitgesproken.
Zelfdestructie is dan geen keuze, maar een gevolg. Geen symptoom van zwakte, maar van verloren contact met het zelf.
In het volgende deel gaan we verder in op hoe dit zich concreet manifesteert in het dagelijks leven van mannen — en hoe het vaak juist de omgeving is die de destructieve patronen eerder ziet dan de man zelf.
Verschijningsvormen van zelfdestructief gedrag
Zelfdestructie komt zelden met rook en vuur. Meestal sluipt het leven binnen als gewoonte, als strategie, als schijnbare rust. Maar onder die oppervlakte schuilt iets anders: een man die probeert te vergeten wat hij niet durft te voelen. Die zichzelf onderdrukt om te kunnen blijven functioneren. Die zijn pijn niet uitschreeuwt, maar doorslikt — steeds opnieuw.
Zelfdestructief gedrag kent vele gezichten. Soms herkenbaar, soms verstopt achter sociaal geaccepteerde maskers. En vaak zijn het niet de daden zelf die verwoestend zijn, maar de motivatie erachter: een poging om grip te krijgen op een binnenwereld die geen ruimte lijkt te bieden voor kwetsbaarheid.
Voorbeelden van veelvoorkomende patronen:
– Verslavingen: aan alcohol, drugs, porno, eten, of gamen. Niet uit genot, maar om te verdoven. Niet om te voelen, maar om te vergeten.
– Isolatie: het langzaam loslaten van verbinding. Niet opnemen. Niet praten. Niet meer écht aanwezig zijn in relaties of vriendschappen.
– Relationele sabotage: afstand creëren, ruzies uitlokken, vreemdgaan, emotioneel afhaken — niet altijd bewust, maar vaak gestuurd door de overtuiging: “Als jij mij echt ziet, ga je toch weg.”
– Werkverslaving en overpresteren: een bijna obsessieve drang om te ‘bewijzen’ dat je iets waard bent, ten koste van je welzijn, gezondheid of nabijheid tot anderen.
– Opgeven van dromen: een langzaam wegkwijnen van verlangens, passie en richting. De man leeft nog, maar zonder vuur. Hij overleeft.
Wat deze patronen gemeen hebben, is hun functie als copingmechanisme, overlevingsmechanismen. Ze zijn geen kwaadwillende keuzes, maar manieren om pijn, schaamte of verlies tijdelijk te dempen. Elke verslaving, elke terugtrekking, elke vorm van sabotage is in wezen een strategie om niet te hoeven voelen wat ooit te groot, te pijnlijk of te eenzaam was.
Maar zoals elke korte termijnstrategie, komt ook deze met een prijs.
De lichamelijke impact:
Het lichaam raakt overbelast. Verveling, spanning, uitputting, slapeloosheid, hoge bloeddruk, verminderde seksuele energie — het lijf raakt afgestompt of overgestimuleerd. Het draagt de stress van dat wat niet gevoeld mag worden.
De geestelijke impact:
De man verliest langzaam het contact met zijn eigen innerlijk kompas. Hij ervaart gevoelens van leegte, wantrouwen in zichzelf, verlies van richting. Emoties worden vlakker, zingeving vervaagt, het zelfgevoel brokkelt af.
Op de lange termijn bouwt deze vorm van overleven aan een innerlijke leegte die steeds moeilijker te vullen wordt. De coping isoleert hem van zijn pijn — maar ook van zijn kracht. En zo komt hij in een gevaarlijke paradox terecht: om zichzelf te beschermen, sluit hij zichzelf op.
De maatschappelijke en culturele context
Tussen het masker van kracht en de roep van binnenuit
Zelfdestructief gedrag ontstaat niet in een vacuüm. Het groeit in een context — een cultuur, een samenleving, een opvoedingsklimaat dat vormgeeft aan wat een man denkt dat hij wél of juist níét mag voelen. Als je als jongen al vroeg leert dat tranen zwak zijn en twijfel ongewenst, dan leer je niet om je kwetsbaarheid te dragen — je leert om haar te verstoppen. En wat je verstopt, raakt niet weg. Het nestelt zich. Het zoekt een uitweg. En soms kiest het voor destructie in stilte.
De druk van het ‘sterk moeten zijn’
Onze cultuur prijst mannen die zelfstandig, rationeel, daadkrachtig en onwankelbaar zijn. We geven ze applaus als ze ‘doorpakken’, ‘niet zeuren’, ‘de boel bij elkaar houden’. Maar we bieden zelden ruimte voor de andere kant: het niet-weten, de pijn, de twijfel, de behoefte aan troost.
Het ideaalbeeld van de man als rots in de branding is krachtig — maar ook verstikkend. Want wat gebeurt er met een man die zich voelt als drenkeling in zichzelf, maar denkt dat hij een vuurtoren moet zijn voor anderen?
Hij leert zichzelf te negeren.
Hij leert zijn verdriet te beheersen in plaats van te doorvoelen.
Hij leert zijn falen te verbloemen met prestaties of stilte.
Deze culturele conditionering vormt het fundament onder veel destructieve patronen. Niet uit kwaadwillendheid, maar uit onbewuste overlevering: generaties lang zijn kwetsbaarheid, emotionaliteit en afhankelijke gevoelens bij mannen ontmoedigd, of zelfs afgestraft. Wat overblijft, is een man die zichzelf niet meer herkent als hij iets voelt dat niet in het plaatje past.
Deida en Gray: innerlijke nood vs uiterlijke rol
David Deida spreekt over de “pantsering van de man” — de façade van zekerheid, controle en onafhankelijkheid die hij bouwt om zijn gevoeligheid te verbergen. Volgens Deida is ware mannelijke kracht pas mogelijk wanneer een man zijn hart durft te openen, juist waar het het meest pijn doet. Zonder dat, zegt hij, blijft de man gevangen in een rol in plaats van een wezen.
John Gray, vanuit zijn ‘Mars en Venus’-benadering, wijst op hoe mannen in stressvolle situaties vaak terugvallen op isolatie en zelfoplossing, juist omdat ze denken dat het tonen van emotionele behoefte hun waarde vermindert. Maar wanneer die benadering doorschiet, verliezen ze niet alleen zichzelf, maar ook de verbinding met hun geliefden.
Wat beide auteurs benadrukken, is de kloof tussen innerlijke nood en uiterlijke verwachting. Die kloof wordt een broedplaats voor zelfondermijning. Want als de echte gevoelens nergens heen kunnen — niet naar buiten, en niet naar binnen — dan gaan ze zich keren. Tegen het lichaam. Tegen de geest. Tegen het leven zelf.
De weg naar herstel begint bij het herkennen van die culturele stemmen. Want pas als een man zich realiseert dat de stemmen die hem klein houden niet van hemzelf zijn, kan hij langzaam beginnen met het terugvragen van zijn eigen waarheid.
De gevolgen van zelfdestructie voor de man en zijn omgeving
Wat niet gevoeld wordt, laat zich toch voelen — in relaties, in het lichaam, in het leven
Zelfdestructie is zelden alleen een innerlijke strijd. Hoewel het zich in eerste instantie afspeelt in het verborgen domein van de man zelf — in zijn gedachten, emoties, gewoonten — sijpelt het onherroepelijk door naar de buitenwereld. Naar de mensen die hem liefhebben. Naar de relaties die hij wil behouden. Naar het leven dat hij probeert te dragen.
De onzichtbare afstand in relaties
Voor partners, kinderen, vrienden en collega’s voelt de nabijheid met een man in zelfdestructieve patronen vaak als een dans op afstand: hij is er, maar hij is er niet echt.
Er is stilte waar woorden nodig zijn. Afwezigheid waar nabijheid gevraagd wordt. Reacties die overdreven of onvoorspelbaar lijken — of juist complete emotionele afvlakking.
Partners voelen zich vaak machteloos of afgewezen:
– “Ik weet niet meer wie hij is.”
– “Ik voel dat er iets speelt, maar hij laat me er niet bij.”
– “Het lijkt alsof hij mij straft, maar eigenlijk straft hij vooral zichzelf.”
Deze afstand creëert wantrouwen en onbegrip. Niet zelden reageren geliefden met terugtrekking, frustratie of overcompensatie — wat de man op zijn beurt weer bevestigt in zijn gevoel dat hij onbegrepen of ongewenst is. Zo ontstaat een vicieuze cirkel waarin verbinding steeds lastiger wordt.
Leegte en zinloosheid in de man zelf
Voor de man zelf is de prijs nog dieper. Zelfdestructieve patronen geven op korte termijn een gevoel van controle of verlichting, maar op de lange termijn breken ze hem af.
Wat begon als een poging tot overleven, eindigt vaak in vervreemding:
– van zijn eigen gevoelens
– van zijn diepere verlangens
– van zijn vermogen tot contact
Veel mannen beschrijven dit als “een leegte vanbinnen”, “alsof het leven aan mij voorbijgaat”, of “ik voel me nergens echt meer bij horen.”
Deze leegte is niet oppervlakkig. Het is existentiële eenzaamheid.
Het gevoel dat je leeft, maar niet echt aanwezig bent. Alsof je eigen leven zich achter glas afspeelt en je alleen toekijkt — of op den duur liever helemaal niet meer kijkt.
De uitholling van het zelfbeeld
Naarmate deze patronen voortduren, begint ook het zelfbeeld te slijten.
De man die zichzelf ooit zag als krachtig, loyaal of verantwoordelijk, begint zichzelf te wantrouwen. Schaamte groeit. Zelfrespect brokkelt af.
– “Ik stel niets voor.”
– “Ik kan het toch niet goed doen.”
– “Iedereen zou beter af zijn zonder mij.”
Zonder ingrijpen kan dit leiden tot depressie, chronische apathie, burn-out of zelfs suïcidale gedachten — niet omdat de man niet wil leven, maar omdat hij niet meer weet hóe.
Zoals John Welwood schrijft:
“Wanneer een hart te lang gesloten blijft, vergeet het dat het ooit open was.”
Het erkennen van deze gevolgen is geen verwijt, maar een uitnodiging.
Een uitnodiging tot menselijkheid. Tot erkennen dat ook mannen pijn dragen die hen kan verlammen. En tot het besef dat ware kracht niet schuilt in het verbergen van die pijn — maar in het durven voelen ervan.
Een weg van compassie en herstel
Van verharding naar verzachting – heling begint waar oordeel eindigt
Er is geen snelle oplossing voor zelfdestructie. Geen eenvoudige weg terug uit patronen die diep verankerd zijn in pijn, schaamte en overleving. Maar er is wél een weg. En die begint niet met discipline of correctie — maar met compassie. Met het durven zien van jezelf zoals je werkelijk bent, zonder het pantser van zelfverwijt, schaamte of verharding.
Erkenning als eerste poort
Zolang een man zichzelf blijft zien als ‘gebrekkig’, ‘zwak’ of ‘fout’ vanwege zijn destructieve neigingen, blijft hij gevangen in de cyclus die hij probeert te doorbreken.
Maar wanneer hij het lef vindt om zijn patronen te erkennen zonder oordeel — als beschermingsmechanismen in plaats van persoonlijke mislukkingen — ontstaat er iets nieuws: ruimte. Adem. Keuzemogelijkheid.
Zoals John Welwood stelt: “Pas als we met zachtheid durven kijken naar de delen van onszelf die het moeilijk hebben, kan genezing beginnen.”
De kracht van herstel ligt niet in het overschreeuwen van pijn, maar in het toelaten ervan — met mildheid.
Praktische handvatten: kleine stappen, grote wendingen
Herstel vraagt geen radicale transformatie van vandaag op morgen. Het begint vaak in het kleine:
– Het bijhouden van momenten waarop de neiging tot zelfondermijning opkomt — en wat eraan voorafging.
– Het oefenen van zelfreflectie via schrijven of lichaamswerk.
– Het dagelijks benoemen van één gevoel, zonder het te verklaren of op te lossen.
– Het oefenen van ‘pauzes’ tussen impuls en reactie: één ademhaling, één vraag (“Wat voel ik eigenlijk?”), één andere keuze.
Zelfdestructieve patronen zijn vaak oud. Maar ze zijn niet onveranderlijk. Elk nieuw moment waarin je kiest voor bewustzijn in plaats van herhaling, is een opening naar herstel.
Ruimte maken voor expressie
Veel mannen hebben nooit een veilige ruimte gekend waarin emoties welkom waren. Daarom is het zó belangrijk om — individueel of in een groep — opnieuw zulke bedding te ervaren.
Een plek waar gevoelens niet worden afgedaan als zwakte.
Waar stilte niet meteen ingevuld hoeft te worden.
Waar een man mag huilen zonder zijn waardigheid te verliezen.
Waar woede, verdriet en verwarring hun bestaansrecht krijgen.
Die ruimte hoeft niet perfect te zijn — alleen echt.
De rol van anderen: spiegels en bondgenoten
Hoewel herstel uiteindelijk een innerlijk proces is, kunnen anderen een doorslaggevende rol spelen:
– Partners kunnen leren om grenzen te stellen zonder te veroordelen, en liefde te bieden zonder zichzelf te verliezen.
– Therapeuten en coaches kunnen helpen om destructieve patronen te doorgronden en te transformeren met aandacht, structuur en ervaring.
– Mannengroepen (zoals Gideon) kunnen een unieke bedding bieden waarin herkenning, kracht en kwetsbaarheid samen mogen bestaan.
Zoals David Deida benadrukt: een man vindt zijn ware kracht niet in isolatie, maar in het bewust kiezen van een pad dat hem terugbrengt naar zijn diepste kern — inclusief zijn wonden.
“De man die zijn pijn niet onderdrukt, maar omzet in aanwezigheid, wordt een bron van kracht — voor zichzelf en voor de wereld.”
7. Inspirerende voorbeelden en inzichten
Waar pijn erkenning vindt, ontstaat kracht die echt is
Hoewel de reis uit zelfdestructie vaak duister en eenzaam voelt, is het belangrijk om te weten: er zijn mannen die deze weg zijn gegaan. Niet omdat ze ‘beter’ zijn, maar omdat ze op een cruciaal moment iets durfden te doen wat jarenlang ondenkbaar was — blijven bij wat pijn doet, in plaats van ervoor weg te vluchten.
Verhalen van mannen die het keerpunt vonden
Zoals de man die jarenlang zijn emoties verdoofde met alcohol, tot zijn dochter hem op een dag zei: “Papa, jij bent er wel — maar ik voel je niet.” Die ene zin sneed dwars door zijn pantser en werd het begin van zijn ontwaken. Hij dronk die avond niet. En de volgende ook niet. Hij stapte een mannenkring binnen en begon te spreken over dat wat hij al die jaren had opgesloten in zijn borst.
Of de man die altijd sterk en succesvol leek, maar elke avond porno keek tot hij zich leeg voelde. Tot hij in therapie besefte dat hij zijn behoefte aan intimiteit niet durfde te voelen, laat staan toe te laten. Zijn werk was zijn vlucht — zijn lichaam zijn slagveld. Zijn herstel begon niet met stoppen, maar met voelen.
Deze mannen zijn geen helden op een podium, maar gewone mensen die geleerd hebben dat kwetsbaarheid geen ondergang betekent — maar juist de poort is naar een vollediger leven.
Liefdevolle aanwezigheid bij pijn – Welwoods wijsheid
John Welwood sprak vaak over het belang van “tender presence” — een liefdevolle aanwezigheid bij dat wat je vroeger moest wegstoppen.
Hij stelde dat zelfdestructie niet alleen een gevolg is van pijn, maar vooral van het ontbreken van een veilige ruimte waarin die pijn gevoeld mocht worden.
“Wat niet gevoeld mocht worden, wordt gedrag. Wat wél gevoeld wordt, wordt transformatie.”
Door jezelf niet langer te bevechten, maar te benaderen met mededogen, ontstaat er iets fundamenteels: heelheid.
Kwetsbaarheid als kracht – Deida’s uitnodiging
David Deida gaat nog een stap verder. Hij stelt dat het ware mannelijke pad niet draait om dominantie of prestatie, maar om het volledig bewonen van het moment — inclusief de ongemakkelijke gevoelens die daarbij horen.
Kwetsbaarheid, zegt hij, is geen zwakte. Het is de meest krachtige staat waarin een man zich kan bevinden, omdat hij dan niet langer wordt gestuurd door angst, maar door aanwezigheid.
“Een man die zijn hart opent in het midden van zijn pijn, is een man die niets meer te verliezen heeft — en daarom alles te geven.”
Deze inzichten zijn geen theorie. Ze zijn een uitnodiging.
Om stil te staan.
Om te voelen.
Om te leven met minder maskers — en meer moed.
De uitnodiging om te ontwaken uit zelfdestructie
Van overleven naar werkelijk leven
Zelfdestructie is geen zwakte, geen karakterfout, geen persoonlijk falen. Het is vaak het logische, pijnlijke gevolg van een leven waarin er te weinig ruimte was voor zachtheid, voor kwetsbaarheid, voor niet-weten.
Het is de stilte ná de storm die nooit uitgesproken mocht worden. De uitweg die ontstaat als voelen te gevaarlijk leek. En de prijs die betaald wordt wanneer kracht wordt verward met ongevoeligheid.
In dit deel hebben we gekeken naar hoe machteloosheid, schaamte en onverwerkte pijn zich kunnen keren tegen het eigen leven. Hoe mannen, vaak zonder het te beseffen, in patronen belanden die hun relaties, gezondheid en zelfbeeld ondermijnen. Niet omdat ze dat willen — maar omdat ze ooit leerden dat het niet anders kon.
Maar die weg is niet onomkeerbaar.
Het begin van verandering ligt niet in fixen of forceren, maar in erkennen.
In mildheid. In het durven zeggen: “Zo is het nu. En ik wil iets anders.”
Herstel is geen rechte lijn. Het is een cyclisch proces van vallen, voelen, opnieuw kiezen. Maar elk moment van bewustzijn, elk stukje waarheid dat toegelaten wordt, maakt verschil. En ieder mens die zichzelf niet langer veroordeelt maar durft te dragen, opent de deur naar een vollediger leven.
“De man die leert liefhebben waar hij vroeger vocht, wordt een anker voor zichzelf — en voor de wereld.” – geïnspireerd door John Welwood
Deze serie is geen handleiding. Het is een uitnodiging tot thuiskomen.
Bij jezelf. In je lichaam. In je leven.
In het volgende deel van de serie richten we ons op het lichaam van de man.
Niet als iets dat gestuurd moet worden, maar als drager van gevoelens, herinneringen en signalen die vaak meer waarheid bevatten dan woorden ooit kunnen zeggen.
We verkennen hoe spanning, vermoeidheid, verkramping en uitputting geen vijanden zijn — maar boodschappers van een binnenwereld die gehoord wil worden.
-> Deel VII – Het Lichaam van de Man: Als Gevoel Zich Verstopt in Spanning