Als gezelligheid een deken wordt
Dit artikel maakt deel uit van de serie ‘Het stille contract van het ideale gezin’, waarin we de schijnbaar positieve dynamieken binnen gezinnen blootleggen en onderzoeken wat daaronder verborgen ligt.
De stille schade van vermijdende harmonie
“Doe maar normaal, dan doe je al gek genoeg.”
Op het eerste gezicht lijkt het een warm, verbonden gezin, een fantastische directie van een familiebedrijf en een schitterende relatie. Elke zondagavond wordt er uitgebreid gekookt, het glas geheven, de kaarsen aangestoken. Er wordt gelachen, teruggeblikt op de week, de kinderen vertellen anekdotes van school of werk. De sfeer is ogenschijnlijk licht, ontspannen, misschien zelfs jaloersmakend. Geen schreeuwpartijen, geen familiedrama’s, geen stormachtige confrontaties. Alleen maar… gezelligheid.
Maar onder het oppervlak ligt iets anders. Niemand benoemt dat moeder zich de laatste tijd steeds vaker terugtrekt. Vader drinkt nét wat meer dan voorheen, maar niemand vraagt ernaar. De spanningen tussen broer en zus worden weggegrapt of stilgezwegen. En wanneer iemand wél een ongemakkelijke waarheid aanraakt – “Zeg, ik voel me eigenlijk niet zo gezien de laatste tijd” – verstijft de tafel. Er wordt snel van onderwerp gewisseld. Niet omdat men kwaad wil, maar omdat het ongemak simpelweg niet gedragen kan worden. Alles in dit systeem is erop gericht de harmonie te bewaren, zelfs als die ten koste gaat van echtheid.
Dit soort gezinnen of relaties zijn talrijk. Ze zijn niet disfunctioneel in de klassieke zin van het woord – er is geen sprake van openlijke mishandeling of chaos. Integendeel: ze voldoen vaak juist perfect aan het maatschappelijke ideaal van de ‘gezonde familie’. En tóch gebeurt er iets ondermijnends. De prijs die wordt betaald voor die continue ‘gezelligheid’, is emotionele diepgang. De verbinding is er – maar slechts tot op zekere hoogte. Alles wat schuurt, hapert of te kwetsbaar is, wordt omzeild of gedempt.
De centrale vraag van dit artikel is dan ook: Wat gebeurt er met mensen wanneer harmonie gebouwd is op vermijding?
Wat zijn de implicaties van een omgeving waarin conflicten worden gesmoord in consensus, emoties worden onderdrukt in het belang van de sfeer, en intimiteit wordt vervangen door rituelen van verbondenheid? En belangrijker: hoe beïnvloedt dit niet alleen ons dagelijks functioneren, maar ook onze ontwikkeling als mens, onze relaties, ons zenuwstelsel – en zelfs onze ziel?
“Harmonie die geen ruimte biedt aan conflict is geen vrede, maar stilte.”
De kunst van het vermijden
Wanneer we denken aan onveilige hechting, stellen we ons vaak explosieve gezinnen voor: ouders die schreeuwen, onvoorspelbaar zijn, hun kinderen emotioneel verwaarlozen of fysiek bedreigen. Maar er bestaat ook een veel subtielere, vaak onzichtbare variant: de vermijdend gehechte dynamiek. Een dynamiek die zich nestelt in gezinnen waar alles op het oog functioneert – waar de kinderen keurig mee-eten, waar verjaardagen worden gevierd en waar ‘het gezellig houden’ tot ongeschreven wet is verheven.
De grondleggers van de hechtingstheorie, John Bowlby en later Mary Ainsworth, toonden aan dat kinderen zich niet alleen hechten aan hun verzorgers omwille van fysieke zorg, maar juist ook op basis van emotionele beschikbaarheid. In gezinnen waarin ouders weliswaar fysiek aanwezig zijn maar emotioneel afwezig, ontwikkelen kinderen vaak een vermijdende hechtingsstijl. Ze leren dat het uiten van behoeftes, emoties of kwetsbaarheid niet leidt tot troost, maar tot afwijzing, negeren of irritatie. Het kind trekt zich eigenlijk terug – niet uit onverschilligheid, maar uit zelfbescherming en doet blij en vrolijk.
“Als je niet kunt krijgen wat je nodig hebt, leer je het niet meer te vragen.”
In zulke contexten wordt gezelligheid een sociaal panser. Emoties die het systeem zouden kunnen verstoren – boosheid, verdriet, jaloezie, rouw – worden subtiel ontmoedigd of zelfs gestraft. Kinderen leren al vroeg dat het hun taak is om de sfeer goed te houden. Dit proces wordt vaak versterkt door parentificatie: het kind neemt (onbewust) de rol van emotionele regulator op zich. “Zorg dat mama zich goed voelt.” “Wees een voorbeeld voor je broertje.” “Doe niet zo moeilijk.” De boodschap is telkens dezelfde: jouw emoties zijn een risico voor de stabiliteit van het systeem.
Langzaam maar zeker verdwijnt het echte zelf naar de achtergrond. In plaats daarvan ontstaat een aangepast, sociaal wenselijk zelf: vriendelijk, behulpzaam, vrolijk – en intern eenzaam. De bekende psycholoog Philippa Perry noemt dit “emotionele onzichtbaarheid”: het gevoel dat je wel functioneert binnen het gezin, maar nooit echt gezien wordt in wie je bent.
In psychologische termen is vermijding een copingmechanisme: een manier om onveiligheid te reguleren door de eigen emotionele intensiteit te onderdrukken. Het lichaam schakelt over op overlevingsmodus: fight, flight… of freeze. En in deze context is freeze vaak het dominante patroon – sociaal gezien actief, maar innerlijk bevroren. Conflictvermijding is dan geen zwakte, maar een neurologisch ingebedde overlevingsstrategie. Eén die ooit functioneel was, maar in volwassen relaties vaak tot afstand, bindingsangst of relationele oppervlakkigheid leidt.
We kunnen het psychologisch kernidee dan ook als volgt samenvatten: “Wat harmonie lijkt, is vaak een vorm van collectieve emotionele vermijding.”
Het is niet dat er niets wordt gedeeld – er wordt juist veel gedeeld: grapjes, verhalen, anekdotes, praktische zorgen. Maar wat ontbreekt is de ruimte voor het niet-weten, het rauwe, het onhandige, het ‘te veel’. En dat zijn nu juist de plekken waar échte intimiteit ontstaat.
In dit licht krijgt het streven naar constante gezelligheid een andere kleur. Niet als teken van verbondenheid, maar als symptoom van een dieper gemis: de veiligheid om emotioneel waarachtig te zijn. En zoals we in de volgende secties zullen zien, blijft de impact hiervan niet beperkt tot de psyche. Want wat psychologisch wordt vermeden, wordt neurologisch opgeslagen – en uiteindelijk relationeel en spiritueel doorgegeven.
Vakantie als hoogtepunt
Een van de meest opvallende gevolgen van emotionele vermijding is dat vakanties en uitgaan als hoogtepunten ervaren worden, omdat:
1. Even ontsnappen aan onderhuidse spanning
Het normale leven is vaak doordrenkt met ingesleten patronen van verantwoordelijkheden, onuitgesproken verwachtingen en opgekropte emoties. Vakantie biedt een tijdelijk decor waarin die spanningen wegvallen of tenminste kunnen worden genegeerd.
– Geen huishoudelijke taken = minder frictie.
– Iedereen “doet gezellig” = minder kans op conflict.
– Zon, zee, wijn = dopamineverhoging zonder emotioneel werk.
Het lijkt even alsof alles klopt – omdat het systeem dat normaal gesproken onder druk staat, tijdelijk ontlast wordt.
2. De suggestie van verbinding
In plaats van te investeren in echte emotionele nabijheid, wordt tijdens vakanties vaak gezocht naar gedeelde ervaringen die de suggestie van verbondenheid geven:
– Samen avonturen beleven = samen-zijn zonder diepgang.
– “Eindelijk tijd voor elkaar” = maar vaak zonder dat er echt gepraat wordt over wat er speelt.
– Gezelligheid wordt hier een ritueel van samenzijn waarin de diepe lagen onbenoemd blijven.
3. Sociale vrijheid als compensatie
In het dagelijks leven moet het systeem “binnen de lijntjes blijven” – iedereen speelt zijn rol. Op vakantie mogen die rollen iets losser:
– De zorgzame moeder mag eindelijk even niks.
– De introverte vader mag ontspannen zonder sociale verplichting.
– Het kind dat zich thuis aangepast opstelt, mag losser zijn.
Die tijdelijke vrijheid voelt als bevrijding, maar benadrukt ook dat die vrijheid normaal niet vanzelfsprekend is.
4. Rituele ventilatie
Vakantie wordt een gecontroleerde ontlading van wat het hele jaar is opgekropt – zonder dat iemand het hoeft te benoemen:
Ruzies op de eerste dag? Klassiek patroon: de opgebouwde spanningen moeten eruit.
Daarna: herstel, leuke dingen doen, foto’s maken, herinneringen creëren.
Zo wordt het systeem weer “opgeladen” om na terugkomst weer maandenlang te functioneren.
Samenvattend: “In vermijdend-harmonieuze gezinnen is vakantie de enige plek waar loslaten veilig voelt – zolang het maar niet te diep gaat.”
Het voelt als het hoogtepunt, niet omdat er iets fundamenteels verandert, maar omdat de constante emotionele spierspanning tijdelijk mag ontspannen. Maar zodra het vliegtuig landt, keert ook het stille contract van vermijding terug.
Een stilte rondom verlies
Een van de meest schrijnende gevolgen van emotionele vermijding is hoe moeilijk rouw dan wordt. In gezinnen waar moeilijke gevoelens geen naam mogen krijgen, blijft verdriet verweesd achter. Rouw vraagt immers om taal – om woorden voor wat niet meer is, om uitdrukking voor wat niet gezegd werd, om ruimte voor het onoplosbare. Maar als je in je jeugd nooit hebt geleerd dat pijn er mag zijn, ontbreekt die innerlijke gereedschapskist op het moment dat verlies zich aandient.
In plaats van verdriet te doorvoelen, grijpen mensen dan naar wat wél bekend is: dankbaarheid, mooie herinneringen, lichtpuntjes. Er wordt gekoesterd wat goed was, maar zelden gehuild om wat niet meer is en nooit is geweest. De rouw wordt omzeild met een warme glimlach en een toost op het leven. En hoewel dat troostend kan lijken, raakt het de kern niet. Want rouw die geen bedding krijgt, blijft als onbewoond verdriet doorwerken in lichaam, psyche en relaties.
“Als je nooit hebt geleerd om te rouwen, kun je ook niet volledig liefhebben.”
Wat doet dit met kinderen?
Kinderen worden niet alleen gevormd door wat hen wordt aangedaan, maar ook door wat uitblijft. In gezinnen waar conflicten worden vermeden en emoties subtiel worden weggeduwd, groeit het kind op in een emotionele leegte die nauwelijks zichtbaar is. Er is misschien genoeg structuur, liefdevolle gebaren, en zelfs een gevoel van veiligheid – maar wat ontbreekt is de ruimte voor het volle palet van menselijke expressie. Er mag gelachen worden, maar liever niet gehuild. Er mag verteld worden, maar niet gezeurd. Er mag bestaan worden, zolang het maar niet te veel is.
De emotionele ontwikkeling van een kind is gebaat bij spiegelen: het proces waarbij een ouder of verzorger het innerlijke gevoel van het kind erkent en benoemt. Een boze peuter die hoort: “Je bent boos omdat je iets niet mag – dat is moeilijk, hè?” leert dat zijn emotie niet alleen legitiem is, maar ook gedeeld kan worden. Daarbinnen ontwikkelt zich het vermogen tot zelfregulatie, empathie en innerlijke integriteit. Maar in een vermijdend-harmonieuze context vindt dat spiegelen nauwelijks plaats. In plaats daarvan leert het kind: “Als ik verdrietig ben, word ik genegeerd. Als ik boos ben, word ik lastig. Als ik blij ben, krijg ik aandacht.”
Zo ontstaat er een fundamenteel conflict tussen het innerlijke gevoel en de externe respons. Het kind leert zich aan te passen aan wat sociaal gewenst is, zelfs als dat betekent dat het een deel van zichzelf moet onderdrukken. De Britse psychoanalyticus Donald Winnicott noemde dit het ontstaan van een false self: een ‘vals zelf’ dat gevormd is om de omgeving tevreden te houden, ten koste van het ware, spontane zelf. Dit Valse Zelf is vaak succesvol – sociaal vaardig, meegaand, loyaal – maar lijdt in stilte aan een gevoel van innerlijke leegte of onechtheid.
“Ze was altijd zo’n makkelijk kind,” wordt er dan later gezegd. Maar niemand vraagt zich af: makkelijk voor wie?
Essentiële ontwikkelingsmomenten worden in zulke gezinnen overgeslagen of afgevlakt. Het kind leert niet omgaan met frustratie, omdat er geen gezonde botsing mag ontstaan. Het leert geen grenzen kennen, omdat ‘nee’ geven al snel als kil of ongezellig wordt ervaren. En het leert niet omgaan met conflict, omdat het nooit wordt geoefend. Zo komt het dat sommige volwassenen pas in hun dertiger of veertiger jaren voor het eerst écht moeten leren ruziemaken – of liever gezegd: aanwezig blijven in een conflict zonder zichzelf of de ander te verliezen.
Deze ontwikkeling stopt niet bij het kind. In feite is het vaak een voortzetting van een patroon dat al generaties meegaat. Een moeder die vroeger zelf niet mocht huilen, weet niet hoe ze haar kind moet troosten zonder haar eigen ongemak te projecteren. Een vader die is opgegroeid in een gezin waar alles weggelachen werd, maakt van elk probleem een grap. Zo zet zich een generatie-overdraagbaar script voort waarin emoties worden gezien als risico’s, en harmonie als hoogste goed.
“Kinderen uit vermijdend-harmonieuze gezinnen leren dat ‘alles goed houden’ belangrijker is dan echt zijn.”
En omdat dit script vaak wordt doorgegeven zonder openlijk trauma of duidelijke misstanden, blijft het lang onder de radar. Pas later – in intieme relaties, in de opvoeding van eigen kinderen, of in de confrontatie met verlies – begint de scheur in het fundament voelbaar te worden. Dan blijkt dat er iets ontbreekt, iets wat nooit expliciet is afgenomen, maar ook nooit expliciet is aangereikt: de toestemming om volledig mens te zijn, met alles wat daarbij hoort.
De prijs van onderdrukking
Wanneer we spreken over vermijding, denken we vaak in psychologische termen: gedrag, hechting, communicatie. Maar wat zelden wordt belicht, is dat langdurige emotionele onderdrukking ook diep verankerd raakt in ons zenuwstelsel. Het lichaam ‘onthoudt’ wat de geest probeert te vergeten. In gezinnen waar conflicten worden gemeden en emoties onderdrukt, raakt het lichaam structureel afgestemd op het vermijden van gevaar – ook als dat gevaar nergens concreet zichtbaar is.
Het brein: stressbewaking in drie lagen
Ons brein is evolutionair gezien gebouwd op overleven, niet op gezelligheid. Emoties spelen hierin een sleutelrol. De amygdala – onderdeel van het limbisch systeem – scant voortdurend de omgeving op signalen van dreiging. Zodra iets als onveilig wordt geïnterpreteerd (bijvoorbeeld afwijzing, spanning of stilte na een kwetsbare uitspraak), activeert het brein het autonome zenuwstelsel: vechten, vluchten of bevriezen.
In een veilig gezinssysteem kan de prefrontale cortex – het rationele, regulerende deel van het brein – deze reacties bijsturen. Maar in een systeem waar emotionele uitdrukking structureel wordt ontmoedigd, blijft het alarmsysteem actief. Boosheid mag er niet zijn? Dan is dat boosheidssignaal onveilig. Verdriet wordt weggewuifd? Dan is het uiten ervan een risico. Het gevolg: het lichaam leert om alles wat te intens is te dempen, en kiest vaak voor een chronische freeze-respons: ogenschijnlijke kalmte, innerlijke spanning.
“Wie te lang stil is gebleven, vergeet hoe het klinkt om zichzelf te horen.”
Chronische sociale stress: het onzichtbare gevaar
Deze toestand van voortdurende, onderhuidse alertheid wordt ook wel chronische sociale stress genoemd. Het is geen acute paniek, maar een continue staat van onderdrukte spanning. De cortisolniveaus – het stresshormoon – blijven verhoogd. Dit leidt niet alleen tot lichamelijke klachten (zoals slaapproblemen, spijsverteringsstoornissen, vermoeidheid), maar ook tot hypervigilantie: een verhoogde gevoeligheid voor subtiele signalen van verstoring. In vermijdend-harmonieuze gezinnen herken je dit aan de spanning die ontstaat zodra iemand iets zegt wat “de sfeer kan verpesten”.
En wanneer spanning nergens heen kan, zoekt het lichaam naar alternatieven.
Dopamine als schijnverbinding
Mensen in zulke systemen zoeken vaak – meestal onbewust – naar middelen of gedragingen die de binnenwereld verzachten. Alcohol, comfort food, schermtijd, eindeloos werken of sporten: allemaal verhogen ze kortdurend dopamine of endorfines, de stofjes die ons kalmeren of een gevoel van beloning geven. Ze vervangen daarmee wat in de vroege relatievorming onvoldoende aanwezig was: echte emotionele regulatie via verbinding.
Verslaving is in die zin zelden een teken van zwakte, maar eerder een signaal van een systeem dat nooit geleerd heeft hoe je spanning reguleert met een ander. In plaats van te zeggen: “Ik voel me alleen,” wordt er nog een glas wijn ingeschonken. In plaats van te huilen, wordt er doorgewerkt. Het systeem blijft intact – ten koste van het lichaam.
“De hersenen maken geen onderscheid tussen fysieke en emotionele isolatie – beide worden als bedreigend ervaren.”
En dus reageert het lichaam op emotionele verwaarlozing alsof het in de kou staat: met spanning, met terugtrekking, met verstarring. Wat eruitziet als rust, is vaak niets anders dan bevroren energie.
De prijs van deze onderdrukking is hoog. Niet omdat er ooit iets traumatisch is gebeurd, maar omdat het wezenlijke stelselmatig werd gemist. En zoals we in het volgende filosofische perspectief zullen zien, raakt dit niet alleen onze biologie – maar ook onze existentiële integriteit. Want een lichaam dat zichzelf voortdurend moet dempen, leeft niet volledig. Het overleeft.
De suggestie van harmonie
De menselijke samenleving is gebouwd op een delicate balans tussen orde en vrijheid, tussen individu en gemeenschap. Dit spanningsveld werd al in de filosofie van de Verlichting scherp gesteld. Denkers als Jean-Jacques Rousseau, Hannah Arendt en Erich Fromm hebben ons geleerd dat het samenleven een sociaal contract vereist – een impliciete afspraak over gedragsregels, normen en verwachtingen. Maar wat gebeurt er als dit contract zó sterk gericht is op het voorkomen van conflict dat het Ware Zelf zich niet kan ontvouwen?
Sociaal contract versus authenticiteit
Rousseau zag de mens als van nature goed, maar gecorrumpeerd door de maatschappij. Toch gaf hij ook aan dat samenleven vraagt om onderlinge afspraken, zelfs als die onze vrijheid beperken. Arendt voegde hieraan toe dat politiek handelen en vrijheid pas echt betekenis krijgen door pluraliteit en het vermogen tot verschil en conflict. Fromm benadrukte de spanning tussen het conformeren aan de maatschappij en het verlangen naar authenticiteit.
Het sociale contract dat harmonie boven alles stelt, berust op een suggestie: de gedachte dat vrede en geluk haalbaar zijn zonder spanning, zonder botsing, zonder strijd. Maar dit is een suggestie. Vrijheid – het recht en de mogelijkheid om te zijn wie je werkelijk bent – kan niet zonder conflict bestaan. Juist het uitspreken van verschil, het toelaten van ongemak, opent de deur naar échte verbondenheid.
Echte verbinding als relationele echtheid
Hoe ziet ‘echtheid’ eruit in relaties? De Joodse filosoof Emmanuel Levinas stelt dat het ‘Ik’ zichzelf vindt in de verantwoordelijkheid voor de ‘Ander’. Martin Buber onderscheidt de ‘Ik-het’ relatie – instrumenteel en objectiverend – van de ‘Ik-Jij’ relatie, waarin echte ontmoeting plaatsvindt. Echtheid is dus geen statisch gegeven, maar een dynamisch proces waarin we ons durven tonen, inclusief onze kwetsbaarheden en conflicten.
In een vermijdend-harmonieuze context wordt deze echtheid vaak gesmoord. De schijn van eenheid – het ‘wij’ dat geen weerstand toelaat – lijkt comfortabel, maar is in werkelijkheid oppervlakkig. Het ontkent de diversiteit aan stemmen binnen het systeem, en ontneemt de ruimte voor het onafgemaakte, het onvolmaakte.
De ethiek van ongemak
Hier ligt een ethische oproep: omarm het ongemak. Filosofen zoals Simone Weil en Gabriel Marcel hebben de waarde van lijden en onvolkomenheid als voorwaarde voor groei onderstreept. Het is het ongemak – het innerlijke en relationele conflict – dat ons dwingt tot reflectie, tot het herijken van onze waarden, tot diepere verbinding.
Echte harmonie vraagt dus niet om het uitwissen van spanningen, maar om de moed ze te doorbreken en te erkennen.
“Echte verbinding vraagt moed om de suggestie van eenheid te doorbreken.”
Deze filosofische laag legt daarmee een fundamenteel spanningsveld bloot: de sociale wens tot harmonie botst met het menselijke verlangen naar vrijheid en authenticiteit. En deze spanning vormt de voedingsbodem voor de spirituele zoektocht.
De confrontatie met pijn binnen de harmonie
Tussen het filosofische besef van authenticiteit en het spirituele verlangen naar heelheid staat een bijzondere spanning: de rol van religie. Religieuze tradities, vooral in hun klassieke vorm, kenmerken zich door het expliciet benoemen van zonde, tekortkomingen en innerlijke strijd. Waar de vermijdend-harmonieuze dynamiek zich richt op het behouden van een façade van vrede en gezelligheid, dwingt religie juist tot het onder ogen zien van het ongemak en de pijn die schuilgaan achter die façade.
Voor mensen die harmonie hooghouden door vermijding, voelt religie vaak als een bedreiging — niet alleen omdat het pijn benoemt, maar ook omdat het hen als ‘gemankeerd’ of ‘gebroken’ zou kunnen bestempelen. De vermijdend-harmonieuze mens vermijdt die etikettering en de bijbehorende kwetsbaarheid. Religie wordt daardoor makkelijk weggezet als iets voor mensen die “wat mankeren” in het leven, terwijl juist de vermijdend-harmonieuze zichzelf als ‘normaal’ en ‘helemaal in orde’ ervaart.
Deze ontkenning versterkt het patroon van vermijding: er wordt geen ruimte gemaakt voor het erkennen van diepere innerlijke strijd. Toch ligt hier ook een paradox: juist door die confronterende kracht kan religie een diepere heling bieden. Het breekt de stilte, ontmantelt de suggestie van perfecte eenheid, en opent zo een weg naar authentieke verbinding en innerlijke transformatie.
In dat licht is religie niet alleen een obstakel, maar juist ook een mogelijke katalysator voor het loslaten van vermijding.
De uitnodiging tot innerlijke waarheid
In een vermijdend-harmonieuze dynamiek leeft vaak een diepgewortelde suggestie: de suggestie van heelheid zonder breuk. De sfeer van ‘gezelligheid’ en oppervlakkige harmonie creëert het gevoel dat alles onder controle is, dat er geen donkere kanten zijn die aandacht behoeven. Dit geeft een vals gevoel van veiligheid en heelheid. Maar deze heelheid is een façade, een zorgvuldig geconstrueerde schijn die de complexiteit van het innerlijke leven verhult.
De uitnodiging van ware spiritualiteit is juist het tegenovergestelde: het vraagt om het onder ogen zien van het gebroken, het ongemakkelijke en het duistere. Dit kan buitengewoon beangstigend zijn. Want het betekent het doorbreken van de veilige suggestie waarin men zich verschuilt. Het betekent dat we niet langer kunnen vluchten in ‘licht’ en ‘vrede’ zonder de schaduw toe te laten — de gevoelens van pijn, angst, boosheid en verdriet die we diep van binnen vaak het liefst vermijden.
De schaduw als onvermijdelijk deel van heelheid
Carl Gustav Jung benadrukte dat onze ‘schaduw’, het ontkende deel van het zelf, niet te negeren valt. Wat we verdringen, komt vaak terug in verstilde vormen of in destructieve patronen. De ziel verlangt niet naar rust in de zin van afwezigheid van conflict, maar naar heelheid: een integratie waarin ook de schaduw erkend en verwelkomd wordt als onderdeel van ons wezen.
Spirituele bypassing: de valkuil van ontwijking binnen spiritualiteit
Hier schuilt een belangrijke valkuil: spirituele praktijken kunnen ook worden ingezet om het ongemak te ontlopen — een fenomeen dat bekendstaat als ‘spirituele bypassing’. Meditatie, mindfulness, affirmaties of het najagen van ‘positiviteit’ kunnen dan worden ingezet om emoties snel ‘los te laten’ voordat ze werkelijk gevoeld en verwerkt zijn. Dit sluit ongemerkt weer aan bij het vermijdingspatroon van harmonie die niets wil zien wat afbreuk doet aan het mooie plaatje.
Van ‘licht houden’ naar ‘alles voelen’
De ware spirituele uitnodiging gaat verder: het vraagt moed om niet alleen het licht, maar ook het donker toe te laten. Het vraagt om aanwezig te zijn bij alles wat er is — de vreugde én de pijn, de kracht én de kwetsbaarheid. Pas door deze diepe aanwezigheid ontstaat een echte innerlijke heelheid, een verbinding met onszelf en de ander die verder gaat dan een oppervlakkige harmonie.
“Ware spiritualiteit omarmt het gebrokene, niet alleen het verlichte.”
De moed om niet gezellig te zijn
Wat als we onze ideeën over harmonie en gezelligheid durven te herzien? Wat als we niet langer streven naar een onwrikbare façade van vrede, maar ruimte maken voor echte, soms ongemakkelijke verbinding?
Gezelligheid, zoals we die vaak nastreven, is waardevol, maar niet als het de norm wordt die alle spanning en diepgang uitsluit. Echte harmonie ontstaat juist uit de moed om het ongemak te doorleven, het conflict te omarmen en de kwetsbaarheid te delen. Pas dan ontstaat een vruchtbare bodem voor groei — zowel individueel als relationeel.
In gezinnen, relaties en gemeenschappen vraagt dit om een cultuur waarin ruimte is voor boosheid, verdriet, verschil en rouw. Waar harmonie niet gelijkstaat aan het vermijden van emoties, maar aan het samen dragen van wat er is.
Dit vraagt moed. De moed om soms niet gezellig te zijn, om het ongemak te verdragen in plaats van het weg te lachen. De moed om authentiek te zijn, ook als dat betekent dat de sfeer tijdelijk kan verslechteren.
Een uitnodiging tot reflectie voor jou als lezer:
– In welk domein van jouw leven vermijd je spanning of ongemak onder het mom van ‘de sfeer goed houden’?
– Welke kleine stap kun je zetten om meer ruimte te maken voor echtheid, ook als dat minder gezellig voelt?
Misschien ligt daar niet alleen het geheim van duurzame verbinding, maar ook van innerlijke vrijheid en heelheid.
Casus – Alles goed houden
Petra is 54. Ze is moeder, partner, dochter, collega, mantelzorger. In haar woorden: “een regelaar.” Alles loopt via haar, en dat vindt ze ergens ook prettig. “Dan weet ik tenminste dat het goedkomt.” Maar goed, het komt zelden écht goed — er is altijd wel iemand die niet lekker in z’n vel zit, of een verjaardag waar spanning in hangt, of een familiediner waarin ze preventief de scherpe randjes afveilt.
Ze noemt zichzelf “iemand die van gezelligheid houdt.” Geen ruzies, geen gedoe. Alleen begint haar lichaam inmiddels te protesteren. De hartklachten begonnen op zondagavond. Eerst een vage druk op haar borst, later een paniekerige kortademigheid die midden in de nacht opkomt. De huisarts spreekt van stressgerelateerde symptomen. Geen directe schade aan het hart, maar wel “een waarschuwing”.
Ze drinkt tegenwoordig ’s avonds standaard twee glazen wijn. “Anders word ik gek,” zegt ze met een glimlach die groter is dan haar ogen toelaten. Soms drie glazen, als het een ‘zware dag’ is. Dat zijn er veel de laatste tijd.
Wat Petra nauwelijks durft te denken — laat staan uit te spreken — is hoe eenzaam het voelt om altijd de sfeer te moeten bewaken. Ze voelt zich verantwoordelijk voor de harmonie, maar ervaart die niet zelf. Sterker nog: ze begint zich langzaam af te vragen of die harmonie ooit echt heeft bestaan, of dat zij hem al die tijd krampachtig overeind heeft gehouden.
Het scharniermoment
Wat ze zelf pas merkt als ze in de spreekkamer zit bij de arts, is dat ze al die tijd nooit écht heeft gepraat over wat haar benauwt. Ze komt voor een herhaalrecept, maar raakt ineens van haar stuk. De arts vraagt hoe het écht gaat. Petra begint te vertellen. Over de eenzaamheid, over het gevoel verantwoordelijk te zijn voor ieders welzijn, over het constante aanpassen en inslikken. En dan gebeurt er iets onverwachts: ze breekt.
Maar in die breuk valt er iets van haar af. Niet meteen, niet in één keer, maar iets schuift. Voor het eerst benoemt ze het harde werk achter de ogenschijnlijke harmonie. Ze hoort zichzelf zeggen: “Ik houd alles goed, maar ik ben het zélf niet.”
In de weken die volgen merkt ze dat de hartklachten minder worden. Niet omdat het leven rustiger is, maar omdat ze zichzelf niet meer voortdurend onder druk zet om de sfeer te bewaken. Ze begint grenzen te stellen. Laat stiltes vallen waar ze eerder grapjes maakte. Durft het ongemak te laten bestaan. Niet als aanklacht, maar als uitnodiging tot iets anders dan schijnvrede: werkelijke vrede.
“Ik dacht dat harmonie was: geen conflict. Nu weet ik dat harmonie begint bij mijzelf – als ik ophoud met vechten tegen wat ik voel.”
Lees ook de andere vijf artikelen in de serie: Het stille contract van het ideale gezin.